ECLI:NL:RBDHA:2025:9401

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
27 mei 2025
Zaaknummer
NL25.15492
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • L.J. van der Veen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag en vernietiging terugkeerbesluit naar Servië

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 27 mei 2025, wordt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser behandeld. Eiser, die van Kosovaarse en Servische nationaliteit is, heeft op 27 februari 2025 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De minister heeft deze aanvraag op 26 maart 2025 afgewezen als kennelijk ongegrond, met een terugkeerbesluit naar Servië. Eiser is het niet eens met deze afwijzing en heeft beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 20 mei 2025 heeft de gemachtigde van de minister deelgenomen, terwijl eiser en zijn gemachtigde zich afmeldden.

De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven, omdat Kosovo en Servië als veilige landen van herkomst worden beschouwd. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij persoonlijk risico loopt bij terugkeer naar deze landen. De rechtbank vernietigt echter het terugkeerbesluit naar Servië, omdat de minister dit besluit onvoldoende heeft onderbouwd. De rechtbank concludeert dat de minister de aanvraag van eiser als kennelijk ongegrond heeft mogen afwijzen, maar dat het terugkeerbesluit naar Servië onzorgvuldig is voorbereid. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en veroordeelt de minister tot betaling van proceskosten aan eiser.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.15492

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. A. de Haan),
en

de Minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. M. Weerman).

Samenvatting

Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraag van eiser als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000. [1] Eiser is het hier niet mee eens. De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven. De rechtbank vernietigt het besluit voor zover daarin een terugkeerbesluit naar Servië is opgelegd. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

