ECLI:NL:RBDHA:2025:9465

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 mei 2025
Publicatiedatum
28 mei 2025
Zaaknummer
C/09/684782 / KG ZA 25-418
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing van conservatoir beslag in kort geding tussen Terrado Networks B.V. en Ben Infra Techniek B.V.

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 20 mei 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Terrado Networks B.V. (hierna: Terrado) en Ben Infra Techniek B.V. (hierna: BIT) over de opheffing van een conservatoir beslag. Terrado, eiseres, heeft de voorzieningenrechter verzocht om het beslag dat BIT op haar heeft gelegd op te heffen. BIT had op 27 februari 2025 conservatoir beslag gelegd onder de Rabobank en ODF, met een vordering van in totaal € 328.485,45. Terrado betwistte de vordering van BIT en stelde dat zij zelf een tegenvordering had op BIT van € 474.955,34. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vordering van BIT niet summierlijk ondeugdelijk was en dat de belangenafweging niet in het voordeel van Terrado viel. De voorzieningenrechter oordeelde dat Terrado niet had aangetoond dat het beslag haar bedrijfsvoering ernstig belemmert en dat het belang van BIT om zekerheid te hebben voor haar vordering zwaarder woog. De vorderingen van Terrado zijn afgewezen en zij is veroordeeld in de proceskosten van BIT.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/684782 / KG ZA 25-418
Vonnis in kort geding van 20 mei 2025
in de zaak van
Terrado Networks B.V.te Amstelveen,
eiseres,
advocaat mr. C. Cenik te Zutphen,
tegen:
Ben Infra Techniek B.V.te Vlaardingen,
gedaagde,
advocaat mr. J.L. Oudshoorn te Den Haag.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘Terrado’ en ‘BIT’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met daarbij en daarna overgelegde producties 1 tot en met 12;
- de door BIT overgelegde producties 1 tot en met 5.
1.2.
Op 15 mei 2025 is de mondelinge behandeling gehouden, waarbij namens beide partijen pleitnotities zijn overgelegd.
1.3.
Partijen procederen in dit kort geding digitaal. BIT heeft op 14 mei 2025 tussen 16.49 uur en 16.53 uur nog producties 6 tot en met 8 via de digitale toegang toegezonden aan de voorzieningenrechter. Anders dan voorgeschreven in artikel 3.13 van het Landelijk procesreglement rechtbanken heeft BIT die stukken niet tevens in afschrift aan Terrado gezonden. De aan de voorzieningenrechter toegezonden stukken zijn door de griffie verwerkt op 15 mei 2025, kort voorafgaand aan de zitting – die aanving om 9.00 uur. Pas op dat moment waren de stukken voor de advocaat van Terrado zicGhtbaar in het digitale dossier. De advocaat van Terrado heeft hierdoor voorafgaand aan de zitting geen kennis kunnen nemen van de stukken. Gelet op deze feitelijke gang van zaken acht de voorzieningenrechter het strijdig met de goede procesorde om productie 6 tot en met 8 van BIT in aanmerking te nemen. Deze worden daarom buiten beschouwing gelaten.
1.4.
Op 20 mei 2025 is door middel van een verkort vonnis uitspraak gedaan. Het onderstaande vormt daarvan de uitwerking, die is vastgesteld op 22 mei 2025

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Terrado en BIT houden zich beide bezig met de aanleg van glasvezel en aanverwante werkzaamheden. Dit betreft het daadwerkelijke graafwerk langs wegen, straten en trottoirs, het ingraven van mantelbuizen en het daar doorheenvoeren van glasvezelkabel tot aan de erfgrens van aansluitadressen.
2.2.
Partijen hebben vanaf medio 2022 tot en met medio 2024 samengewerkt bij de aanleg van delen van het glasvezelnetwerk van netwerkbeheerder Open Dutch Fiber B.V. (hierna: ODF), Terrado als hoofdaannemer van ODF en BIT als onderaannemer van Terrado. In verband met deze samenwerking hebben partijen op 1 augustus 2022 een overeenkomst van (onder)aanneming gesloten.
