ECLI:NL:RBDHA:2025:9449

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 mei 2025
Publicatiedatum
28 mei 2025
Zaaknummer
C/09/683863 / JE RK 25-714
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar de ondertoezichtstelling van een minderjarige met ernstige ontwikkelingsproblemen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 9 mei 2025 een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2010, die ernstige ontwikkelingsproblemen vertoont. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de minderjarige onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar, omdat hij al drie jaar niet naar school gaat en geen dagbesteding heeft. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van de minderjarige ernstig wordt bedreigd en dat er een gedwongen kader noodzakelijk is om de benodigde hulpverlening op gang te brengen. De moeder en de vader van de minderjarige zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de communicatie tussen hen verloopt moeizaam. De moeder heeft intensievere hulp nodig bij de opvoeding, terwijl de vader recentelijk meer verantwoordelijkheid heeft genomen, maar nog niet onvoorwaardelijk voor de minderjarige lijkt te zijn. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de betrokkenheid van een jeugdbeschermer noodzakelijk is om de ouders te ondersteunen en de ontwikkeling van de minderjarige te bevorderen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/683863 / JE RK 25-714
Datum uitspraak: 9 mei 2025
Beschikking van de kinderrechter
Ondertoezichtstelling
in de zaak van:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Haaglanden,
hierna te noemen: de Raad,
over:
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2010 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
in de Basisregistratie Personen geregistreerd als geëmigreerd, feitelijk wonende in [woonplaats] , Duitsland.
De kinderrechter merkt als informant aan:
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 18 april 2025, mee in de beoordeling.
1.2.
De zitting heeft met gesloten deuren plaatsgevonden op 9 mei 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder;
- [naam 1] , namens de Raad;
- [naam 2] , namens de gecertificeerde instelling.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] uitgenodigd voor een kindgesprek. [minderjarige] heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.

2.De feiten

2.1.
[minderjarige] is erkend door de vader.
2.2.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.3.
[minderjarige] woont bij zijn moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [minderjarige] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. De Raad heeft het verzoek als volgt gemotiveerd.
3.2.
De Raad heeft verschillende zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige] . De grootste zorg op dit moment is dat [minderjarige] inmiddels al drie jaar niet naar school gaat, geen dagbesteding heeft en nauwelijks buiten komt. Omdat de hulpvragen voorliggend blijven, is er ook geen perspectief op schoolgang. [minderjarige] blijkt nauwelijks in staat om te praten met de moeder en de betrokken hulpinstanties. Het is daarom niet duidelijk hoe hij denkt over hulpverlening. Het is positief dat de vader, de betrokken vrijwilliger van de moeder en een vriendin van de moeder wel een ingang hebben bij [minderjarige] . De Raad kan zich voorstellen dat [minderjarige] druk voelt bij de gesprekken met de hulpverleners, omdat hij doorheeft dat zij degenen zijn die beslissingen over hem kunnen nemen. Ook kan meespelen dat [minderjarige] een kleine wereld heeft en daardoor de gesprekken als moeilijk ervaart. Verder is de Raad bezorgd over de moeder. De moeder doet heel hard haar best voor [minderjarige] , maar gaat daarin aan zichzelf voorbij. Omdat de moeder in haar leven ook veel heeft meegemaakt en zij [minderjarige] alleen heeft moeten opvoeden, heeft zij niet altijd kunnen voldoen aan zijn opvoedvragen. De moeder heeft intensievere hulp nodig bij de opvoeding van [minderjarige] dan zij tot nu toe heeft gevraagd en gekregen en deze hulp is langdurig nodig. Daarnaast is de gezondheid van de moeder een zorg. Hoewel de moeder dit zelf anders ziet, beperkt dit haar in haar draagkracht. De Raad vindt het positief dat de moeder een klein, maar sterk netwerk om zich heen heeft gecreëerd. Ook is positief dat de vader weer zijn verantwoordelijkheid richting [minderjarige] heeft gepakt, hem iedere weken ziet en zijn best doet voor hem. Wel is de Raad er bezorgd