ECLI:NL:RBDHA:2025:9398

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 mei 2025
Publicatiedatum
27 mei 2025
Zaaknummer
NL25.18098
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak betreffende overdracht aan België van alleenstaande niet-kwetsbare mannen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 21 mei 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een alleenstaande man met een V-nummer, had op 17 april 2025 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd door de minister van Asiel en Migratie niet in behandeling genomen, omdat België verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft in de beroepszaak (NL25.18097) verdere beslissingen aangehouden in afwachting van een eerdere uitspraak van de Afdeling over de overdracht aan België van alleenstaande niet-kwetsbare mannen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het belang van verzoeker om zijn beroep af te wachten zwaarder weegt dan het belang van de minister om verzoeker over te dragen aan België. Daarom is het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, wat betekent dat verzoeker niet mag worden overgedragen aan de Belgische autoriteiten totdat er een beslissing is genomen op het beroep. Tevens is de minister veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 907,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.18098

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker], V-nummer: [V-nummer], verzoeker

(gemachtigde: mr. W.J. Rohlof),
en

de minister van Asiel en Migratie,

Inleiding

1. Bij besluit van 17 april 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat België verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
1.1.
Verzoeker heeft op 17 april 2025 tegen het bestreden besluit beroep (met zaaknummer NL25.18097) ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

2. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
3. De rechtbank heeft in de beroepszaak (NL25.18097) iedere verdere beslissing aangehouden in afwachting van de uitspraak van de Afdeling [1] naar aanleiding van de zitting van 11 december 2024 over de vraag of overdracht aan België mogelijk is voor alleenstaande niet-kwetsbare mannen, gelet op de opvangvoorzieningen.
4. De voorzieningenrechter ziet alle betrokken belangen afwegend aanleiding het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen. Het belang van eiser om zijn beroep hier af te wachten weegt zwaarder dan het belang van verweerder om eiser al over te dragen voordat de Afdeling zich heeft uitgelaten over de mogelijkheid om alleenstaande, niet-kwetsbare mannen aan België over te dragen en voordat op het beroep tegen het bestreden besluit is beslist. Verzoeker mag dus niet worden overgedragen aan de Belgische autoriteiten, totdat op het beroep tegen het bestreden besluit is beslist.
5. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 907,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe in die zin dat verzoeker niet mag worden overgedragen aan België totdat is beslist op het beroep met zaaknummer NL25.18097;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 907,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Smeets, rechter, in aanwezigheid van V. Nooteboom, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.