2.3.
Ten aanzien van de facturatie van de werkzaamheden die BIT op grond van de overeenkomst verrichtte, werkte de samenwerking aldus dat BIT nadat werkzaamheden waren uitgevoerd aan de hand van door Terrado opgemeten gewerkte meters een productiestaat opstelde. Aan de hand van die productiestaat stelde Terrado vervolgens een opdrachtbon op. De gegevens uit die opdrachtbon nam BIT over in de factuur die zij aan Terrado stuurde.
2.4.
Op enig moment is tussen partijen een geschil ontstaan over de gevoerde administratie ten aanzien van de door BIT uitgevoerde werkzaamheden, de facturatie daarvan en de betaling door Terrado van de facturen. BIT stelt zich hierbij op het standpunt dat Terrado haar nog geld verschuldigd is. Een medewerker van BIT en een medewerker van Terrado hebben in september / oktober 2024 gezamenlijk geprobeerd om de administratieve en financiële verhoudingen te inventariseren. Dat heeft er niet toe geleid dat partijen het eens zijn geworden over de vraag of Terrado nog een bedrag aan BIT verschuldigd is en, zo ja, welk bedrag. Ook onderlinge contacten nadien tussen de bestuurders / gevolmachtigden van Terrado en BIT hebben nergens toe geleid.
2.5.
Bij verzoekschrift van 27 februari 2025 heeft BIT de voorzieningenrechter van deze rechtbank verzocht ten laste van Terrado conservatoir derdenbeslag te mogen laten leggen onder ODF en de coöperatieve Rabobank U.A. (hierna: de Rabobank). In het verzoekschrift stelt BIT dat zij Terrado heeft ervaren als administratief chaotisch en onderbezet. Volgens haar liet Terrado na opdrachtbonnen te verstrekken op door BIT ingezonden productiestaten en verliepen betalingen chaotisch. Ten aanzien van de vordering die zij op Terrado meent te hebben stelt zij het volgende [1] :
Er is sprake van een achterstand in betalingen van periodieke facturen van € 41.518,60 over de gehele periode van samenwerking;
Terrado liet het verstrekken van opdrachtbonnen op de door BIT ingezonden productiestaten op zijn beloop. Daarom heeft BIT op 28 maart 2024 besloten de voor Terrado gewerkte uren in 2022 en 2023 volledig uit te factureren, in twee facturen (factuurnummer 2024-150 en 2024-151). Nadien heeft Terrado alsnog van een aantal productiestaten die onder deze facturen zijn gefactureerd de opdrachtbon gestuurd, die vervolgens afzonderlijk door BIT zijn gefactureerd. Voor deze bedragen zijn creditnota’s verzonden (op factuur 2024-150 is creditnota 2025-011 verzonden en op factuur 2024-151 is creditnota 2025-012 verzonden). Uiteindelijk, rekening houdend met de creditnota’s, heeft BIT op grond van factuur 2024-150 en 2024-151 nog € 193.670,40 te vorderen.
Er is een achterstand in betaling van overige posten, van totaal € 91.296,45. Dit betreft facturen ten aanzien van
i. door BIT verrichte werkzaamheden waarvan BIT de productiestaat heeft ingestuurd, maar Terrado nooit de opdrachtbon heeft verstrekt of een opdrachtbon voor een te laag bedrag heeft verstrekt;
ii. de huur van een machine van BIT door Terrado;
iii. een factuur ten aanzien van zes productiestaten van uren die BIT in 2024 heeft gewerkt, waarvan Terrado nooit de opdrachtbon heeft verstrekt en
iv. een factuur ten aanzien van verrichte werkzaamheden in 2024, waarvoor Terrado ten onrechte een afwijkende opdrachtbon heeft verstrekt, aan de hand waarvan BIT oorspronkelijk wel heeft gefactureerd. Het verschil tussen de opdrachtbon en de productiestaat stond nog open, en nu partijen daar onderling geen oplossing voor kunnen realiseren heeft BIT deze uren alsnog gefactureerd.
