ECLI:NL:RBDHA:2025:9403

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 mei 2025
Publicatiedatum
27 mei 2025
Zaaknummer
SGR 24/8984
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag eenmalig bedrag ouderen van Surinaamse herkomst

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een eenmalig bedrag op grond van het Tijdelijk besluit eenmalig bedrag ouderen van Surinaamse herkomst. Eiseres, die na 25 november 1975 naar Nederland is gekomen, voldoet niet aan de voorwaarden voor het ontvangen van het bedrag. De rechtbank behandelt de argumenten van eiseres, die stelt dat zij door omstandigheden niet eerder naar Nederland kon komen, en dat de regels oneerlijk zijn. De verweerder, de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, stelt dat de voorwaarden van het Tijdelijk besluit strikt zijn en dat er geen ruimte is voor uitzonderingen. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de aanvraag terecht is, omdat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden. Het beroep wordt ongegrond verklaard, en eiseres krijgt geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/8984

uitspraak van de meervoudige kamer van 22 mei 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: R.O. Bisoen),
en
de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder (hierna ook: de minister)
(gemachtigde: mr. K. Verbeek van de Sociale verzekeringsbank).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag van eiseres om een eenmalig bedrag te ontvangen op grond van het Tijdelijk besluit eenmalig bedrag ouderen van Surinaamse herkomst (Tijdelijk besluit).
1.1.
In het besluit van 22 augustus 2024 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat eiseres geen eenmalig bedrag op grond van het Tijdelijk besluit krijgt, omdat zij niet voor of op 25 november 1975 in Nederland is komen wonen.
1.2.
In het besluit van 23 oktober 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten.
1.3.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.4.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 10 april 2025 op zitting behandeld. Namens eiseres is haar gemachtigde verschenen. De gemachtigde van verweerder en mr. E.M. Mulder zijn namens verweerder verschenen.