1. Eiser heeft op 27 februari 2025 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 26 maart 2025 afgewezen als kennelijk ongegrond. In het besluit is ook een terugkeerbesluit opgenomen.
1.1.
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 20 mei 2025 samen met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende dit beroep [2] , op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van de minister. Eiser en zijn gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
2. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser stelt van Kosovaarse en Servische nationaliteit te zijn. Eiser heeft Kosovo verlaten omdat hij een beter leven wil voor hemzelf en zijn gezin. Vanwege het feit dat hij Roma is, toont in Kosovo niemand respect voor hem en wordt hij niet serieus genomen. Volgens eiser heeft hij in 1999 enkele weken loopgraven dichtgemaakt en hebben mensen hierover ruzie gezocht met hem, zonder te dreigen of fysiek te worden. Eiser wil van geloof veranderen omdat hij een andere invulling geeft aan het islamitische geloof dan anderen. Eiser wil zich daarom bekeren tot het katholieke geloof nu hij in Nederland is. Ook heeft eiser verklaard dat hij drie maanden in Servië heeft gewerkt en dat hij daar gediscrimineerd werd. Een arts in Belgrado weigerde eiser te behandelen omdat hij een Albanees is. Verder heeft eiser verklaard dat hij niet naar Servië kan omdat hij daar bedreigingen krijgt.
Het bestreden besluit
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende asielmotieven:
  • Identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • Problemen vanwege Roma etniciteit;
  • Problemen vanwege werkzaamheden voor het Servische leger;
  • Problemen vanwege zijn manier van belijden van het islamitische geloof;
  • Gewenste bekering tot het katholieke geloof;
  • Discriminatie in Servië;
  • Niet in Servië kunnen wonen vanwege bedreiging door Servische mensen.
3.1.
De minister stelt zich hierover op het standpunt dat bovenstaande asielmotieven geloofwaardig zijn, met uitzondering van het niet in Servië kunnen wonen vanwege bedreigingen. De minister acht de verklaringen van eiser op dit asielmotief te summier. Ten aanzien van de geloofwaardig geachte asielmotieven stelt de minister dat eiser afkomstig is uit Kosovo en dat dit een veilig land van herkomst is. Uit de verklaringen van eiser blijkt niet dat dit land voor hem persoonlijk niet veilig is. Ook Servië is volgens de minister een veilig land van herkomst. Weliswaar zijn bepaalde groepen van de aanwijzing uitgezonderd, maar eiser behoort niet tot die groepen. Ook blijkt niet dat dit land voor hem persoonlijk niet veilig is.
3.2.
Ook is volgens de minister niet aannemelijk gemaakt dat Kosovo en Servië ten aanzien van eiser persoonlijk niet hun verdragsrechtelijke verplichtingen zouden nakomen. De minister overweegt daartoe:
  • Identiteit, nationaliteit en herkomst kunnen niet tot een asielvergunning leiden, nu Kosovo en Servië worden beschouwd als veilig land van herkomst.
  • De problemen rond etniciteit (Ashkali Roma) en belijden van het islamitische geloof betekenen niet dat het voor eiser onmogelijk is om maatschappelijk en sociaal te functioneren. Dit blijkt niet uit eisers verklaringen. Er is daarom geen sprake van vluchtelingschap dan wel risico op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM.
  • Niet aannemelijk is dat de werkzaamheden voor het Servische leger 16 jaar na dato bij terugkeer naar Kosovo nog problemen opleveren.
  • Niet aannemelijk is dat eiser persoonlijk problemen zou krijgen vanwege bekering. Zowel Kosovo als Servië kennen vrijheid van godsdienst.
  • Verder is niet gebleken dat de autoriteiten eiser geen bescherming zouden willen geven, noch in Kosovo, noch in Servië.
Heeft de minister de aanvraag kennelijk ongegrond mogen verklaren?
Kosovo als veilig land van herkomst
4. De rechtbank stelt vast dat Kosovo is aangewezen als veilig land van herkomst. [4] De aanwijzing van een veilig land van herkomst betekent dat een algemeen rechtsvermoeden bestaat dat vreemdelingen uit dat land geen internationale bescherming nodig hebben en dat de (nationale) autoriteiten effectieve bescherming bieden. [5] Het is dan aan de vreemdeling om aannemelijk te maken dat de autoriteiten hem geen bescherming kunnen bieden.
4.1.
Volgens eiser is Kosovo voor hem persoonlijk geen veilig land van herkomst. Hij voert aan dat de positie van Ashkali Roma in Kosovo slecht is en dat de minister dat ernstig onderschat. Ook stelt eiser dat evident is dat hij bij terugkeer naar Kosovo negatief in de aandacht zal staan vanwege zijn etniciteit en het werk dat hij tijdens de oorlog gedwongen voor Servië heeft gedaan. Ook zijn bekering zal bijdragen aan de negatieve aandacht. Uit de landeninformatie waarop de minister zich baseert blijkt volgens eiser een papieren werkelijkheid wat betreft de discriminatie van bekeerlingen en de mogelijkheden om bescherming te vragen van de autoriteiten.
4.2.
De rechtbank oordeelt dat de beroepsgrond niet slaagt. De aan de afwijzing ten grondslag liggende informatie is voldoende overtuigend en het besluit is voldoende onderbouwd. De laatste landeninformatie over Kosovo dateert van 2023 en het in beroep gevoerde betoog geeft geen aanleiding om aan te nemen dat de situatie nu anders zou zijn. Uit de verklaringen van eiser blijkt dat hij geloofwaardige problemen heeft (gehad) vanwege zijn afkomst, zijn werk voor het Servische leger en zijn van andere moslims afwijkende levensstijl en gewenste bekering. Het blijkt echter niet dat hij persoonlijk wordt of is bedreigd, dan wel dat hij slachtoffer is van geweld. Het betrof steeds vooral verbale bejegening. Eiser heeft onderdak, zijn kinderen gaan naar school en hij kan in zijn levensonderhoud voorzien. Eiser is bovendien in het verleden al een aantal keren naar het buitenland vertrokken, maar steeds teruggekeerd. Verder is ook niet gebleken dat de autoriteiten hem niet zouden willen helpen. Eiser stelt dat het zinloos of zelfs gevaarlijk zou zijn om de politie in te schakelen, maar hij verklaart ook dat hij het tot nu toe niet heeft geprobeerd. Wel heeft hij een paar keer hulp gekregen van een organisatie voor Ashkali, die door de regering wordt gesteund.
4.3.
Eiser heeft met zijn verklaringen en beroepsgronden naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd dat Kosovo voor hem geen veilig land van herkomst zou zijn. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij voldoet aan de eisen om als vluchteling te worden aangemerkt of dat er bij terugkeer een reëel risico is op ernstige schade.
4.4.
De minister heeft de aanvraag van eiser kunnen afwijzen als kennelijk ongegrond omdat Kosovo een veilig land van herkomst is. De beroepsgrond slaagt niet.
Servië als veilig land van herkomst
5. De rechtbank stelt vast dat ook Servië is aangewezen als veilig land van herkomst. [6] Omdat eiser de Servische nationaliteit heeft, heeft de minister aan de afwijzing van de aanvraag ook ten grondslag gelegd dat Servië voor eiser een veilig land van herkomst is.
5.1.
Eiser voert aan dat het bestreden besluit op dit punt op onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen dan wel ondeugdelijk is gemotiveerd. In het gehoor ‘veilig land van herkomst’ is uitgebreid besproken in hoeverre Kosovo als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt, maar pas in het voornemen is Servië ook als zodanig benoemd en besproken. Eiser vindt dat daarop in het gehoor te weinig is doorgevraagd. De minister stelt in het besluit dat eiser in de zienswijze nadere informatie had kunnen geven, maar dat hij dat niet heeft gedaan. Eiser is het daar niet mee eens.
5.2.
De rechtbank oordeelt dat de beroepsgrond slaagt. De situatie in Servië is in het gehoor alleen zeer zijdelings aan de orde gesteld en er is niet of elk geval onvoldoende op doorgevraagd. Het standpunt van de minister dat eiser in de zienswijze nadere informatie had kunnen aandragen doet daar niet aan af omdat het eerst aan de minister is om haar besluit zorgvuldig voor te bereiden en voldoende informatie te vergaren. [7] Het onderzoek is daarmee op dit punt gebrekkig.
5.3.
De beroepsgrond slaagt, maar omdat de minister Kosovo wel als veilig land van herkomst heeft kunnen aanwijzen, kan dit de afwijzing van de aanvraag dragen. De rechtbank zal het bestreden besluit ten aanzien van de afwijzing van de aanvraag in stand laten.
Heeft de minister een terugkeerbesluit mogen nemen?
6. In het bestreden besluit heeft de minister het voornemen gehandhaafd dat eiser moet terugkeren naar Kosovo of Servië. Gelet op het hiervoor geconstateerde gebrek kan het terugkeerbesluit ten aanzien van Servië niet in stand blijven. Het terugkeerbesluit is onzorgvuldig voorbereid voor zover Servië als land van terugkeer is genoemd. De rechtbank zal het bestreden besluit op dit onderdeel vernietigen.