BIT heeft in het beslagrekest gesteld dat zij in totaal een vordering heeft op Terrado van € 328.485,45. Het gevraagde verlof is door de voorzieningenrechter op 27 februari 2025 verleend, waarbij de vordering van BIT op Terrado, inclusief rente en kosten, is begroot op € 400.000,=. BIT heeft vervolgens op 27 februari 2025 het conservatoire beslag onder de Rabobank en op 28 februari 2025 het conservatoire beslag onder ODF laten leggen.
2.6.
Het beslag onder Rabobank heeft doel getroffen voor een bedrag van € 480.197,42. Op verzoek van Terrado heeft BIT ermee ingestemd dat het beslag onder de Rabobank zou worden beperkte tot een bedrag van € 400.000,= en dat het resterende bedrag werd vrijgegeven. Daartoe is de Rabobank op 7 maart 2025 overgegaan. De Rabobank heeft per e-mail aan Terrado bevestigd dat het beslag op één van de bankrekeningen van Terrado is beperkt tot € 400.000,= en dat twee andere rekeningnummers van Terrado weer geheel tot haar beschikking staan.
2.7.
Op verzoek van Terrado heeft BIT het beslag onder ODF op 10 maart 2025 laten opheffen.
2.8.
Bij dagvaarding van 13 maart 2025 heeft BIT bij deze rechtbank een bodemprocedure tegen Terrado aanhangig gemaakt, waarin zij vordert Terrado te veroordelen tot betaling van € 326.485,45, te vermeerderen met rente.
2.9.
Bij brief van 11 april 2025 van Terrado aan BIT heeft Terrado de vorderingen van BIT betwist. Ten aanzien van de in het beslagrekest opgenomen vorderingen stelt Terrado kort samengevat:
- ten aanzien van de vordering onder a:
uit de klantenkaart van Terrado blijkt dat Terrado over de jaren 2022, 2023 en 2024 nog € 17.408,68 te vorderen heeft van BIT. Verder belopen dubbel betaalde facturen en nog te crediteren bedragen tezamen een bedrag van € 47.396,85. In totaal moet BIT dus nog € 64.805,53 aan Terrado betalen.
- ten aanzien van de vordering onder b:
Terrado betwist de juistheid van deze facturen, onder andere, maar niet alleen, omdat het werkzaamheden betreft ten aanzien van fouten die BIT voor eigen rekening diende te herstellen, er deels al is betaald voor werkzaamheden en werkzaamheden niet geverifieerd kunnen worden doordat niet de juiste informatie wordt verstrekt.
- Ten aanzien van de vordering onder c:
De betalingstermijn van deze facturen was op het moment van het indienen van het beslagrekest en van beslaglegging nog niet verstreken. Verder geldt ten aanzien van de facturen nog:
i. dat de inkooporder wel klopt, maar de productiestaat niet;
ii. dat Terrado betwist dat zij ooit een machine van BIT gebruikt heeft;
iii. dat de onderliggende productiestaten moeten worden afgewezen, omdat er door BIT onvoldoende informatie over de uitgevoerde werkzaamheden is verstrekt;
iv. geen melding bekend is van de opgegeven werkzaamheden.
Terrado stelt in de brief verder dat zij een tegenvordering heeft op BIT van € 474.955,34 (p.m), in verband met:
het openstaande bedrag van € 64.805,53 zoals hiervoor onder a besproken;
te veel in rekening gebracht werkzaamheden ten bedrage van € 208.070,17;
BIT verwijtbare inkoopschade door te veel ingekochte kabelmeters voor een bedrag van € 197.666,66;
door BIT aangebrachte schade aan kabels bij de uitvoering van blaaswerkzaamheden, waarvan de omvang nog in kaart moet worden gebracht;
dubbel en onverschuldigd betaalde facturen met een totaal beloop van € 4.478,20;
herstel van ondeugdelijke graafwerkzaamheden, waarbij de omvang van de schade nog in kaart moet worden gebracht,
gezien de veelheid aan facturen en de wijze waarop deze zijn aangeleverd behoudt Terrado zich het recht voor schade te vorderen in verband met werkzaamheden die zijn verricht om de (on)juistheid van de beweerde vorderingen op BIT te verhalen.
