ECLI:NL:RBDHA:2025:9460

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 april 2025
Publicatiedatum
28 mei 2025
Zaaknummer
C/09/675092 / FA RK 24-7856
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gezamenlijk gezag over minderjarige en verzoek tot benoeming bijzondere curator

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 april 2025 een beschikking gegeven in een familierechtelijke procedure. De vader heeft verzocht om gezamenlijk gezag over zijn minderjarige kind, dat onder toezicht staat van de gecertificeerde instelling. De rechtbank heeft kennisgenomen van eerdere beschikkingen en de huidige situatie van de minderjarige, die sinds 1 maart 2023 onder toezicht staat. De vader heeft eerder verzocht om gezamenlijk gezag, maar dit verzoek werd in 2021 afgewezen vanwege wantrouwen tussen de ouders en gebrek aan communicatie. Inmiddels is er echter sprake van contactherstel tussen de vader en de minderjarige, en de rechtbank oordeelt dat gezamenlijk gezag in het belang van het kind is. De moeder heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de vader, maar de rechtbank concludeert dat de ouders in staat zijn om gezamenlijk gezag uit te oefenen, mede door de betrokkenheid van jeugdbeschermers. De rechtbank wijst het verzoek van de vader om een bijzondere curator te benoemen af, omdat er al onafhankelijke jeugdbeschermers betrokken zijn. De rechtbank beslist dat het gezag voortaan gezamenlijk aan de vader en de moeder toekomt, en dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 24-7856
Zaaknummer: C/09/675092
Datum beschikking: 4 april 2025

Gezag en benoeming bijzondere curator

Beschikking op het op 23 oktober 2024 ingekomen verzoek van:

[de vader] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. G.A. Nandoe Tewarie te Den Haag,

[de moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M. Erkens te Den Haag.
Als informant wordt aangemerkt:

Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering Regio West,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

Procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift met bijlagen;
  • het F9-bericht van 17 december 2024, met bijlage (rapportage van 11 december
  • de brief van 10 februari 2025, met bijlagen, van de zijde van de vader;
  • het verweerschrift met bijlagen;
  • het F9-bericht van 20 februari 2025, met bijlage, van de zijde van de vader;
  • het F9-bericht van 20 februari 2025 van de zijde van de moeder.
Op 21 februari 2025 is de zaak op een zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: partijen met hun advocaten. Namens de gecertificeerde instelling is niemand verschenen.
Oorspronkelijk zouden op deze zitting zowel het onderhavige verzoek als het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige [de minderjarige] (C/09/678530, JE RK 25-49) gecombineerd behandeld worden. Echter, vanwege de afwezigheid van een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling is laatstgenoemde zaak aangehouden en alsnog op 27 februari 2025 op een zitting behandeld.
Na de zitting heeft de rechtbank ontvangen:
- het F9-bericht van 27 maart 2025, met bijlage (beschikking van 19 maart 2025 van
het Gerechtshof Den Haag in de door de vader aanhangig gemaakte hoger
beroepsprocedure tegen de hierna te noemen beschikking van 10 augustus 2023
van deze rechtbank), van de zijde van de vader.

