ECLI:NL:RBDHA:2025:9450

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
28 mei 2025
Zaaknummer
24/2765
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag omgevingsvergunning voor dakuitbouw in rijksbeschermd stadsgezicht

Deze uitspraak betreft de afwijzing van de aanvraag van eiseres om een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een dakuitbouw op de derde verdieping van haar woning, gelegen in een Rijksbeschermd stadsgezicht. De rechtbank heeft de afwijzing beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden die eiseres heeft aangevoerd. De rechtbank oordeelt dat het college van burgemeester en wethouders van Den Haag eiseres niet in de gelegenheid heeft hoeven stellen om een aangepaste aanvraag in te dienen. Eiseres krijgt geen gelijk en het beroep is ongegrond.

Eiseres had een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning, maar deze werd afgewezen omdat het bouwplan niet voldeed aan het bestemmingsplan en de goothoogte de maximaal toegestane hoogte overschreed. De rechtbank heeft vastgesteld dat de commissie niet instemde met de dakuitbouw, omdat deze de kenmerkende vorm van de mansardekap aantastte en niet in overeenstemming was met de bestaande architectuur. Eiseres stelde dat zij de kans had moeten krijgen om haar aanvraag te wijzigen, maar de rechtbank oordeelt dat de voorgestelde wijzigingen zo ingrijpend zouden zijn dat een nieuwe aanvraag noodzakelijk zou zijn.

De rechtbank concludeert dat het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de aanvraag af te wijzen zonder eiseres de gelegenheid te geven om deze aan te passen. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, en is openbaar uitgesproken op 28 mei 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/2765

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 mei 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag

(gemachtigde: mr. S.V. Benjamin).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eiseres om een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een dakuitbouw. Eiseres voert hiertegen een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college eiseres niet in de gelegenheid heeft hoeven te stellen een aangepaste aanvraag in te dienen. Eiseres krijgt dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiseres heeft een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het veranderen van de woning aan de [adres] door het plaatsen van een dakuitbouw op de derde verdieping. Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 9 november 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 4 maart 2024 op het bezwaar van eiseres is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 16 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens eiseres haar vader [naam 1] en architect [naam 2] en namens het college de gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