Conclusie en gevolgen

7. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en het terugkeerbesluit vernietigen voor zover Servië als land van terugkeer is genoemd. De rechtbank laat de afwijzing van de aanvraag om een verblijfsvergunning wel in stand. Ook blijft het terugkeerbesluit in stand voor zover Kosovo als land van terugkeer is genoemd
7.1.
Omdat het beroep gegrond is, zal de rechtbank de minister veroordelen tot vergoeding van de proceskosten van eiser. Gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 907,-. Omdat de zaak een gemiddeld gewicht heeft, is op deze waarde de factor 1 toegepast. De proceskostenvergoeding wordt bepaald op een bedrag van € 907,-.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit voor zover Servië als land van terugkeer is genoemd;
  • laat het bestreden besluit voor het overige in stand;
  • veroordeelt de minister tot betaling aan eiser van een bedrag van € 907,- aan proceskosten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.J. van der Veen, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.J. Tijnagel, griffier en openbaar gemaakt door gepseudonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is openbaar gemaakt en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Zaak NL25.15493.
3.Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
4.Zie bijlage 13, behorend bij artikel 3.37f, derde lid, Voorschrift Vreemdelingen 2000 (veilige landen van herkomst).
5.Zie de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 december 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:3605).
6.Zie noot 4.
7.Zie artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht.