ECLI:NL:RBDHA:2025:9338

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
27 mei 2025
Zaaknummer
NL24.49091
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Keniaanse eiser met betwiste identiteit en nationaliteit

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 27 mei 2025, wordt het beroep van een Keniaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag behandeld. De eiser, geboren op [geboortedatum], heeft op 18 november 2024 een verblijfsvergunning asiel aangevraagd, maar zijn aanvraag werd op 5 december 2024 door de Minister van Asiel en Migratie afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank past een burgerlus toe, wat inhoudt dat de eiser de kans krijgt om aan te tonen dat zijn Keniaanse paspoort frauduleus is verkregen. Tijdens de zitting op 18 februari 2025 is het onderzoek geschorst om de eiser in de gelegenheid te stellen zijn inspanningsverplichting na te komen. De rechtbank heeft op 7 mei 2025 het onderzoek voortgezet, waarbij de eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de eiser niet voldoende aan zijn inspanningsverplichting heeft voldaan, maar biedt hem de kans om dit alsnog te doen. Uiteindelijk oordeelt de rechtbank dat de minister een nieuw besluit moet nemen binnen 12 weken, omdat de eiser in deze beroepsprocedure een oprechte inspanning heeft geleverd om zijn identiteit te onderbouwen, maar nog geen uitsluitsel heeft gekregen van de Keniaanse autoriteiten. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en verklaart het beroep gegrond.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.49091

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Keniaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. M.R. Verdoner),
en

de Minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. R.R. de Groot ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag (bestreden besluit). De rechtbank past een burgerlus toe, verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit.

Procesverloop

2. Eiser heeft op 18 november 2024 om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd gevraagd. De minister heeft met het bestreden besluit van 5 december 2024 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, onder c, Vw [1] . Daarbij heeft de minister bepaald dat eiser onmiddellijk moet vertrekken naar Kenia en aan hem een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar. Op 26 januari 2025 is een aanvullend terugkeerbesluit genomen waarin is bepaald dat eiser ook dient terug te keren naar Senegal.
2.1.
De rechtbank heeft het beroep op 18 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, bijgestaan door een tolk, zijn gemachtigde en mr. J. Kaikai als gemachtigde van de minister.
2.2.
Tijdens de zitting van 18 februari 2025 heeft de rechtbank het onderzoek ter zitting geschorst en een burgerlus toegepast. Aan eiser is de mogelijkheid gegeven om alsnog aan de op hem rustende inspanningsverplichting te voldoen en aannemelijk te maken dat het Keniaanse paspoort frauduleus is verkregen. Verder is de minister verzocht om de uitkomst van het onderzoek naar het door eiser overgelegde Somalisch paspoort over te leggen.
2.3.
Partijen hebben op 6, 24 en 31 maart, 10 april en 6 mei 2025 schriftelijke reacties ingediend.
2.4.
De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting op 7 mei 2025 voortgezet. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, bijgestaan door een tolk, zijn gemachtigde en de gemachtigde van de minister. De rechtbank heeft het onderzoek op deze zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