Feiten

  • Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
  • Zij zijn de ouders van het volgende minderjarige kind:
  • De moeder is van rechtswege alleen met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] belast.
  • Bij beschikking van deze rechtbank van 26 september 2019 is aan de vader
  • Bij beschikking van deze rechtbank van 26 juli 2021:
 is het verzoek van de vader tot gezamenlijk gezag over [de minderjarige] afgewezen;
 is bepaald dat de moeder voor 1 juli 2021 de vader een aantal foto's van [de minderjarige]
stuurt van de afgelopen jaren met informatie over de belangrijkste
gebeurtenissen uit het leven van [de minderjarige] in de afgelopen jaren, en vervolgens
telkens voor de eerste van de maand een recente foto van [de minderjarige] met
informatie over haar huidige ontwikkeling, haar gezondheid en actuele
belangrijke gebeurtenissen in haar leven;
 zijn de ouders verwezen naar het Kenniscentrum Kind en Scheiding voor
deelname aan het hulpverleningstraject Omgangsbegeleiding ( [instelling] );
 is iedere verdere beslissing ten aanzien van de omgang en de proceskosten
aangehouden.
- Bij beschikking van deze rechtbank van 18 juli 2022:
 is bepaald dat [de minderjarige]
voorlopig, onder begeleiding van de omgangsbegeleiders
van het [instelling] , - volgens een opbouwschema - in de even weken op
woensdagmiddag bij de vader zal zijn (eerst vier keer bij het [instelling] ,
daarna bij de vader thuis), waarbij in overleg met het [instelling] wordt
toegewerkt naar (onbegeleide) omgang gedurende vier uur;
 is bepaald dat de moeder aan de vader een dwangsom verbeurt van € 200,-
voor iedere keer dat zij de voorlopige omgangsregeling zoals in deze
beschikking is bepaald niet nakomt, met een maximum van € 5.000.-;
 is bepaald dat bovenstaande dwangsom vatbaar is voor matiging op de
wijze zoals in het lichaam van deze beschikking is vermeld;
 is de Raad (nogmaals) verzocht onderzoek te verrichten en een gemotiveerd
advies te geven over de volgende concrete vragen:
- hoe dient een omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] er qua vorm,
duur en frequentie uit te zien?
- is een ondertoezichtstelling of een andere kinderbeschermings-
maatregel nodig?
 is het verzoek van de vader om een uitgebreidere informatieregeling
afgewezen;
 is iedere verdere beslissing ten aanzien van de omgang en de proceskosten
aangehouden.
- Bij beschikking van deze rechtbank van 1 maart 2023 – met wijziging van de
tussenbeschikking van 18 juli 2022 – :
 is bepaald dat [de minderjarige] met ingang van 8 maart 2023
voorlopigbij de vader zal
verblijven:
- wekelijks elke woensdag bij de vader thuis voor de duur van vier
uur, onder begeleiding van het [instelling] , waarbij de vader [de minderjarige]
uit school haalt. Moeder haalt [de minderjarige] op bij vader thuis, in aanwezigheid van een begeleider van het [instelling] ;
- na drie weken - na een evaluatie met de ouders, de jeugdbeschermer
en een begeleider van het [instelling] - wekelijks elke woensdag
onbegeleide omgang bij de vader thuis, vanuit school tot 18.00 uur,
eventueel in onderling overleg ook met het avondeten bij vader
thuis;
- uit te breiden naar om de week één dag in het weekend (zaterdag of
zondag) van 10.00 uur tot 18.00 uur, waarbij er toegewerkt wordt
naar een weekend met overnachting; en
- waarbij uiteindelijk toegewerkt wordt naar een vaste omgangsregeling, waarbij de weekenden, de feestdagen,
verjaardagen en vakanties en dergelijke evenredig tussen de ouders
worden verdeeld;
 is bepaald dat de moeder aan de vader een dwangsom verbeurt van
€ 200,- voor iedere keer dat zij voornoemde voorlopige omgangsregeling
zoals in deze beschikking is bepaald niet nakomt, met een maximum van
€ 10.000,-;
 is bepaald dat bovenstaande dwangsom vatbaar is voor matiging op de
wijze zoals in het lichaam van deze beschikking is vermeld;
 is iedere verdere beslissing ten aanzien van de omgang en de proceskosten
aangehouden.
- Bij (eind)beschikking van deze rechtbank van 10 augustus 2023:
 is de volgende omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] vastgesteld:
- [de minderjarige] verblijft eenmaal per twee weken op zaterdag van 10.00 uur tot
18.30 uur bij de vader, waarbij [de minderjarige] bij de vader blijft avondeten,
waarbij de moeder [de minderjarige] bij de vader brengt en ophaalt te beginnen
op 12 augustus 2023;
- [de minderjarige] verblijft eenmaal per twee weken op een doordeweekse dag
vanuit school tot 18.30 uur bij de vader (in de week waarin [de minderjarige] niet
op zaterdag bij de vader verblijft), in onderling overleg tussen de
ouders af te spreken welke doordeweekse dag dat zal zijn en
als zij daar niet uitkomen op de woensdag, waarbij [de minderjarige] in principe
bij de vader blijft avondeten, waarbij de vader [de minderjarige] uit school
ophaalt en de moeder [de minderjarige] weer bij de vader ophaalt;
- als de vader verhinderd is wordt het omgangsmoment niet
ingehaald;
- als de omgangsregeling door de moeder wordt afgezegd wordt in
onderling overleg tussen de ouders een andere dag afgesproken
waarop het omgangsmoment wordt ingehaald waarbij zonder
overeenstemming dit op een zaterdag of woensdag dient te
gebeuren;
 is bepaald dat ieder partij de eigen proceskosten draagt;
- [de minderjarige] staat sinds 1 maart 2023 onder toezicht van de gecertificeerde instelling.
Bij beschikking van 27 februari 2025 van de kinderrechter van deze rechtbank is de
ondertoezichtstelling verlengd tot 1 september 2025.