Overwegingen

Gronden van eiseres
2. Eiseres voert aan dat ze niet voldoende middelen had om vóór 25 november 1975 naar Nederland te komen met haar vijf kinderen. Haar toenmalige echtgenoot was wel naar Nederland gekomen vóór 25 november 1975 en heeft hard gewerkt in Nederland zodat eiseres en hun kinderen vervolgens eveneens naar Nederland konden komen. Eiseres heeft een pensioengat van 22 jaar en ze vindt het oneerlijk dat jongere Surinamers wel recht hebben op het eenmalige bedrag terwijl zij een kleiner AOW-gat hebben. Volgens eiseres is de compensatie juist bedoeld om het AOW-gat op te vullen. Eiseres voelt zich benadeeld, omdat haar voormalige echtgenoot jarenlang in Suriname heeft gewerkt voor de Nederlandse overheid. Als de jaren die zij in Suriname woonde zouden meetellen, dan zou zij ook recht hebben op een volledig AOW-pensioen. Zij vindt dit oneerlijk, omdat zij al die tijd een Nederlands paspoort heeft gehad en Nederlander is geweest. Na de onafhankelijkheid van Suriname had eiseres nog vijf jaar lang het staatsburgerschap en zij had daarom nog evenveel rechten als Nederlanders. Op de zitting heeft eiseres toegevoegd dat ze veel heeft achtergelaten in Suriname en dat ze haar huis heeft moeten verkopen om de vliegtickets naar Nederland te kunnen kopen. Er was in eerste instantie niet genoeg geld om vliegtickets te kopen voor het hele gezin. Haar toenmalige echtgenoot heeft eerst moeten werken en sparen in Nederland om vervolgens de rest van het gezin naar Nederland te laten komen. De regelgever had rekening moeten houden met gezinshereniging. Het kost verweerder niet veel om voor één persoon een uitzondering te maken en het eenmalig bedrag toe te kennen. Het is niet makkelijk om rond te komen zonder volledig AOW-pensioen in deze dure tijden.
Standpunt van verweerder
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres geen recht heeft op het eenmalig bedrag omdat zij niet uiterlijk op 25 november 1975 in Nederland is gaan wonen. In het verweerschrift stelt verweerder aanvullend dat in de toelichting bij het Tijdelijk besluit over deze voorwaarde staat dat het specifiek gaat om personen die de rechten en plichten die verbonden zijn aan het Nederlanderschap zouden verliezen als ze zich niet voor de datum van de onafhankelijkheid in Nederland zouden hebben gevestigd. De datum van de onafhankelijkheid is gekozen in aansluiting op het advies van de commissie Sylvester en de keuze is gemaakt om betrokkenen die na de onafhankelijkheid van Suriname naar Nederland zijn gekomen niet onder de doelgroep te laten vallen. Verder volgt volgens verweerder uit de toelichting bij het Tijdelijk besluit dat het eenmalig bedrag niet is gerelateerd aan het AOW-gat. Dit is volgens de wetgever niet beoogd. In de toelichting is vermeld dat het kabinet heeft gekozen voor een eenmalig bedrag als gebaar van erkenning. Daarnaast is overwogen om een vast bedrag per persoon te hanteren. Op de zitting geeft verweerder aan dat de datum van aankomst in Nederland een harde datum is. Dit kan betekenen dat iemand niet aan alle voorwaarden voldoet en daarom geen aanspraak kan maken op het eenmalige bedrag. Dit betekent niet dat de regels onredelijk zijn, want er is goed over nagedacht. Er is geen bepaling opgenomen dat in uitzonderlijke situaties kan worden afgeweken en dat is een bewuste keuze geweest van de regelgever. Er is gekozen voor een bedrag per individu, niet voor een bedrag per gezin. Verweerder begrijpt de situatie van eiseres, maar vindt dat het bestreden besluit past bij de voorwaarden van het Tijdelijk besluit.
Regelgeving
4.1.
In artikel 3 van de Toescheidingsovereenkomst inzake nationaliteiten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname, Paramaribo (de Toescheidingsovereenkomst) staat dat alle meerderjarige Nederlanders die in Suriname zijn geboren en op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze Overeenkomst in de Republiek Suriname hetzij woonplaats, hetzij werkelijk verblijf hebben, de Surinaamse nationaliteit verkrijgen.
4.2.
In artikel 7, eerste lid, van de Toescheidingsovereenkomst staat dat indien ingevolge de Toescheidingsovereenkomst de nationaliteit van een echtgenoot wordt gewijzigd, elk der echtelieden de bevoegdheid heeft de nationaliteit van de andere echtgenoot te verkrijgen door binnen vijf jaar na die wijziging de wil daartoe te kennen te geven, mits de echtelieden op de dag van de kennisgeving beiden woonplaats of werkelijk verblijf hebben in hetzelfde land.
5. In artikel 3 van het Tijdelijk besluit staan de voorwaarden voor het recht op een eenmalig bedrag. Een persoon heeft recht op een eenmalig bedrag, indien deze:
a. uiterlijk op 25 november 1975 in Nederland is gaan wonen, met het oog op de inwerkingtreding van de Toescheidingsovereenkomst;
b. voorafgaand aan het tijdstip waarop deze persoon in Nederland ging wonen in Suriname woonde;
c. ten minste de leeftijd van 18 jaar had bereikt op het tijdstip, waarop deze persoon in Nederland ging wonen; en
d. op 1 juli 2024 ten minste 20 jaar in Nederland heeft gewoond.
Beoordeling door de rechtbank
6.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres vanaf 15 december 1976 in Nederland woont en zij daarom niet voldoet aan de voorwaarde van artikel 3, aanhef en onder a, van het Tijdelijk besluit. De rechtbank begrijpt de beroepsgronden van eiseres zo dat zij vindt dat de voorwaarde van artikel 3, aanhef en onder a, van het Tijdelijk besluit in haar geval wegens strijd met het evenredigheidsbeginsel buiten toepassing moet worden gelaten, zodat zij in aanmerking kan komen voor de toekenning van het eenmalig bedrag.
6.2.