Eisers asielaanvraag en het bestreden besluit
3. Vast staat dat eiser op 17 november 2024 Nederland is ingereisd met een echt bevonden Keniaanse paspoort op naam van [naam] , met geboortedatum [geboortedatum] en geboorteplaats Wajir South, Kenia.
4. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij de Somalische nationaliteit heeft en heeft ter onderbouwing daarvan een kopie van een Somalisch paspoort overgelegd. Hierop staat de naam [naam] , geboortedatum [geboortedatum] en geboorteplaats Mogadishu, Somalië. Ook heeft eiser een kopie van een geboorteakte overgelegd. Hierop staan de volgende gegevens: Dowladda Hoose EE Muqdisho Municipality of Mogadishu Warqadda Dhalashada birth certificate. Naam: [naam] , geboortedatum [geboortedatum] te Mogadishu. [2]
4.1.
De gehoren van eiser hebben plaatsgevonden met behulp van een Somalische tolk. Eiser heeft vanaf het begin van het aanmeldgehoor op 21 november 2024 gemeld dat de door de Kmar [3] genoteerde persoonsgegevens zoals vermeld in het Keniaanse paspoort, onjuist zijn. [4]
4.2.
Eiser heeft verder aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij Kenia heeft verlaten vanwege ondervonden problemen met de politie die verband houden met zijn illegaal verblijf in Kenia. Eiser zegt mishandeld te zijn door de politie en drie keer te zijn ontvoerd en steeds vrijgelaten te zijn na het betalen van losgeld. Eiser zegt ook te maken hebben gehad met discriminatie; hij werd uitgescholden en hem werd verteld dat hij in Kenia niet welkom was. Eiser geeft verder aan in Somalië nare gebeurtenissen te hebben meegemaakt; zijn moeder en vader zijn aldaar door Al Shabaab gedood.
5. In het bestreden besluit, en het daarin ingelaste voornemen, heeft de minister twee asielmotieven vastgesteld:
(1) Somalische identiteit, nationaliteit en herkomst;
(2) Problemen in Kenia.
5.1.
De minister heeft beide asielmotieven ongeloofwaardig geacht.
5.2.
Ten aanzien van het eerste asielmotief (identiteit, nationaliteit en herkomst) stelt de minister zich op het standpunt dat eiser een echt bevonden Keniaans paspoort heeft overgelegd, niet aannemelijk heeft gemaakt dat het Keniaanse paspoort op frauduleuze wijze is verkregen en eiser zijn gestelde Somalische identiteit, nationaliteit en herkomst niet heeft onderbouwd met objectieve documenten. Hoewel eiser kopieën van een geboorteakte en een Somalisch paspoort heeft overgelegd, bevatten deze kopieën andere, met het Keniaanse paspoort vergeleken, tegenstrijdige persoonsgegevens en doet dit volgens de minister om die reden afbreuk aan de geloofwaardigheid. De minister heeft verder geen aanleiding gezien om het onderzoek naar de kopie van het Somalisch paspoort af te wachten; zelfs in het geval het Somalisch paspoort echt bevonden wordt, doet dat volgens de minister niet af aan het door eiser onvoldoende weerlegd hebben van de Keniaanse nationaliteit.
5.3.
Ten aanzien van het tweede asielmotief (de problemen in Kenia) stelt de minister zich op het standpunt dat eisers verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. Volgens de minister heeft eiser ongeloofwaardig en ongerijmd verklaard over zijn gestelde problemen in Kenia.
5.4.
De minister komt tot de conclusie dat er geen sprake is van vrees voor vervolging dan wel dat eiser bij terugkeer naar Kenia een reëel risico op ernstige schade loopt. De minister heeft de asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat eiser de minister heeft misleid door het verstrekken van valse informatie over zijn nationaliteit. Voorts heeft de minister aan eiser een terugkeerbesluit uitgevaardigd, inhoudende dat eiser onmiddellijk Nederland dient te verlaten en terug moet keren naar Kenia of Senegal. Ook is een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
Beoordeling rechtbank
6. De rechtbank wijst eerst op de uitspraak van de Afdeling [5] van 14 maart 2024 [6] . Hierin gaat de Afdeling in op het toetsingskader en de bewijslastverdeling in zaken waarin een asielzoeker Nederland is ingereisd met een echt bevonden paspoort, maar daarvan later aangeeft dat dit op frauduleuze wijze is verkregen. Het ligt dan op de weg van de asielzoeker om dit aannemelijk te maken. Van de asielzoeker mag dan worden verwacht dat hij contact opneemt met de diplomatieke vertegenwoordiging van het land dat het paspoort heeft afgegeven en dat hij de wijze waarop hij dat contact heeft gelegd en de reactie van de autoriteiten zoveel mogelijk schriftelijk vastlegt. Ook mag worden verwacht dat de asielzoeker contact zoekt in een voor het land dat het paspoort heeft afgegeven gangbare taal, de door de betreffende autoriteiten voorgeschreven procedures volgt, de gevraagde informatie verstrekt en zo nodig rappelleert. Als de asielzoeker op deze wijze een oprechte inspanning heeft geleverd om een verklaring te krijgen van de autoriteiten over de verkrijging van zijn paspoort en/of zijn nationaliteit (inspanningsverplichting), maar daar desondanks niet in is geslaagd, is het gelet op de samenwerkingsplicht vervolgens aan de minister om die autoriteiten te benaderen.
7. De rechtbank is van oordeel dat eiser in de besluitvormingsprocedure niet voldoende aan de op hem rustende inspanningsverplichting heeft voldaan. Desondanks heeft de rechtbank eiser hangende deze beroepsprocedure alsnog in de gelegenheid gesteld om hieraan te voldoen. De rechtbank heeft daartoe besloten vanwege de volgende specifieke feiten en omstandigheden in deze zaak: Eiser heeft al aan het begin van het aanmeldgehoor aangegeven dat de persoonsgegevens in het Keniaanse paspoort niet hem betreffen, is met behulp van een Somalische tolk gehoord, heeft een kopie van een Somalisch paspoort overgelegd waarover ten tijde van het bestreden besluit nog geen uitsluitsel bestond als ook een kopie van de onder 4 weergegeven geboorteakte overgelegd.
7.1.
De gemachtigde van eiser heeft vervolgens contact gelegd met de Keniaanse ambassade in Den Haag. De Keniaanse ambassade heeft op 4 maart 2025 de gemachtigde van eiser het volgende bericht: “
Thanks a lot for your email. We received this Passport copy and the same has been forwarded to the relevant authorities in Kenya for verification of authenticity. It is not clear how long the process will take and since the responsibility is with another agency, the Mission is not able to give a deadline as to when feedback will be received.”
7.2.
Eisers gemachtigde heeft daarna meerdere malen gerappelleerd. Op 24 maart 2025 heeft de Keniaanse ambassade de gemachtigde van eiser het volgende bericht: “k
indly note that we have not received any feedback from Nairobi on this matter. We will keep you updated in case of any further developments.” Op het laatste rappel van 6 mei 2025 is geen reactie van de Keniaanse ambassade gekomen.
8. De minister heeft op 31 maart 2025 bericht dat Bureau Documenten het door eiser overgelegde Somalisch paspoort heeft onderzocht. Op het onderdeel echtheid is positief geconcludeerd; over het onderdeel opmaak en afgifte kan geen uitspraak worden gedaan, ook niet over het onderdeel inhoud. Verder heeft de minister zijn standpunt gehandhaafd dat eiser een verklaring dient te krijgen van de Keniaanse autoriteiten over de verkrijging van zijn echt bevonden Keniaans paspoort of nationaliteit.
9. Op de zitting van 7 mei 2025 heeft de rechtbank partijen de vraag voorgelegd of zij wensen dat de rechtbank het onderzoek ter zitting nogmaals schorst in afwachting van het onderzoek van de Keniaanse autoriteiten. Beide partijen hebben de rechtbank verzocht om uitspraak te doen. De gemachtigde van de minister heeft daarbij desgevraagd aangegeven dat indien deze zaak zich in de besluitvormingsfase zou bevinden, de minister de informatie uit Nairobi zou afwachten.
10. De rechtbank is van oordeel dat eiser op dit moment wel aan zijn inspanningsverplichting heeft voldaan. Eiser heeft in deze beroepsprocedure een oprechte inspanning geleverd om een verklaring te krijgen van de autoriteiten over de verkrijging van zijn paspoort en/of zijn nationaliteit, maar heeft daarop nog geen uitsluitsel van de Keniaanse autoriteiten verkregen. Evenmin is duidelijk hoe lang dit onderzoek nog zal duren. Onder deze omstandigheden is het gelet op de samenwerkingsplicht aan de minister om de Keniaanse autoriteiten te benaderen. De rechtbank ziet hiervoor te meer reden, nu gedurende deze beroepsprocedure is komen vast te staan dat het door eiser overgelegde Somalische paspoort echt bevonden is.

