Op 30 mei 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensensmokkel. De verdachte, geboren in 1995 in Venezuela, werd ervan beschuldigd een Venezolaanse vrouw te hebben geholpen bij het verkrijgen van verblijf in Nederland, terwijl deze vrouw wederrechtelijk in het land verbleef. De rechtbank heeft het onderzoek gehouden op de terechtzittingen van 3 maart 2025 en 16 mei 2025, waarbij de officier van justitie, mr. F.A. Kuipers, de bewezenverklaring van de tenlastelegging heeft gevorderd. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. M.A.V. Hoogerduyn, pleitte voor vrijspraak.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte, Muyden Rijo, handelde uit winstbejag door de Venezolaanse vrouw te huisvesten en haar te helpen bij het adverteren van prostitutiewerk. De rechtbank oordeelde dat de verdachte ernstige redenen had om te vermoeden dat de vrouw wederrechtelijk in Nederland verbleef, gezien haar afkomst, het ontbreken van een bankrekening en haar werkzaamheden in de prostitutie. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van het uit winstbejag verschaffen van verblijf aan de vrouw, maar sprak haar vrij van het onderdeel dat zij een beroep of gewoonte had gemaakt van dit feit.
De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 45 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest. De rechtbank overwoog dat de verdachte niet eerder was veroordeeld en dat de opgelegde straf in overeenstemming was met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan. De rechtbank paste de artikelen 47 en 197a van het Wetboek van Strafrecht toe, zoals deze ten tijde van de uitspraak golden.