ECLI:NL:RBDHA:2025:9446

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 mei 2025
Publicatiedatum
28 mei 2025
Zaaknummer
C/09/683820 / JE RK 25-709
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met ernstige ontwikkelingsproblemen

In deze zaak heeft de kinderrechter op 12 mei 2025 uitspraak gedaan in een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming om [minderjarige], geboren in 2007 in Turkije, onder toezicht te stellen en een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen. De ouders van [minderjarige] zijn belast met het ouderlijk gezag en hebben de zorg dat hun dochter ernstig is gestagneerd in haar ontwikkeling. De Raad heeft zorgen geuit over het gedrag van [minderjarige], waaronder suïcidale gedachten en vermoedens van drugsgebruik. Tijdens de zitting op 9 mei 2025 waren de ouders, hun advocaat en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling aanwezig. De ouders hebben aangegeven dat zij openstaan voor hulp, maar de kinderrechter heeft geconcludeerd dat er onvoldoende tijd is om de noodzakelijke hulpverlening te organiseren voor de 18e verjaardag van [minderjarige], die op korte termijn aanstaande is. De kinderrechter heeft de afwijzing van het verzoek gemotiveerd door te stellen dat de zorgen over [minderjarige] weliswaar ernstig zijn, maar dat de voorgestelde maatregelen niet uitvoerbaar zijn binnen de gegeven tijd. De kinderrechter heeft de hoop uitgesproken dat de ouders en betrokkenen de nodige hulp voor [minderjarige] kunnen realiseren, ondanks de afwijzing van het verzoek.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/683820 / JE RK 25-709
Datum uitspraak: 12 mei 2025
Beschikking van de kinderrechter
Afwijzing verzoek tot ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van:
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden,
hierna te noemen: de Raad,
over:
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2007 in [geboorteplaats] , Turkije,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
en
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
beiden wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. G.V. van der Bom te Den Haag.
De kinderrechter merkt als informant aan:
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 18 april 2025, mee in de beoordeling.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 9 mei 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader en de moeder met hun advocaat en bijgestaan door een tolk in de Turkse taal;
- [naam 1] , namens de Raad;
- [naam 2] en [naam 3] , namens de gecertificeerde instelling.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] uitgenodigd voor een kindgesprek. [minderjarige] heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn met elkaar gehuwd.
2.2.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.3.
[minderjarige] woont bij haar vader en moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [minderjarige] onder toezicht te stellen tot aan haar meerderjarigheid, die zij bereikt op [dag] 2025. Ook verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De Raad motiveert het verzoek als volgt. [minderjarige] is volledig gestagneerd in haar ontwikkeling. Zij heeft geen dagbesteding, gaat niet naar school, heeft een ongezonde leefstijl (onder andere een verstoord dag- en nachtritme), beschadigt zichzelf, heeft suïcidale gedachten en de thuissituatie is zeer onrustig. Ook zijn er vermoedens van drugsgebruik door [minderjarige] . De ouders hebben geprobeerd de zorgen over [minderjarige] weg te nemen door strengere regels toe te passen, maar dit heeft een averechts effect op [minderjarige] gehad. Het heeft de zorgen doen toenemen. Er is sprake van een ernstig verstoorde ouder-kind relatie en thuis vinden er regelmatig fysieke escalaties plaats tussen de ouders en [minderjarige] . De andere kinderen in het gezin worden ook blootgesteld aan de spanning en stress die uit het gedrag van [minderjarige] en de escalaties voortvloeien. De vrijwillige hulpverlening die betrokken is, signaleert dat de ouders moeite hebben om aan te sluiten bij de emoties en behoeften van [minderjarige] . Van daaruit wordt het ook van belang geacht, mede vanwege mogelijk onderliggende (persoonlijkheids)problematiek bij [minderjarige] , dat zij behandeling krijgt. Deze behandeling is tot op heden nog niet opgestart omdat [minderjarige] en de ouders hier wisselend tegenover staan. De ouders geven nu aan wel open te staan voor ondertoezichtstelling en een klinische opname van [minderjarige] . De medewerking van de ouders is echter nog pril. [minderjarige] staat er (nog) niet volledig achter. De bij het gezin betrokken coach van Kracht heeft [minderjarige] aangemeld bij Youz, [instelling] , waar zij behandeling kan krijgen.. De Raad realiseert zich dat er nog een erg beperkte periode resteert totdat [minderjarige] 18 jaar wordt. Desondanks vindt de Raad het noodzakelijk, nu de zorgen zeer fors zijn, dat alles op alles wordt gezet om nog voor dat moment, hulpverlening van de grond te laten komen en [minderjarige] , in ieder geval ter overbrugging, ergens te plaatsen waar zij, mogelijk ook na haar 18e verjaardag (met verlengde jeugdhulp) kan verblijven.