Conclusie

11. Gezien al het voorgaande, de omstandigheid dat geen termijn bekend is waarbinnen de Keniaanse autoriteiten hun onderzoek zullen hebben afgerond en partijen de rechtbank hebben verzocht om uitspraak te doen, zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit enkel vernietigen.
11.1.
De rechtbank benadrukt dat gezien de samenwerkingsplicht en in verband met de voortvarendheid van de besluitvormingsprocedure, het aan de minister is om op korte termijn nader onderzoek te verrichten en zelf de Keniaanse autoriteiten te benaderen.
11.2.
Nu onduidelijk is of en wanneer het onderzoek door de Keniaanse autoriteiten zal worden afgerond, zal de rechtbank een ruimere beslistermijn hanteren. De rechtbank zal bepalen dat de minister een nieuw besluit op de aanvraag van eiser neemt binnen 12 weken weken.
11.3.
In de omstandigheid dat eiser pas in deze beroepsprocedure en na toepassing van de burgerlus heeft voldaan aan de op hem rustende inspanningsverplichting, ziet de rechtbank aanleiding om de minister niet te veroordelen in de proceskosten van eiser.
11.4.
Hoewel de rechtbank op grond van artikel 8:74, eerste lid, gehouden is om bij een gegrond beroep het griffierecht te laten vergoeden door het bestuursorgaan, bestaat daar in deze zaak geen aanleiding voor, omdat er geen griffierecht is betaald.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de minister een nieuw besluit op de aanvraag van eiser neemt binnen 12 weken na bekendmaking van deze uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van mr. F. Aissa, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak bekend is gemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Zie gedingstuk 16.
3.Koninklijke Marechaussee.
4.Zie vanaf bld. 4 aanmeldgehoor.
5.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.