over wat de vader gaat doen als [minderjarige] weerstand laat zien en niet met de vader wil zijn. De vader wil [minderjarige] niet dwingen in het contact met hem, terwijl het juist belangrijk is dat [minderjarige] voelt dat zijn vader er altijd en onvoorwaardelijk voor hem is, zeker gezien de beperkte draagkracht van de moeder. Opvoedondersteuning voor de vader is daarom aangewezen. Een zorg is ook dat de vader en de moeder niet communiceren met elkaar over [minderjarige] . Ten slotte vindt de Raad het zorgelijk dat er al jarenlang hulpverlening is betrokken, waar de moeder zich voor heeft ingespannen, maar dat er nog geen concrete stappen zijn ondernomen om de zorgen af te wenden. Er is veel tijd verloren gegaan. De tot op heden betrokken hulpverlening is onvoldoende in staat gebleken, mogelijk vanwege de complexiteit van de hulpvragen, om bij de vragen van de moeder aan te sluiten en zij hebben onvoldoende doorgepakt om moeder te ontzien. [minderjarige] staat al drie jaar stil in zijn cognitieve en sociale ontwikkeling, heeft de indruk dat zijn toekomst al is vergooid en hij heeft niet (meer) het vertrouwen dat de hulpverlening voor hem blijft strijden. Als gevolg hiervan heeft hij een laag zelfbeeld ontwikkeld. Ook de moeder vindt het lastig om de hulpverlening te vertrouwen. Het is noodzakelijk dat een jeugdbeschermer betrokken wordt die naast de moeder, de vader en [minderjarige] kan gaan staan, hen steunt en hun vertrouwen in de hulpverlening vergroot. Er ligt een advies van de experttafel waaraan (in ieder geval) uitvoering moet worden gegeven. Dit advies ziet er als volgt uit:
- een voorzorgtraject bij [instelling 1] (ter voorbereiding op een klinische gezinsopname);
- een klinische gezinsopname van [minderjarige] en de moeder bij [instelling 2] (waar wordt bekeken wat de behoeften van [minderjarige] zijn en de mogelijkheden van de moeder);
- een nazorgtraject bij [instelling 1] (om het geleerde vast te houden);
- dagbesteding (via [instelling 3] ) en/of dagbehandeling (bij [instelling 4] ) na de klinische gezinsopname.
Het zijn voornamelijk financieringsperikelen die op dit moment nog in de weg aan het daadwerkelijk starten van het dit traject. De Raad hoopt dat een kinderbeschermingsmaatregel een breekijzer zal zijn om de noodzakelijk geachte hulpverlening daadwerkelijk op gang te laten komen. De Raad verzoekt, mede gelet op het feit dat de zorgen al lange tijd spelen en er nog veel moet gebeuren, ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar.
4.
De standpunten van de belanghebbenden en de toelichting van de gecertificeerde instelling
4.1.
De vader stemt in met het verzoek en vindt het noodzakelijk dat de nodige hulpverlening voor [minderjarige] van de grond komt.
4.2.
De moeder stemt in met het verzoek. De moeder hoopt, evenals de vader, dat de betrokkenheid van een jeugdbeschermer ervoor gaat zorgen dat de juiste hulpverlening van de grond komt, waaronder de klinische gezinsopname van de moeder en [minderjarige] bij [instelling 2] . Het lukt de moeder niet eigenhandig om de financiën voor de noodzakelijk geachte hulpverlening rond te krijgen met de gemeente. De moeder hoopt dat hulpverlening binnen een gedwongen kader het patroon dat bij [minderjarige] wordt gezien, kan doorbreken. Evenwel vindt de moeder het verdrietig dat er een gedwongen kader nodig is om deze hulpverlening tot stand te brengen.
4.3.
Desgevraagd onderschrijft de gecertificeerde instelling de zorgen en het verzoek van de Raad. Vanwege de complexe zorgvraag van [minderjarige] zou het volgens de gecertificeerde instelling goed zijn als er een jeugdbeschermer betrokken wordt die kan meekijken met de ouders en hen, waar nodig, kan ontlasten en ondersteunen in de opvoeding van [minderjarige] . Er staat een vaste jeugdbeschermer klaar. De ouders moeten op dit moment veel zelf doen, en willen dat ook, maar het is fijn als iemand met hen kan samenwerken en kan helpen om [minderjarige] te motiveren om mee te werken aan de hulpverlening. De gecertificeerde instelling heeft goede hoop dat zij het voorzorg- en nazorgtraject bij [instelling 1] en de klinische gezinsopname bij [instelling 2] kan rondkrijgen, maar geeft ook aan dit niet te kunnen garanderen.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en het besprokene ter zitting is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de voorwaarden van een ondertoezichtstelling, genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter overweegt daartoe als volgt.