Verzoek en verweer

Het verzoekschrift strekt tot:
  • toekenning van het gezamenlijk gezag aan vader;
  • benoeming van een bijzonder curator, althans tot het gelasten van een
  • met veroordeling van de vrouw in de kosten dezes;
een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
De moeder heeft verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. Daarnaast heeft de moeder zelfstandig verzocht om de vader te veroordelen in de proceskosten (aan haar zijde bestaande uit de eigen bijdrage € 923,- en het griffierecht
€ 331,-), een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.

Beoordeling

Toelating stukken van de vader
Namens de moeder is bezwaar gemaakt tegen het door de vader op 20 februari 2025 – een dag voor de zitting – ingediende stuk
(‘SCHRIFTELIJKE AANTEKENINGEN namens vader’), omdat het een herhaald aanhoudingsverzoek betreft en tevens een inhoudelijke reactie op het verweerschrift van de moeder, wat strijdig is met de 2-conclusieregel en de goede procesorde. Daarnaast is op de zitting namens de moeder bezwaar gemaakt tegen de door de vader overgelegde brief van de gecertificeerde instelling van 11 december 2024, omdat deze brief in de hoger beroepsprocedure bij het Gerechtshof ook was ingediend maar naderhand is ‘ingetrokken’. De advocaat van de moeder vindt het daarom niet netjes dat daarnaar in onderhavige procedure nog wel wordt verwezen.
Ondanks de bezwaren van de moeder zal de rechtbank de betreffende stukken die zijn ingediend door de vader wel toelaten.
Het stuk van 20 februari 2025 is immers niet omvangrijk en inhoudelijk al bekend bij de moeder. Gebleken is daarnaast dat de moeder het stuk voorafgaand aan de zitting nog met haar advocaat heeft kunnen bespreken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het recht van de moeder op hoor en wederhoor niet is geschonden, zodat het stuk wordt toegelaten tot het procesdossier. Ten aanzien van het stuk van 11 december 2024 (brief van de gecertificeerde instelling) is door de advocaat van de vader onweersproken gesteld dat zij het in onderhavige procedure heeft ingediend vóórdat het in de hoger beroepsprocedure bij het Gerechtshof werd ingetrokken. In het licht hiervan, en gelet op het feit dat de rechtbank er al inhoudelijk kennis van heeft genomen én het ook inhoudelijk op de zitting aan de orde is geweest, zal de rechtbank ook dit stuk opnemen in het procesdossier.
Gezag
De rechtbank constateert dat de vader al eerder, bij verzoekschrift van 9 oktober 2018 (dus ruim 6 jaar geleden) heeft verzocht om hem samen met de moeder met het gezag over [de minderjarige] te belasten. Bij beschikking van 26 juli 2021 heeft de rechtbank dat verzoek toen afgewezen. In genoemde beschikking overweegt de rechtbank:
“De rechtbank is gelet op de stukken en het verhandelde ter terechtzitting met deRaad van oordeel dat wijziging in het gezag op dit moment niet in het belang van[de minderjarige] is. Er bestaat zeer veel wantrouwen tussen de ouders en er is geen enkele vormvan communicatie. Onder deze omstandigheden kunnen de ouders niet gezamenlijktot constructieve besluiten komen ten aanzien van [de minderjarige] . De rechtbank ziet geenaanleiding om – zoals door de vader verzocht – het verzoek aan te houden. Met de
Raad is de rechtbank van oordeel dat op dit moment de focus dient te liggen op hetcontactherstel tussen [de minderjarige] en de vader en op hulpverlening. De rechtbank acht
afwijzing van het verzoek tot gezamenlijk gezag in het belang van [de minderjarige]noodzakelijk”.
Inmiddels is er sprake van contactherstel en ziet [de minderjarige] haar vader wekelijks: de ene week op – naar de rechtbank begrijpt – woensdagmiddag na school tot het eten en de week daarop op zaterdag van 10.00 uur tot 18.30 uur. [de minderjarige] wordt bij de vader gebracht/opgehaald door haar oma (moederzijde). Middels de beschikking van 19 maart 2025 van het Gerechtshof Den Haag is deze regeling ongewijzigd in stand gelaten.