4.De standpunten

4.1.
Door de ouders is het volgende naar voren gebracht. De ouders smeken al jaren om hulpverlening voor [minderjarige] , maar deze hulpverlening is nog niet van de grond gekomen ondanks dat de ouders meerdere keren aan de bel hebben getrokken. Aan de ouders is het advies gegeven om [minderjarige] meer haar eigen gang te laten gaan, maar het ging hierdoor van kwaad tot erger. De ouders maken zich ontzettend veel zorgen om [minderjarige] en voelen zich machteloos. De ouders vinden het verdrietig om te zien dat [minderjarige] haar zelfvertrouwen volledig is kwijtgeraakt en dat zij hierdoor in een verkeerd circuit terecht is gekomen. De ouders willen dat er nu echt stappen worden genomen om [minderjarige] de juiste hulp te bieden, hulp die kan doorlopen tot na haar 18e verjaardag.
4.2.
De advocaat van de ouders heeft de kinderrechter verzocht het verzoek af te wijzen en daartoe het volgende naar voren gebracht. De zorgen zijn evident, maar de vraag is in hoeverre een ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van [minderjarige] meerwaarde zullen hebben, gelet op haar naderende meerderjarigheid. De mogelijkheid bestaat ook dat er bij toewijzing van het verzoek juist meer schade wordt aangebracht in de ouder-kindrelatie. Verder zal een uithuisplaatsing mogelijk bepaalde verwachtingen scheppen bij [minderjarige] en de ouders, verwachtingen die kunnen uitmonden in een teleurstelling op het moment dat er geen overbruggingsplek voor [minderjarige] gevonden wordt waar zij ook na haar 18e verjaardag kan verblijven.
4.3.
De gecertificeerde instelling heeft de zorgen van de Raad onderschreven. De gecertificeerde instelling heeft echter ook te kennen gegeven dat het uitspreken van de verzochte maatregelen geen meerwaarde heeft en hetgeen de Raad zegt dat er moet gebeuren, niet haalbaar wordt geacht. Het gaat niet lukken om de hulpverlening rondom [minderjarige] te organiseren en een passende overbruggingsplek te vinden voordat [minderjarige] 18 jaar wordt. De gecertificeerde instelling heeft daarbij allereerst gewezen op de extreem lange wachtlijsten. Verder heeft zij er op gewezen dat haar betrokkenheid direct stopt na het bereiken van de meerderjarigheid. Mogelijk dat [minderjarige] , aldus de gecertificeerde instelling, op een crisisplek terecht kan, maar dan bestaat het risico dat zij meerdere keren van plek moet wisselen, wat ook niet in haar belang is. Drugsgebruik is daarnaast een contra-indicatie voor een plaatsing op een groep, wat gelet op de vermoedens op dit punt, tot problemen met het zoeken van een pek kan zorgen. Tot slot is volgens de gecertificeerde instelling van belang dat de hulpverlening die in het vrijwillig kader betrokken is ook de mogelijkheid heeft om verlengde jeugdhulp voor [minderjarige] aan te vragen en daar geen gedwongen kader voor nodig is.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondeling behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de voorwaarden voor een ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing, genoemd in artikel 1:255 en artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW). Desondanks ziet de kinderrechter aanleiding, na afweging van alle belangen, het verzoek van de Raad af te wijzen. De kinderrechter overweegt hiertoe als volgt.
