Uitspraak
1.[naam 1] ,
2.
[naam 2],
1.De procedure
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie;
- het bericht van 12 maart 2025 met productie(s) van [naam 2] ;
- het bericht van 13 maart 2025 met productie(s) van [naam 2] ;
- de conclusie van antwoord in reconventie tevens houdende vermeerdering van eis in conventie;
- de mondelinge behandeling van 24 maart 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
2.De feiten
Meneer [naam 3] is op [datum] 2022 overleden. U, de partner van geeft aan dat u 17 jaar een relatie met elkaar had. U woonde ongeveer 9 jaar samen. U vraagt of u (tijdelijk) in de woning mag blijven wonen.
3.Het geschil
Primair:voor recht verklaart dat de huurovereenkomst tussen Haag Wonen en wijlen [naam 3] op grond van artikel 7:268 lid 6 BW van rechtswege is geëindigd per 31 december 2022,
4.De beoordeling
ten tijdevan het overlijden van de huurder medehuurder was. Om als medehuurder te kwalificeren gelden de wettelijke vereisten uit artikelen 7:266 BW en 7:267 BW. Het gaat kort gezegd om de echtgenoot dan wel geregistreerd partner van de huurder (7:266 BW) of om de duurzaam met de huurder samenwonende persoon die gezamenlijk met de huurder een verzoek tot medehuurder bij de verhuurder heeft ingediend, welk verzoek door de verhuurder is geaccepteerd, al dan niet na een gerechtelijke uitspraak (7:267 BW).
nahet overlijden van wijlen [naam 3] . Van een verzoek van
vóórhet overlijden van wijlen [naam 3] is dus in elk geval niet gebleken, waardoor van medehuur op grond van artikel 7:267 BW in ieder geval geen sprake is.