Met zijn verzoekschrift van 23 oktober 2024 verzoekt de vader in onderhavige procedure wederom om gezamenlijk met de moeder te worden belast met het gezag over [de minderjarige] . De vader voert hiertoe – samengevat – de volgende argumenten aan.
Gezamenlijk gezag is in het belang van [de minderjarige] , omdat haar ontwikkeling wordt bedreigd doordat de moeder structureel oneigenlijk gebruik maakt van haar gezag en de moeder nog steeds geen emotionele toestemming aan [de minderjarige] geeft om bij haar vader te zijn. Vanwege haar ontwikkelingsbedreiging staat [de minderjarige] nog altijd onder toezicht. Daarnaast is gezamenlijk gezag noodzakelijk om de omgang en ‘family life’ tussen de vader en [de minderjarige] te kunnen behouden/verwezenlijken. Door de vader wordt in dit verband verwezen naar het arrest van de Hoge Raad van 27 maart 2020 (ECLI:NL:HR: 2020:533). Vader stelt dat, om ouderverstoting een halt toe te roepen, er specifiek voor gekozen zou moeten worden om hem samen met de moeder te belasten met het gezamenlijk ouderlijk gezag. Tenslotte voert de vader aan dat hij volledig van de moeder afhankelijk is voor wat betreft informatie inwinning over het wel en wee van [de minderjarige] . Volgens de vader verkeert hij, vanwege het ontbreken van gezag aan zijn kant, in een nadelige positie ten opzichte van de moeder.
De moeder kan er niet mee instemmen dat de vader mede met het gezag over [de minderjarige] wordt belast, omdat dat strijdig is met de belangen van [de minderjarige] . Volgens de moeder bestaat er geen basis voor gezamenlijk gezag: er is tussen partijen geen enkele vorm van gezamenlijk overleg – waardoor zij niet in staat zijn gezamenlijk beslissingen over [de minderjarige] te nemen – en het wantrouwen tussen de ouders is de afgelopen jaren alleen maar gegroeid. De enige communicatie tussen partijen zijn de e-mails die de moeder aan de vader stuurt in het kader van de informatieregeling en de e-mails die onderling worden gestuurd als er wijzingen zijn in de omgang tussen [de minderjarige] en de vader. De moeder ervaart elke communicatie met de vader als belastend.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Op grond van artikel 1:253c, eerste en tweede lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nooit het gezag gezamenlijk met de moeder heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten. Het verzoek wordt slechts afgewezen indien er een onaanvaardbaar risico is dat de minderjarige klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of indien afwijzing anderszins in het belang van de minderjarige noodzakelijk is.
De rechtbank stelt voorop dat het uitgangspunt van de wetgever is dat de ouders gezamenlijk het gezag over hun minderjarige kind(eren) uitoefenen en dat slechts in uitzonderingsgevallen kan worden aangenomen dat het belang van het kind vereist dat één van de ouders met het gezag is belast. Voor gezamenlijk gezag is vereist dat ouders in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans ten minste in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond het kind kunnen voordoen.
De rechtbank is onvoldoende gebleken van feiten en omstandigheden waaruit volgt dat de ouders daartoe niet in staat zijn. Ook is niet gebleken van contra-indicaties bij de vader of dat de vader gezagsbeslissingen in de weg zal staan. De rechtbank constateert dat de verstandhouding tussen de vader en de moeder weliswaar uiterst moeizaam is, maar dat is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om te concluderen dat behoud van het eenhoofdig gezag bij de moeder anderszins in het belang van [de minderjarige] is.
