Op 28 mei 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak tussen een eiser, die stelt de Roemeense nationaliteit te hebben, en de minister van Asiel en Migratie. De zaak betreft een beroep tegen een besluit van 8 mei 2025, waarbij de minister aan de eiser de maatregel van bewaring heeft opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. Op 19 mei 2025 heeft de minister de maatregel van bewaring opgeheven.
De rechtbank heeft op 21 mei 2025 de zaak behandeld. Eiser heeft aangevoerd dat hij berust in zijn vertrek naar Roemenië en dat een lichter middel had moeten worden opgelegd. Hij heeft ook gesteld dat de maatregel in strijd is met artikel 8 van het EVRM, verwijzend naar een nieuwsartikel over geweld in het Detentiecentrum Rotterdam. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de gronden voor de maatregel van bewaring voldoende zijn en dat er geen andere afdoende en minder dwingende maatregel kon worden toegepast. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser de feitelijke juistheid van de gronden niet heeft betwist en dat de maatregel niet onrechtmatig was.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, en is openbaar gemaakt op dezelfde dag.