Het bestreden besluit
3. Eiseres woont aan de [adres] in [plaats] . De woning bevindt zich in het Rijksbeschermd stadsgezicht ‘Centrum’. Het college heeft de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een dakuitbouw op de derde verdieping afgewezen. De aanvraag voldoet niet aan het geldende bestemmingsplan ‘ [bestemmingsplan] ’. Het door eiseres voorgestelde bouwplan heeft een goothoogte van 13,53 m en overschrijdt daarmee de maximaal toegestane goothoogte van 12 m.
3.1.
Het college is niet bereid om met toepassing van de kruimelregeling af te wijken van het bestemmingsplan, nu aan het weigeringsbesluit ook een negatief welstandsadvies ten grondslag ligt. De welstandscommissie schrijft in het advies:
“De commissie kan niet instemmen met de dakuitbouw aan de zijkant van de zinken mansardekap. De woning is gelegen binnen een Rijksbeschermd stadsgezicht. De uitbouw houdt geen enkele rekening met de bestaande architectuur en tast de kenmerkende vorm van de mansardekap aan. Door de grootte en vorm is het geen ondergeschikt element meer in de kap. Ook gaat de uitbouw aan de kopse zijde op hinderlijke wijze voorbij de hoekkeper van de kap. Het voorstel tast het kenmerkende daklandschap op deze wijze te veel aan en vormt hierdoor een ernstige aantasting van het beschermd stadsgezicht.”Het beroep
4. Eiseres kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Volgens eiseres had zij door het college in de gelegenheid moeten worden gesteld om de aanvraag te wijzigen. Het bezwaarschrift was namelijk voorzien van een gewijzigde schets, waarin de goothoogte op de oorspronkelijke (toegestane) hoogte wordt gehandhaafd, zonder daarbij afbreuk te doen aan het oorspronkelijke plan. Mogelijk heeft het college deze schets onjuist geïnterpreteerd. Als eiseres in bezwaar zou zijn gehoord, dan had een mogelijke misinterpretatie voorkomen kunnen worden.
Beoordeling door de rechtbank
5. De rechtbank stelt voorop dat niet in geschil is dat de door eiseres op 19 juli 2023 ingediende aanvraag niet tot toewijzing van de vergunning zou kunnen leiden. Door eiseres wordt namelijk niet betwist dat dit bouwplan niet voldoet aan de eisen die de wet- en regelgeving hieraan stelt. Eiseres stelt zich echter op het standpunt dat het bestreden besluit met name onjuist is omdat het college haar niet de kans heeft geboden om de aanvraag aan te passen.
5.1.
De rechtbank overweegt dat uit vaste rechtspraak volgt dat het college in bepaalde gevallen verplicht is om de aanvrager in de gelegenheid te stellen om een aanvraag zo te wijzigen of aan te vullen, dat geconstateerde beletselen voor het verlenen van de vergunning worden weggenomen. [1] Daarbij zal het moeten gaan om wijzigingen van ondergeschikte aard, waarvoor geen nieuwe aanvraag is vereist. Belangrijk bij de beoordeling of de wijziging van ondergeschikte aard is, is het antwoord op de vraag of de ruimtelijke uitstraling van het oorspronkelijke bouwplan verandert en daarmee ook de uiterlijke verschijningsvorm van het gebouw. De vraag of zich een wijziging van ondergeschikte aard voordoet moet per concreet geval beoordeeld worden. Als de wijziging van de oorspronkelijke aanvraag zodanig ingrijpend is dat redelijkerwijs niet meer van hetzelfde bouwplan gesproken kan worden, moet een nieuwe aanvraag worden ingediend.
5.2.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat het college in dit geval gehouden was om eiseres in de gelegenheid te stellen de oorspronkelijke aanvraag aan te passen. De vergunningsaanvraag is niet alleen geweigerd vanwege een overschrijding van de maximaal toegestane goothoogte op grond van het bestemmingsplan, maar ook vanwege strijdigheid met de redelijke eisen van welstand. De rechtbank overweegt dat het college zich op het standpunt heeft mogen stellen dat de wijzigingen die nodig zouden zijn om de welstandsbezwaren te kunnen wegnemen, een zodanige verandering van de ruimtelijke uitstraling zouden veroorzaken, dat niet meer gesproken kan worden van een ondergeschikte wijziging. Dit geldt zowel voor de wijziging van de vorm van het dak (van plat naar schuin), als voor het bouwvolume, dat ook invloed heeft op de uiterlijke kenmerken van het bouwplan. De bezwaren van de welstandscommissie zagen immers zowel op de vorm als op de grootte van de dakuitbouw. Het college heeft in redelijkheid het standpunt kunnen innemen dat wijzigingen van het oorspronkelijke bouwplan die aan deze bezwaren tegemoet zouden komen van dien aard zouden zijn dat het oorspronkelijke bouwplan niet meer als zodanig herkenbaar zou zijn. De beroepsgrond slaagt niet.
5.3.
Voor zover eiseres zich op het standpunt stelt dat het college ten onrechte toepassing heeft gegeven aan artikel 7:3, van de Algemene wet bestuursrecht, door het horen in bezwaar achterwege te laten, is de rechtbank van oordeel dat ook deze beroepsgrond niet slaagt. Nu tussen partijen onbetwist is dat het ingediende, oorspronkelijke bouwplan niet zou kunnen leiden tot het toewijzen van de vergunningsaanvraag, en er zoals hiervoor overwogen geen reden was gelegenheid te geven de aanvraag te wijzigen, had eiseres met het horen in bezwaar niet kunnen bereiken dat er alsnog een vergunning zou worden verleend.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van mr. C.A. van der Meijs, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 28 mei 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 12 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2677.