5.2.
Er bestaan al langere tijd forse zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige] , die volledig gestagneerd lijkt te zijn. Er zijn daarnaast ook vermoedens van drugsgebruik. De ouders hebben ter zitting naar voren gebracht dat [minderjarige] in haar leven veel afwijzingen heeft gekregen, waardoor haar zelfvertrouwen door de jaren heen tot een dieptepunt is gedaald, zij in een neerwaartse spiraal terecht is gekomen en in aanraking is gekomen met de verkeerde mensen. Uit het verzoekschrift en hetgeen ter zitting is besproken volgt dat het de ouders, ondanks hun inspanningen, niet lukt om [minderjarige] de hulp te bieden die zij nodig heeft, met als gevolg dat [minderjarige] zich steeds verder is gaan afzetten tegen de ouders. De al betrokken hulpverlening ziet dat het de ouders niet (meer) lukt om tegemoet te komen aan de behoeften van [minderjarige] en om te gaan met haar emoties. De zorgen die er al waren, zijn dus toegenomen. Uit het verzoekschrift blijkt verder dat er in de thuissituatie sprake is geweest van (fysieke) escalaties tussen [minderjarige] en de ouders en dat de ouder-kindrelatie ernstig verstoord is geraakt. Het hele gezin lijdt onder deze situatie. Er zijn ook vermoedens dat er onderliggende (persoonlijkheids)problematiek speelt bij [minderjarige] . De ouders gaan inmiddels akkoord met een ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van [minderjarige] , maar deze toestemming hebben zij pas recent gegeven, na eerst te kennen te hebben gegeven hier niet achter te staan. De kinderrechter kan de Raad volgen waar zij zegt dat de ouders hun instemming, gelet hierop, op ieder moment weer zouden kunnen intrekken. Daar komt bij dat [minderjarige] meerdere keren heeft gezegd geen hulp nodig te hebben.
5.3.
De kinderrechter zal, ondanks de forse zorgen die er zijn, het verzoek van de Raad echter afwijzen, nu zij er niet van overtuigd is dat in de zeer korte periode tot de 18e verjaardag van [minderjarige] , minder dan vier weken, een (vaste) jeugdbeschermer naast haar en het gezin kan gaan staan, de noodzakelijke geachte hulpverlening voor de ouders en [minderjarige] kan worden opgestart dan wel kan georganiseerd en er een (overbruggings)plek voor [minderjarige] gevonden kan worden. Hierbij heeft de kinderrechter meegewogen dat de gecertificeerde instelling ter zitting heeft aangegeven geen rol van betekenis te kunnen spelen voor [minderjarige] en haar ouders in de komende kleine vier weken, niet alleen vanwege de lange wachtlijsten en de vereisten die gelden voor plaatsing (zoals het niet gebruiken van drugs), maar ook omdat er niet direct een vaste jeugdbeschermer aangesteld kan worden. Voorts is van belang dat het bepaald niet zeker is, zo heeft de kinderrechter begrepen, dat, als er een (overbruggings)plek voor [minderjarige] wordt gevonden, zij daar ook (na haar 18e verjaardag) kan blijven. Een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing hebben daarom naar het oordeel van de kinderrechter, hoe verdrietig ook, geen meerwaarde omdat deze niet uitvoerbaar lijken te zijn.
5.4.
De kinderrechter ziet en voelt het verdriet van de ouders en spreekt de hoop uit dat, met de inspanningen van de ouders en alle betrokkenen die om [minderjarige] heen staan, [minderjarige] snel de hulp krijgt die zij nodig heeft om zich tot volwaardige volwassene te kunnen ontplooien.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is uitgesproken op 12 mei 2025 door mr. J.E. Bierling, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. D.W.E. van Reisen als griffier.
De schriftelijk uitwerking is vastgesteld op 20 mei 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.