ECLI:NL:RBDHA:2025:9359
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening tegen feitelijke uitzetting naar Polen
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 13 mei 2025 uitspraak gedaan op het verzoek van een vreemdeling om een voorlopige voorziening te treffen tegen zijn feitelijke uitzetting naar Polen. De vreemdeling, die eerder een asielaanvraag had ingediend, was op 14 mei 2025 gepland voor uitzetting. Hij maakte bezwaar tegen deze uitzetting en verzocht de voorzieningenrechter om het verzoek te honoreren, zodat hij de uitkomst van zijn bezwaar in Nederland kon afwachten. De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat het bezwaar geen redelijke kans van slagen had. De voorzieningenrechter overwoog dat de belangenafweging in het nadeel van de vreemdeling uitviel, waarbij het algemeen belang van uitzetting van vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf zwaarder woog dan het belang van de vreemdeling om in Nederland te blijven. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die de rechtmatigheid van de uitzetting in twijfel trokken, en dat de vreemdeling niet had aangetoond dat hij zou worden geconfronteerd met onrechtmatige omstandigheden in Polen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open.