Terrado sommeert BIT in de brief om het bedrag van € 474.955,34 binnen drie dagen te voldoen en stelt verder dat indien en voor zover Terrado jegens BIT vergoedingsplichtig zou zijn die vordering volledig verrekend kan worden met de vordering die Terrado op BIT heeft. Tot slot verzoekt Terrado het conservatoire beslag op te heffen, bij gebreke waarvan een procedure tot opheffing zal worden gestart. BIT is niet tot (verdere) opheffing van het beslag overgegaan.

3.Het geschil

3.1.
Terrado vordert – zakelijk weergegeven:
  • BIT te veroordelen de ten laste van Terrado onder de Rabobank gelegde beslagen op te heffen binnen 24 uur na betekening van dit vonnis, op straffe van een dwangsom, dan wel
  • de vordering waarvoor het verlof is verleend opnieuw te begroten tot een door de voorzieningenrechter te bepalen juist bedrag en BIT te veroordelen de ten laste van Terrado onder de Rabobank gelegde beslagen voor zover deze de opnieuw te begroten vordering overstijgen op te heffen, binnen 24 uur na betekening van dit vonnis, op straffe van een dwangsom;
alles met veroordeling van BIT in de kosten van deze procedure.
3.2.
Daartoe voert Terrado – kort samengevat – het volgende aan. BIT heeft de voorzieningenrechter in het beslagrekest niet juist en volledig geïnformeerd en de gestelde vordering van BIT is ondeugdelijk en wordt integraal betwist. Het verzuim aan de zijde van Terrado is bovendien ook nooit ingetreden, omdat zij nooit ingebreke is gesteld door BIT. Daarnaast geldt volgens Terrado dat zij nog een bedrag van BIT te vorderen heeft, dat aanzienlijk hoger is dan de vordering die BIT op Terrado meent te hebben. Door de door het beslag ontstane bankblokkade kunnen de vaste lasten niet tijdig betaald worden en stagneert de hele bedrijfsvoering van Terrado. De impact van het gelegde beslag is zeer groot. Het beslag is een buitenproportioneel middel en moet worden opgeheven, omdat de vordering niet deugdelijk is onderbouwd, voor een te hoog bedrag is gelegd en Terrado een aanmerkelijk hogere tegenvordering heeft. Ook op grond van een belangenafweging moet de vordering tot opheffing van het beslag worden toegewezen, aldus nog steeds Terrado.
3.3.
BIT voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
Op grond van artikel 705 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) wordt een gelegd conservatoir beslag onder meer opgeheven als summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag blijkt. Volgens vaste rechtspraak ligt het op de weg van degene die opheffing van het conservatoire beslag vordert om, met inachtneming van de beperkingen van een kort geding, aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk is of dat het voortduren van het beslag om andere redenen niet kan worden gerechtvaardigd.
4.2.
Partijen verwijten elkaar de administratie niet op orde te hebben. Volgens Terrado is het gevolg van de ongeordende administratie van BIT dat BIT ongefundeerde betalingsverzoeken deed, waaraan Terrado niet hoefde te voldoen. BIT stelt op haar beurt dat zij als gevolg van de administratieve situatie bij Terrado nog een aanzienlijke vordering op Terrado heeft. De voorzieningenrechter kan de wijze van het voeren van administratie binnen dit kort geding niet beoordelen. Wat daar verder ook van zij, vast staat wel dat BIT ter onderbouwing van haar vordering diverse facturen bij het beslagrekest heeft overgelegd en dat zij daarnaast in de bodemprocedure een excelbestand heeft overgelegd waarin alle facturen en betalingen ten aanzien van de vordering onder a zijn gerubriceerd. Deze dagvaarding met producties zijn in dit kort geding als productie overgelegd. Terrado heeft deze facturen en het overzicht in het excelbestand weliswaar betwist, maar is er daarmee niet in geslaagd summierlijk de ondeugdelijkheid van de vordering van BIT aannemelijk te maken. Dit had wel op haar weg gelegen. De vraag of de vorderingen van BIT daadwerkelijk, zoals Terrado stelt, ondeugdelijk zijn vergt – mede gelet op de wijze waarop Terrado de vordering heeft betwist, de volstrekt uiteenlopende standpunten van partijen, de hoeveelheid van de facturen en de complexe manier waarop partijen tijdens hun samenwerking invulling gaven aan hun onderlinge afspraken – nader onderzoek en mogelijk ook bewijslevering. Een kort geding leent zich daar niet voor. Op dit moment kan echter niet worden uitgesloten dat in de bodemprocedure zal worden geoordeeld dat BIT een substantiële vordering op Terrado heeft. Al met al is Terrado er niet in geslaagd om summierlijk van de ondeugdelijkheid van de vorderingen te doen blijken. Haar stellingen bieden evenmin houvast om – zoals subsidiair gevorderd – de vordering waarvoor het verlof is verleend op een lager bedrag te begroten.
4.3.
Het vorenstaande wordt niet anders door de stelling van Terrado zij dat ten aanzien van de vorderingen waarvoor het beslag is gelegd nog niet in verzuim was of dat ten aanzien van vordering a geen factuuroverzicht en aanmaningen zijn overgelegd. De vordering van BIT heeft betrekking op facturen die voortvloeien uit een samenwerking tussen partijen. In de schriftelijke overeenkomst is een betalingstermijn van dertig dagen overeengekomen, zodat verzuim in dit geval van rechtswege intreedt en daarvan is inmiddels voor alle door BIT gestelde vorderingen sprake. Ten aanzien van vordering a waren bij het beslagrekest inderdaad niet het factuuroverzicht en de aanmaningen overgelegd. Er is verwezen naar het excelbestand, met de stelling dat deze niet werd overgelegd vanwege de omvang ervan, maar dat deze bij dagvaarding zou worden overgelegd. Het betreffende excelbestand is inmiddels overlegd, inclusief correspondentie waaruit volgt dat BIT Terrado heeft gemaand tot betaling over te gaan. Het ontbreken van het excelbestand en de aanmaningen bij het beslagrekest vormt dus nu geen grond voor de conclusie dat de vordering ondeugdelijk is of anderszins dient te leiden tot opheffing van het beslag.
4.4.
Ook de door Terrado gestelde tegenvordering op BIT leidt niet tot toewijzing van het gevorderde. Ten aanzien van die tegenvordering valt op dat deze voor het eerst na beslaglegging door Terrado aan BIT kenbaar is gemaakt, terwijl de tegenvordering grotendeels betrekking heeft op werkzaamheden die in het kader van de samenwerking zijn uitgevoerd. De samenwerking is medio 2024 geëindigd. Een verklaring waarom de tegenvordering eerst nu bekend wordt gemaakt –terwijl partijen al sinds september 2024 met elkaar in overleg zijn geweest over hetgeen Terrado al dan niet nog aan BIT verschuldigd is– is niet gegeven. Dit alleen al roept vragen op over de deugdelijkheid van deze tegenvordering. Daar komt bij dat de vordering door BIT gemotiveerd is betwist en niet met enige stukken is onderbouwd. De stellingen van Terrado bieden onvoldoende aanknopingspunten om te kunnen stellen dat aannemelijk is dat zij een tegenvordering heeft op BIT.
4.5.
Terrado heeft een beroep gedaan op artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, op grond waarvan partijen verplicht zijn de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Als een partij die verplichting niet nakomt, dan kan de rechter daaraan de gevolgen verbinden die hij geraden acht. Terrado stelt dat het schenden van de informatieplicht door BIT een rechtstreekse grond vormt voor opheffing van het beslag. Terrado stelt in dit verband dat BIT whatsapp-correspondentie heeft overgelegd tussen de bestuurder van Terrado en de bestuurder van BIT, maar daarbij niet heeft vermeld dat die correspondentie gaat over door BIT aan een andere vennootschap (namelijk Terrado Networks GmbH) gestuurde facturen. Nog daargelaten dat de betreffende whatsapp-correspondentie niet bij het beslagrekest is overgelegd, kan uit die whatsapp-correspondentie en de door Terrado in dit verband als productie 11 overgelegde facturen zonder nadere toelichting – die achterwege is gebleven – niet worden vastgesteld dat de whatsapp-correspondentie betrekking heeft op facturen aan Terrado Networks GmbH. Van schending van de informatieplicht op dit punt is dus niet gebleken. Terrado heeft daarnaast gesteld dat de informatieplicht is geschonden, omdat BIT in het beslagrekest niet heeft vermeld dat het verzuim van Terrado nog niet was ingetreden, dat BIT de tussen partijen gesloten overeenkomst niet heeft overgelegd en dat in het beslagrekest de verweren van Terrado niet concreet zijn benoemd. Zoals uit hetgeen onder 4.3 is overwogen blijkt, gaan de stellingen over het niet intreden van het verzuim niet op. Dat de overeenkomst niet is overgelegd valt niet aan te merken als een (zodanige) schending van de informatieplicht dat daaraan rechtsgevolgen moeten worden verbonden. Ten aanzien van het niet benoemen van de verweren van Terrado merkt de voorzieningenrechter op dat Terrado niet heeft gesteld dat er op het moment dat BIT het beslagrekest indiende al enig verweer van Terrado bij BIT bekend was. Dan valt ook niet in te zien dat sprake is van schending van de informatieplicht op dit punt.
4.6.
Slotsom is dan ook dat de gestelde ondeugdelijkheid van de vordering, de gepretendeerde tegenvordering en de schending van artikel 21 Rv niet leiden tot opheffing van het beslag. Dat laat vanzelfsprekend onverlet dat de beoordeling van een vordering tot opheffing niet kan plaatsvinden zonder belangenafweging. Ook als sprake is van een in voldoende mate aannemelijke vordering van – in dit geval – BIT kan een afweging van de wederzijdse belangen er toe leiden dat het beslag moet worden opgeheven. Die belangenafweging valt in echter niet uit in het voordeel van Terrado. Hiervoor is het volgende redengevend.
4.7.
Terrado stelt dat zij als gevolg van het beslag haar vaste lasten – waaronder salarissen van personeel en facturen van leveranciers – niet tijdig kan betalen en haar volledige bedrijfsvoering stagneert. Deze stelling heeft zij op geen enkele wijze onderbouwd. Dit had wel op haar weg gelegen. Uit niets blijkt dat de bedrijfsvoering van Terrado daadwerkelijk in gedrang komt. De voorzieningenrechter neemt hierbij ook in aanmerking dat het beslag onder ODF al sinds 10 maart 2025 is opgeven en ODF facturen van Terrado dus gewoon heeft kunnen uitbetalen. Verder is het beslag onder Rabobank beperkt tot € 400.000,= en is van een volledige bankblokkade geen sprake meer. Onder die omstandigheden had het op de weg van Terrado gelegen om de gestelde stagnatie van de bedrijfsvoering te concretiseren. Dat heeft zij nagelaten. Bij die stand van zaken moet het belang van BIT om zekerheid te hebben voor verhaal van haar gestelde vordering zwaarder wegen.
4.8.
Terrado is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) van BIT betalen. De proceskosten van BIT worden begroot op de in het dictum te vermelden wijze.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst de vorderingen van Terrado af;
- veroordeelt Terrado in de proceskosten van BIT van € 1.999,00 (te weten griffierecht € 714,00, salaris advocaat € 1.107,00, nakosten € 178,00 (plus na te melden verhoging), te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Terrado niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet zij € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.R. Glass en in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2025.
idt

Voetnoten

1.In het navolgende zal de voorzieningenrechter – evenals partijen – bij de besprekingen van de vorderingen verwijzen naar de onderverdeling a, b en c.