De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit berust op een gebonden bevoegdheid dat is genomen op grond van een algemeen verbindend voorschrift. In dat geval kunnen bijzondere omstandigheden maken dat toepassing van het algemeen verbindend voorschrift in het voorliggende geval voor een belanghebbende zozeer in strijd komt met het hoger recht dat die toepassing achterwege moet blijven. Wat betreft de toetsing aan het evenredigheidsbeginsel, betekent dit dat uiteindelijk (‘onder de streep’) moet worden beoordeeld of er bijzondere omstandigheden zijn die maken dat toepassing van het algemeen verbindend voorschrift in het voorliggende geval tot een onevenredige uitkomst zou leiden. Daarbij gaat het dan alleen nog om de evenwichtigheid (onevenredigheid ‘stricto sensu’). Een besluit is onevenwichtig als het in de gegeven omstandigheden voor de belanghebbende onredelijk bezwarend is. [1]
6.3.
De rechtbank overweegt dat in artikel 2 van het Tijdelijk besluit en in de toelichting bij het Tijdelijk besluit is neergelegd wat het doel van dit besluit is. Hieruit volgt dat met het Tijdelijk besluit een eenmalig bedrag wordt toegekend aan ouderen van Surinaamse herkomst als gebaar van erkenning. Dit gebaar ziet op de unieke samenloop van omstandigheden van deze groep. Het gaat daarbij om de verwachtingen die zijn ontstaan rondom het onafhankelijkheidsproces van Suriname, en de komst van deze groep naar Nederland met het oog op de Toescheidingsovereenkomst. Betrokkenen hebben welbewust de keuze gemaakt om naar Nederland te komen, omdat zij zich Nederlander voelden, en Nederlander wilden blijven. Bij de betrokkenen is daarbij de verwachting ontstaan ook recht op volledige AOW te krijgen, terwijl soms over een lange periode geen recht op grond van de AOW is opgebouwd. Het onrecht dat deze groep hierdoor ervaart, wordt versterkt door de verwachtingen waarmee zij naar Nederland zijn gekomen. Zij maakten namelijk op basis van die verwachtingen een levensbepalende keuze. Daarnaast bestaat er een politiek-bestuurlijke wens om de pijn van deze groep vanwege deze samenloop van omstandigheden te erkennen. Het gebaar wil recht doen aan de gevoelens die als gevolg van deze samenloop van omstandigheden leven bij deze groep, en ziet nadrukkelijk niet op een vorm van vereffening van het AOW-gat van Surinaamse ouderen. [2]
6.4.
Uit de toelichting bij het Tijdelijk besluit volgt verder dat de minister bewust heeft gekozen voor de voorwaarde dat alleen een betrokkene die uiterlijk op 25 november 1975 in Nederland is gaan wonen aanspraak kan maken op het eenmalige bedrag. In de toelichting van het Tijdelijk besluit staat dat er Surinaamse ouderen zijn die na de onafhankelijkheid naar Nederland zijn gekomen, maar dat zij niet onder de doelgroep vallen van het gebaar. Hiervoor is gekozen omdat deze groep, anders dan de groep die recht heeft op het eenmalige bedrag, niet direct gehandeld heeft toen Suriname onafhankelijk werd, inmiddels de Surinaamse nationaliteit had verkregen en feitelijk van buiten het Koninkrijk naar Nederland is verhuisd. [3]
6.5.
De rechtbank stelt vast dat eiseres op grond van artikel 7, eerste lid, van de Toescheidingsovereenkomst het Nederlanderschap heeft verkregen omdat eiseres binnen vijf jaar nadat haar toenmalige echtgenoot het Nederlanderschap had verkregen naar Nederland is verhuisd. Dit neemt echter niet weg dat eiseres op grond van artikel 3 van de Toescheidingsovereenkomst de Surinaamse nationaliteit had verkregen op het moment dat Suriname onafhankelijk werd, omdat zij op dat moment in Suriname woonde. Dit betekent dus dat eiseres feitelijk van buiten het Koninkrijk naar Nederland is verhuisd. Met deze situatie heeft de minister blijkens de toelichting welbewust rekening gehouden. De rechtbank kent doorslaggevende betekenis toe aan de uitdrukkelijke bedoeling van de minister bij deze voorwaarde. De rechtbank voegt hieraan toe dat – zoals hiervoor in 6.3 is overwogen – uit de toelichting bij het Tijdelijk besluit volgt dat het eenmalig bedrag nadrukkelijk niet ziet op een vorm van vereffening van het AOW-gat van Surinaamse ouderen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de uitkomst (geen aanspraak op het eenmalig bedrag) niet in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. De omstandigheden dat er niet genoeg geld was om vliegtickets te kopen en dat de toenmalige echtgenoot van eiseres eerst moest werken en sparen in Nederland, zodat eiseres en de rest van het gezin vervolgens ook naar Nederland konden komen, zijn naar het oordeel van de rechtbank geen bijzondere omstandigheden die maken dat het bestreden besluit in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. Van verweerder heeft de rechtbank op de zitting begrepen dat de Aanvullende inkomensvoorziening ouderen die eiseres in aanvulling op haar AOW-pensioen ontving sinds 1 januari 2022 is beëindigd omdat haar inkomen te hoog is. De rechtbank maakt daaruit op dat haar inkomen niet onder het voor haar geldende sociaal minimum is. Verder heeft eiseres op de zitting verteld dat zij zuinig leeft en kan rondkomen van haar kleine AOW-pensioen. De rechtbank begrijpt dat het eenmalig bedrag een extraatje zou zijn waarvan zij leuke dingen zou kunnen doen, maar de rechtbank is van oordeel dat hiermee geen sprake is van een situatie die zodanig onevenredig is dat aan eiseres het eenmalig bedrag moet worden toegekend. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
7. Uit het voorgaande volgt dat eiseres niet voldoet aan alle voorwaarden die gelden voor het verkrijgen van het eenmalig bedrag op basis van het Tijdelijk besluit en verweerder daarom terecht de aanvraag van eiseres om een eenmalig bedrag op grond van het Tijdelijk besluit heeft afgewezen.
8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Verloop, voorzitter, en mr. D.R. van der Meer en mr. B. Wallage, leden, in aanwezigheid van mr. M. Klaus, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 22 mei 2025.
griffier
voorzitter
de griffier is verhinderd te tekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraken van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 26 maart 2024, ECLI:NL:CBB:2024:190, r.o. 8.2 en van de Centrale Raad van Beroep van 9 januari 2025, ECLI:NL:CRVB:2025:67, r.o. 4.4.
2.Staatsblad 2023, 386, p. 7.
3.Staatsblad 2023, 386, p. 8.