ECLI:NL:RBDHA:2025:9345

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 mei 2025
Publicatiedatum
27 mei 2025
Zaaknummer
C/09/684099/KG RK 25/560
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen de kantonrechter in een civiele procedure

Op 26 mei 2025 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag het wrakingsverzoek van verzoeker afgewezen. Verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. P. Obbeek, had de wraking aangevraagd van kantonrechter mr. M.H.J. Doornink, naar aanleiding van een voorlopig oordeel dat deze had gegeven in een civiele procedure. Verzoeker vreesde dat de kantonrechter partijdig was, omdat hij een voorlopig oordeel had gegeven dat volgens verzoeker onvoldoende onderbouwd was en niet alle argumenten had meegenomen. De wrakingskamer oordeelde echter dat de argumenten van verzoeker betrekking hadden op de inhoud van het oordeel van de kantonrechter en dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor partijdigheid. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat er bijzondere omstandigheden nodig zijn om aan te nemen dat deze onpartijdigheid in gevaar is. Aangezien er geen dergelijke omstandigheden waren vastgesteld, werd het verzoek tot wraking afgewezen. De procedure in de hoofdzaak kan voortgezet worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2025/24
zaak- /rekestnummer: C/09/684099/ KG RK 25/560
Beslissing van 26 mei 2025
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
domicilie kiezende te [plaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
advocaat mr. P. Obbeek te Delft,
strekkende tot de wraking van
mr. M.H.J. Doornink,
kantonrechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de kantonrechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van 17 april 2025 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld;
- de schriftelijke reactie van de kantonrechter van 1 mei 2025.
1.2.
Op 12 mei 2025 is het verzoek tot wraking ter zitting behandeld. Hierbij zijn verschenen:
- verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat mr. P. Obbeek;
- de kantonrechter;
- de wederpartij in de hoofdzaak, met [naam 1] en [naam 2] , als toehoorders.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de kantonrechter in de zaak met nummer 11444082 \ RL EXPL 24-23626 tussen enerzijds verzoeker en TDSL Nederland B.V. (hierna: TDSL) en anderzijds [naam 3] . In die zaak heeft op 17 april 2025 een mondelinge behandeling plaatsgevonden.
2.2.
Verzoeker heeft blijkens het proces-verbaal van 17 april 2025, zoals toegelicht bij de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek, samengevat het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. De kantonrechter heeft aan het einde van de zitting een voorlopig oordeel gegeven aan partijen om duidelijkheid te geven over hun posities. De kantonrechter heeft toen onder andere gezegd dat hij ten aanzien van de reconventionele vordering van verzoeker onvoldoende onderbouwd acht dat de geheimhoudingsclausule is geschonden, omdat niet kan worden vastgesteld dat er informatie is gedeeld met derden. Bij verzoeker is door die uitspraak de vrees ontstaan dat de kantonrechter partijdig is over de geheimhoudingsclausule. Verzoeker is van mening dat uit de door de wederpartij in de hoofdzaak overgelegde bescheiden immers (onder meer) blijkt dat de wederpartij veel gegevens van TDSL heeft meegenomen en ook dat het mailadres [e-mailadres] niet van [naam 3] is, maar van TDSL. Mr. Obbeek vult daarop aan dat het voorlopig oordeel van de kantonrechter over de datadiefstal in zijn ogen onvoldoende kritisch is en dat daarbij onvoldoende is ingegaan op alle argumenten van verzoeker.
2.3.
De kantonrechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
De wrakingskamer stelt vast dat in het proces-verbaal is vermeld dat de kantonrechter een voorlopig oordeel heeft gegeven. De argumenten die door verzoeker zijn aangevoerd zien in feite op de (kwaliteit van de) inhoud van dit voorlopig oordeel. De wrakingskamer komt echter geen oordeel toe over de juistheid van een rechterlijk oordeel, of dit nu een voorlopig oordeel of eindoordeel is. Nadat de kantonrechter bij vonnis een (eind)oordeel heeft gegeven, kan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak de juistheid van dat (eind)oordeel beoordelen. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing dan wel het voorlopig oordeel in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten - bijvoorbeeld door de in de motivering gebruikte bewoordingen - niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven (HR 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413). Uit het proces-verbaal van 17 april 2025 blijkt echter niet van omstandigheden of bewoordingen die tot de conclusie zouden moeten leiden dat deze uitzonderingssituatie zich hier voor doet.
3.3.
Gelet op het voorgaande wordt het wrakingsverzoek afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker p/a zijn advocaat mr. P. Obbeek;
• de wederpartij in de hoofdzaak;
• de kantonrechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.M.A. Keulen, M. Nijenhuis en A.M. Boogers, in tegenwoordigheid van de griffier A.E. van Gent en in het openbaar uitgesproken op 26 mei 2025.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.