ECLI:NL:RBDHA:2025:9392

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 april 2025
Publicatiedatum
27 mei 2025
Zaaknummer
AWB - 24 _ 1072
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terecht opgelegde aanslag zuiveringsheffing bedrijfsruimten en verzoek om schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 april 2025 uitspraak gedaan in een geschil over de rechtmatigheid van een opgelegde aanslag zuiveringsheffing bedrijfsruimten aan eiseres, een B.V. gevestigd te [vestigingsplaats]. De heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland is als verweerder opgetreden. De aanslag, gedateerd op 28 februari 2021, bedroeg € 64,60 en was opgelegd voor een object dat bestond uit hallen met een kantoorgebouw. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag, stellende dat er geen aansluiting op het waternet was, maar verweerder heeft dit betwist en volhard in de handhaving van de aanslag. Tijdens de zitting op 11 april 2025 heeft de gemachtigde van eiseres aanvullende argumenten ingebracht, maar de rechtbank oordeelde dat de stellingen van eiseres ongeloofwaardig waren in het licht van de gegevens van Dunea, die aantoonden dat er in 2021 wel degelijk een wateraansluiting en verbruik was. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn van berechting afgewezen, omdat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij daadwerkelijk schade heeft geleden door de duur van de procedure. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 24/1072

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 april 2025 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels),
en

de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2021 een aanslag zuiveringsheffing bedrijfsruimten opgelegd.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 22 december 2023 de aanslag gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 april 2025. Namens eiseres is haar gemachtigde verschenen. Namens verweerder is drs. [naam] verschenen.

Overwegingen

Feiten
1. Aan eiseres is met dagtekening 28 februari 2021 een aanslag zuiveringsheffing bedrijfsruimten 2021 (de aanslag) ten bedrage van € 64,60 opgelegd voor het object [adres] te [plaats] (het object).
2. Het object bestaat uit hallen met een kantoorgebouw.

Geschil3. In geschil is of de aanslag terecht aan eiseres is opgelegd.

4. Eiseres stelt dat er geen aansluiting op het waternet was en dat daarom de aanslag ten onrechte is opgelegd.
5. Verweerder stelt dat er gedurende het belastingjaar 2021 niet alleen een aansluiting maar ook waterverbruik was en dat de aanslag terecht is.
Beoordeling van het geschil
6. Het bezwaarschrift van eiseres tegen de aanslag bevat enkel stellingen en verzoeken omtrent de WOZ-waardering. Bij brief van 6 juli 2021 verzocht verweerder eiseres om het bezwaarschrift van een op de aanslag betrekking hebbende motivering te voorzien. De gemachtigde van eiseres heeft deze brief geretourneerd met daarop de handgeschreven toevoeging: “geen aansluiting”. Bij brief van 30 december 2021 liet verweerder weten dat volgens opgave van Dunea er in 2021 een aansluiting op naam van eiseres was, met watergebruik, en verzocht hij eiseres om een nadere motivering van het bezwaar. Daar heeft eiseres niet op gereageerd. Nadat eiseres de haar geboden gelegenheden voor een hoorzitting ongebruikt heeft gelaten, heeft verweerder het bezwaar afgewezen.
7. Het beroepschrift en de verdere in de beroepsprocedure namens eiseres ingediende stukken bevatten vele stellingen die op de WOZ-waardering betrekking hebben, maar niets dat verband houdt met zuiveringsheffing. Eerst ter zitting heeft de gemachtigde naar voren gebracht dat het object in 2001 leeg stond en in verband daarmee van het water was afgesloten. Verweerder heeft daartegenover ter zitting benadrukt dat blijkens de gegevens van Dunea er in 2021 niet alleen een aansluiting was, maar ook water is verbruikt.
8. In aanmerking genomen dat a priori aannemelijk dat is bij tijdelijke leegstand van een object als het onderhavige de wateraansluiting gehandhaafd blijft, alsmede gelet op de manier en de momenten waarop de gestelde afsluiting door de gemachtigde naar voren is gebracht, beoordeelt de rechtbank die stelling tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door verweerder als ongeloofwaardig. Gelet daarop moet het beroep ongegrond worden verklaard.
Verzoek om vergoeding van immateriële schade
9. De gemachtigde heeft in naam van eiseres verzocht om een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn van berechting. Het bezwaarschrift is door verweerder ontvangen op 10 maart 2021, zodat de redelijke termijn ten tijde van het doen van deze uitspraak is overschreden. Op grond van de navolgende overwegingen is de rechtbank van oordeel dat die overschrijding geen aanleiding kan geven tot vergoeding van immateriële schade. Uit de correspondentie rond de totstandkoming van de volmacht, in het bijzonder uit de e-mail van 10 mei 2021, leidt de rechtbank af dat de machtiging door eiseres is verstrekt met het oog op de krachtens onderlinge afspraak door de gemachtigde te controleren beschikkingen WOZ en aanslagen OZB. Mede in aanmerking genomen dat verweerder in de bezwaarfase al had gewezen op het waterverbruik in 2021 acht de rechtbank niet geloofwaardig dat eiseres heeft gewild dat in haar naam een procedure werd gevoerd met als inzet dat het object in 2021 van het waternet was afgesloten. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres dan ook geen spanning en frustratie ter zake van de lange duur van de procedure kunnen ondervinden.
Proceskosten
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn van berechting af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J. Pelinck, rechter, in aanwezigheid van
mr. B. van Eeuwijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 april 2025.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht).
Dat kan digitaal via www.rechtspraak.nl, daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan ook door verzending van een brief aan het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift is, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend.
Verder vermeldt u ten minste het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).