ECLI:NL:RBDHA:2025:9384

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
27 mei 2025
Zaaknummer
AWB - 24 _ 879
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanslag onroerende zaakbelasting en rioolheffing gebruiker

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 april 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. D.A.N. Bartels, en de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de aanslagen onroerende zaakbelasting en rioolheffing voor het belastingjaar 2021, die door verweerder op 30 september 2023 waren opgelegd. De aanslagen betroffen een onroerende zaakbelasting van € 473,46 en een rioolheffing van € 165,51, beide gerelateerd aan een praktijkruimte. Eiser had eerder bezwaar gemaakt tegen de WOZ-waarde van de praktijkruimte, die was vastgesteld op € 92.000 per 1 januari 2020, maar dit bezwaar was niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelde dat eiser in de beroepsprocedure geen inhoudelijke gronden had aangevoerd tegen de aanslagen, behalve de reeds onherroepelijk vastgestelde WOZ-waarde. Tijdens de zitting stelde de gemachtigde van eiser dat hij in 2021 geen gebruiker was van de praktijkruimte, maar deze stelling werd als tardief buiten beschouwing gelaten. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om vergoeding van immateriële schade af, omdat de redelijke termijn voor bezwaar en beroep niet was overschreden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 24/879

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 april 2025 in de zaak tussen

[eiser] , wonende te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels),
en

de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2021 een aanslag onroerende zaakbelasting gebruiker en rioolheffing gebruiker opgelegd (de aanslagen).
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 12 december 2023 de aanslagen gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 april 2025. Namens eiser is zijn gemachtigde verschenen. Namens verweerder is drs. [naam] verschenen.

Overwegingen

Feiten
1. Met dagtekening 30 september 2023 is aan eiser een aanslag onroerende zaakbelasting gebruiker voor het belastingjaar 2021 opgelegd ten bedrage van € 473,46. Op hetzelfde aanslagbiljet is een aanslag rioolheffing gebruiker opgenomen, eveneens met betrekking tot het belastingjaar 2021, ten bedrage van € 165,51. De aanslagen hebben betrekking op de praktijkruimte, gelegen aan de [adres] te [plaats] (de praktijkruimte).
2. Eiser heeft een bezwaarschrift ingediend tegen de onder 1 vermelde aanslagen. De daarin opgenomen gronden zijn allen gericht tegen de hoogte van de WOZ-waarde van de praktijkruimte.
3. De WOZ-waarde van de praktijkruimte, van € 92.000, is per waardepeildatum 1 januari 2020 voor het jaar 2021 vastgesteld bij beschikking van 25 februari 2021. Eiser heeft tegen deze beschikking bezwaar gemaakt, dat door verweerder niet-ontvankelijk is verklaard. Het beroep van eiser tegen deze uitspraak op bezwaar is door de rechtbank bij uitspraak van 4 april 2022 [1] ongegrond verklaard.

Geschil4. In geschil zijn de aanslagen.

Beoordeling van het geschil
5. Eiser heeft in bezwaar noch in de schriftelijk fase van de beroepsprocedure enig inhoudelijke grond tegen de onderhavige aanslagen aangevoerd, anders dan bezwaren tegen de WOZ-waarde die met de onder 3 genoemde uitspraak onherroepelijk was komen vast te staan.
6. Eerst ter zitting heeft de gemachtigde namens eiser gesteld dat deze in 2021 geen gebruiker was van de praktijkruimte. De rechtbank laat deze stelling als tardief buiten beschouwing.
7. Gelet op wat hiervoor is overwogen dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Verzoek om vergoeding van immateriële schade
9. Eiser heeft verzocht om een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn van berechting. In deze zaak is het bezwaarschrift ontvangen op 4 oktober 2023 en op de dag waarop deze uitspraak wordt gedaan is de redelijke termijn voor bezwaar en beroep van twee jaar niet overschreden. Eiser heeft dus geen recht op vergoeding van immateriële schade.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn van berechting af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J. Pelinck, rechter, in aanwezigheid van
mr. B. van Eeuwijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 april 2025.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht).
Dat kan digitaal via www.rechtspraak.nl, daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan ook door verzending van een brief aan het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift is, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend.
Verder vermeldt u ten minste het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).

Voetnoten

1.Rechtbank Den Haag 4 april 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:2724