In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 28 mei 2025, wordt het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun visumaanvraag voor kort verblijf beoordeeld. De aanvraag was ingediend door eiser, geboren in 1991 en woonachtig in Marokko, met als doel familiebezoek bij zijn oom in Nederland. De minister van Buitenlandse Zaken had de aanvraag op 5 december 2023 afgewezen, en het bezwaar daartegen werd op 6 augustus 2024 ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen, omdat eisers niet zijn gehoord in de bezwaarprocedure. Dit is in strijd met de hoorplicht zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeert dat de minister de hoorplicht heeft geschonden en verklaart het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op om binnen acht weken opnieuw op het bezwaar van eisers te beslissen, waarbij zij hen moeten horen. Tevens wordt de minister veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eisers ter hoogte van € 1814,- en moet het door eisers betaalde griffierecht van € 187 worden vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open.