De rechtbank neemt hierbij in overweging dat er sprake is van minimale communicatie tussen de beide ouders, maar (mede) daarvoor zijn er in het kader van de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] jeugdbeschermers betrokken die de beide ouders kunnen helpen en begeleiden bij het verbeteren van het onderling contact om (uiteindelijk) te komen tot een niveau van constructieve communicatie. Het is in dat verband positief dat de moeder een traject Parallel Solo Ouderschap (PSO) heeft gevolgd – waar zij handvatten hiervoor zal hebben meegekregen – en een coach voor [de minderjarige] heeft ingeschakeld.
De rechtbank weegt in haar beslissing ook mee dat gezamenlijk gezag zorgt voor een evenwichtiger uitgangspositie voor beide ouders met betrekking tot de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] en de overige hulpverlening die is ingezet. Tenslotte neemt de rechtbank hierbij in overweging dat er sinds de tweede helft van 2022 contact plaatsvindt tussen de vader en [de minderjarige] en er een omgangsregeling loopt waarbij er inmiddels wekelijk contact is. Ook is er hulpverlening voor [de minderjarige] ingezet. Het ontbreken van contact en hulpverlening waren eerder redenen voor de rechtbank om destijds (beschikking van 26 juli 2021) de vader niet met het gezamenlijk gezag over [de minderjarige] te belasten.
Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat gezamenlijk gezag betekent dat de ouders contact met elkaar zullen moeten hebben over typische gezagskwesties zoals buitenlandse vakanties met het kind, aanvraag/verlenging van identiteitsbewijzen en medische zaken ofwel over gewichtige aangelegenheden. De rechtbank gaat ervan uit dat de ouders daarbij in staat zijn om het belang van [de minderjarige] voorop te stellen.
De rechtbank spreekt richting de gecertificeerde instelling de hoop uit dat de huidige jeugdbeschermers (die pas sinds kort betrokken zijn) voor een langere aaneengesloten periode aan het gezin verbonden zullen zijn, en dat er niet weer op korte termijn een personeelswissel zal plaatsvinden waardoor [de minderjarige] en de ouders weer aan een andere hupverlener moeten wennen en de hulpverlening vertraging (met alle gevolgen van dien) oploopt.
Omdat de rechtbank het verzoek van de vader om samen met de moeder met het gezag over [de minderjarige] te worden belast toewijst, zal de rechtbank het voorwaardelijke verzoek van de vader om een raadsonderzoek te gelasten afwijzen.
Benoeming bijzondere curator
De vader verzoekt om de benoeming van een bijzondere curator die, als onafhankelijke derde, kan meekijken en als stem van [de minderjarige] kan optreden. Door de moeder is hiertegen verweer gevoerd.
In het licht van de lopende ondertoezichtstelling ziet de rechtbank geen aanleiding om een bijzondere curator voor [de minderjarige] te benoemen. Nog daargelaten dat een concrete toegevoegde waarde hiervoor ontbreekt, zijn er momenteel al onafhankelijke jeugdbeschermers en een jeugdcoach betrokken die de belangen van [de minderjarige] behartigen. Daarbij komt dat de benoeming van een bijzondere curator tot gevolg heeft dat [de minderjarige] met weer een nieuwe persoon kennis zal moeten maken en praten, terwijl de rechtbank het juist in haar belang acht dat ze rust gaat krijgen.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek van de vader om een bijzondere curator te benoemen afwijzen.
Proceskosten
Door de beide ouders is verzocht om de wederpartij te veroordelen tot een
proceskostenvergoeding. Mede gelet op het feit dat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, ziet de rechtbank daar geen aanleiding toe zodat de proceskosten zullen worden gecompenseerd zoals hierna vermeld.

BeslissingDe rechtbank:

bepaalt dat voortaan aan de vader en de moeder gezamenlijk het gezag zal toekomen over de minderjarige:
- [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats] ,
en verklaart deze bepaling uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.D.A. Geleijns, kinderrechter, bijgestaan door
mr. M.G.J. Konings als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 april 2025.