5.2.
De kinderrechter onderschrijft de naar voren gebrachte zorgen door de Raad en concludeert dat uit de ingediende stukken en het besprokene ter zitting is gebleken dat [minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. [minderjarige] is een kwetsbare jongen. Zijn ontwikkeling staat al een aantal jaren stil. Hij gaat momenteel niet naar school en daar zal binnen afzienbare tijd geen verandering in komen. [minderjarige] leeft een geïsoleerd bestaan. Zijn wereld is klein. Hij heeft geen vrienden, gaat niet naar buiten en heeft weinig energie heeft om activiteiten te ondernemen. Van jongs af aan staat [minderjarige] onder druk als gevolg van verschillende omstandigheden, waaronder zijn vroeggeboorte, de psychische klachten van de moeder, de wisselingen van verblijfplaats, de spanningen tussen de ouders en zijn pestervaringen. Er is sprake van ASS en hechtingsproblematiek. Het is onduidelijk hoe [minderjarige] zich voelt omdat hij hierover nauwelijks praat. De vader is de afgelopen jaren slechts in beperkte mate betrokken geweest bij het leven van [minderjarige] . Sinds kort neemt hij weliswaar weer meer verantwoordelijkheid in het contact met [minderjarige] , maar het contact blijft beperkt en hij lijkt er (nog) niet onvoorwaardelijk voor [minderjarige] te zijn. Dit maakt dat de moeder de dagelijkse zorg voor en opvoeding van [minderjarige] grotendeels alleen draagt. Daarbij is de grootste zorg dat het de moeder niet lukt om [minderjarige] te motiveren om ‘in beweging te komen’. De communicatie tussen hen verloopt ook moeizaam. Hoewel de kinderrechter het positief en bemoedigend vindt dat de moeder een steunend netwerk om zich heen heeft, personen die, meer dan de moeder en de hulpverlenende instanties, in gesprek lijken te kunnen komen met [minderjarige] , kunnen deze personen de taken en verantwoordelijkheden van de moeder niet volledig overnemen. Dit komt mede door de bovengemiddelde opvoedvraag van [minderjarige] . Een andere zorg betreft de persoonlijke problematiek van de moeder. Zo leeft ook zij een vrij geïsoleerd bestaan en verergeren haar medische klachten. Dit maakt de zorg voor en opvoeding van [minderjarige] zwaarder. In het verleden hebben de hulpverlenende instanties niet kunnen bewerkstelligen wat nodig was. Ondanks de inzet van veel verschillende hulp heeft er geen structurele verandering plaatsgevonden omdat het voor de moeder lastig bleek het geleerde vast te houden. Mede door het gebrek aan vertrouwen in de hulpverlening als gevolg van de teleurstellingen in het verleden, is het de vraag of de moeder de door de experttafel noodzakelijk geachte hulpverlening in het vrijwillige kader zal inzetten en ook de vader dit voldoende zal ondersteunen. Hierbij is ook van belang dat niet duidelijk is hoe [minderjarige] hier over denkt. Het risico bestaat dat de ontwikkeling van [minderjarige] verder zal vertragen zonder de inzet van snelle en adequate hulp.
5.3.
Gelet op het vorenstaande is de kinderrechter van oordeel dat een gedwongen kader nu noodzakelijk is. Het verzoek, waartegen geen verweer is gevoerd, zal daarom worden toegewezen als verzocht. Een jeugdbeschermer kan de moeder ondersteunen en ontlasten in de zorg voor en opvoeding van [minderjarige] , dat doen wat nodig is om gevolg te geven aan het advies van de experttafel, dat moet worden uitgevoerd, en opvoedondersteuning voor de vader in gang zetten. Gelet op de stappen die nog genomen moeten worden, is een ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar passend en geboden.
5.4.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland met ingang van 9 mei 2025 tot 9 mei 2026;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 mei 2025 door mr. J.E. Bierling, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. D.W.E. van Reisen als griffier, en op schrift gesteld op 20 mei 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.