ECLI:NL:RBDHA:2025:9486

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
28 mei 2025
Zaaknummer
NL25.22410
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring met schadevergoeding en proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 mei 2025 uitspraak gedaan in een vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring van een eiser, die de Marokkaanse nationaliteit claimt. De maatregel van bewaring was op 5 februari 2025 opgelegd door de minister van Asiel en Migratie. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring op 27 mei 2025 is opgeheven, waardoor de beoordeling zich richtte op de vraag of de bewaring onrechtmatig was geweest en of eiser recht had op schadevergoeding.

De rechtbank concludeert dat er sinds 8 mei 2025 geen zicht meer is op uitzetting van eiser naar Marokko, omdat de Marokkaanse autoriteiten hebben aangegeven dat zijn nationaliteit niet kon worden bevestigd. De rechtbank oordeelt dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was en kent eiser een schadevergoeding toe van € 2.000,- voor de onrechtmatige vrijheidsontneming gedurende 20 dagen. Daarnaast veroordeelt de rechtbank de Staat der Nederlanden tot betaling van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 907,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.22410

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.B.J. Strooij),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Kowsari).

Procesverloop

Verweerder heeft op 5 februari 2025 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
Desgevraagd heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek op 23 mei 2025 gesloten.
Verweerder heeft op 27 mei 2025 de maatregel van bewaring opgeheven.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Marokkaanse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [datum] 2005.
2. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
3. Als een beroep tegen de maatregel van bewaring ongegrond is verklaard, kan de rechtbank in een vervolgberoep tegen het voortduren van de maatregel zonder toestemming van partijen bepalen dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft. [1] Gelet op de inhoud van het digitale dossier acht de rechtbank zich in dit geval voldoende voorgelicht om zonder zitting uitspraak te kunnen doen.
4. Eiser voert aan dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is, omdat er geen zicht is op uitzetting binnen redelijke termijn naar Marokko. Uit het voortgangsrapport (de M120) blijkt dat de Marokkaanse autoriteiten op 8 mei 2025 hebben medegedeeld dat eiser niet is geïdentificeerd en dat de lp [2] -aanvraag vervolgens door verweerder is stopgezet. Hieruit kan worden afgeleid dat de lp-aanvraag is afgewezen. Verweerder heeft slechts Marokko als land van terugkeer genoemd in het terugkeerbesluit. Er is geen terugkeerbesluit dat ten grondslag kan liggen aan een maatregel van bewaring die gericht is op verwijdering naar een ander land dan Marokko. Eiser verwijst hierbij naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch van 5 december 2023. [3]
5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat zicht op uitzetting naar Marokko in het algemeen en specifiek in het geval van eiser niet ontbreekt. Eiser heeft de plicht om Nederland te verlaten. Weliswaar is de lp-aanvraag stopgezet omdat de nationaliteit van eiser niet op basis van zijn vingerafdrukken kon worden bevestigd, maar er zijn andere manieren om de nationaliteit van eiser bevestigd te krijgen. Het ligt op de weg van eiser om zijn identiteit en nationaliteit aan te tonen en hij kan bijvoorbeeld via familieleden aan identificerende documenten komen. Eiser heeft zijn stelling dat hij geen familieleden heeft in Marokko niet onderbouwd. Hij heeft geen aantoonbare actie ondernomen om identificerende documenten van hem of van familieleden te verkrijgen. Tot slot gaat verweerder nog steeds uit van de Marokkaanse nationaliteit van eiser en het is aan eiser om deze nationaliteit te onderbouwen of te weerleggen. Dat er onderzocht zal worden of een lp-aanvraag bij een ander land kan worden ingediend doet daar volgens verweerder niet aan af.
8. De rechtbank stelt voorop dat zicht op uitzetting naar Marokko in zijn algemeenheid niet ontbreekt. [4] Verder is niet in geschil dat de Marokkaanse autoriteiten op 8 mei 2025 te kennen hebben geven dat zij eisers nationaliteit niet kunnen bevestigen op basis van zijn vingerafdrukken en dat de lp-aanvraag vervolgens is stopgezet. Niet is gebleken dat een nieuwe lp-aanvraag is ingediend. Daarnaast blijkt uit het vertrekgesprek van 12 mei 2025 niet dat eiser is uitgelegd dat zijn nationaliteit op andere manieren kan worden bevestigd en dat hij hieraan zijn medewerking dient te verlenen. Ook is niet gebleken dat eiser is verzocht om te proberen identificerende documenten van zijn familieleden te verkrijgen. Weliswaar rust op eiser de verplichting om zijn medewerking te verlenen aan zijn terugkeer, maar gelet op de hiervoor geschetste omstandigheden, is de rechtbank van oordeel dat er daarom sinds 8 mei 2025 geen concreet zicht meer is op uitzetting binnen redelijke termijn naar Marokko.
9. Het beroep is gegrond en de maatregel van bewaring was met ingang van 8 mei 2025 onrechtmatig. De rechtbank ziet dan ook aanleiding om een schadevergoeding toe te kennen voor de periode van 20 dagen onrechtmatige (tenuitvoerlegging van de) vrijheidsontnemende maatregel van 20 x € 100,- (verblijf detentiecentrum) = € 2.000,-.
10. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 907,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eiser tot een bedrag van € 2.000,- (duizendnegenhonderdeuro), te betalen door de griffier en beveelt de tenuitvoerlegging van deze schadevergoeding;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 907,00 (negenhonderdzeven euro).
Deze uitspraak is gedaan op 28 mei 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Artikel 96, eerste lid, van de Vw.
2.Laissez-passer.
4.Zie de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van state van 14 november 2022: ECLI:NL:RVS:2022:3269, 8 augustus 2023: ECLI:NL:RVS:2023:3033 en 27 januari 2025: ECLI:NL:RVS:2025:219.