ECLI:NL:RBDHA:2025:9503

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
28 mei 2025
Zaaknummer
C/09/683662
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van zorg en contactherstel tussen ouders

In deze zaak heeft de kinderrechter op 28 mei 2025 uitspraak gedaan over het verzoek van de vader tot ondertoezichtstelling van zijn dochter, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er al langere tijd zorgen zijn over het contact tussen de vader en [minderjarige], en dat de betrokkenheid van de vrijwillige hulpverlening tot nu toe niet heeft geleid tot verbetering. De vader heeft aangegeven dat de zorgregeling sinds mei 2023 niet meer wordt nagekomen en dat er ernstige beschuldigingen zijn geuit door [minderjarige] die het contact bemoeilijken. De kinderrechter heeft de vader ontvankelijk verklaard in zijn verzoek, maar heeft ook aangegeven dat er meer informatie nodig is om een weloverwogen beslissing te nemen. Daarom is er een raadsonderzoek gelast om de situatie van [minderjarige] beter in kaart te brengen. De kinderrechter heeft behoefte aan een rapport van een onafhankelijke deskundige en heeft de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om onderzoek te verrichten naar de zorgen en mogelijkheden voor [minderjarige]. De kinderrechter heeft de verdere behandeling van het verzoek aangehouden tot een nader te bepalen zitting voor 1 november 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/683662 / JE RK 25-681
Datum uitspraak: 28 mei 2025
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
[de vader] ,
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] ,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2012 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
Raad voor de Kinderbeschermingte Den Haag,
hierna te noemen de Raad.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 26 maart 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 1 mei 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder;
- [naam] namens de Raad.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens het gesprek heeft [minderjarige] een door haar geschreven brief met bijlagen aan de kinderrechter gegeven. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld en geschreven. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
[minderjarige] is erkend door de vader.
2.2.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.3.
[minderjarige] woont bij haar moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De vader verzoekt [minderjarige] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar.
De vader stelt dat de Raad heeft geweigerd een verzoek tot ondertoezichtstelling van zijn dochter in te dienen. Op grond van lid 2 van artikel 1:255 BW doet de vader daarom direct het verzoek aan de kinderrechter tot ondertoezichtstelling. De vader legt aan zijn verzoek ten grondslag dat de zorgregeling sinds mei 2023 niet meer wordt nagekomen. Het contactherstel tussen hem en zijn dochter is mislukt door aantijgingen van seksueel misbruik, mishandeling en opsluiten in een kast met ratten. [instelling 1] is ingezet en vervolgens is Veilig Thuis betrokken sinds februari 2024, maar er is nog geen vooruitgang geboekt. Volgens de vader is een dynamiek ontstaan waarbij de manipulatieve aantijgingen als middel worden ingezet om [minderjarige] steeds meer van hem (en zijn gezin) te vervreemden / onthechten. De vader heeft verzocht een stappenplan op te stellen, waarbij het hoofdverblijf van [minderjarige] wordt gewijzigd, er een opbouwende zorgregeling komt met de moeder en waarbij hulpverlening wordt ingezet voor zowel [minderjarige] als voor de vader en de moeder.

4.De standpunten

4.1.
De moeder geeft tijdens de mondelinge behandeling aan dat zij ervoor open staat om met de vader in gesprek te gaan om te bespreken hoe het verder moet. Volgens de moeder heeft de hulpverlening van [instelling 1] meer kwaad dan goed gedaan. De moeder stond open voor het traject Prallelouderschap, maar de vader was niet naar de intake gekomen. De moeder heeft ook aangegeven open te staan voor een netwerkberaad onder begeleiding van de Raad.
4.2.
De Raad geeft tijdens de mondelinge behandeling aan dat het belangrijk is dat ouders in gesprek gaan met elkaar over wat er nodig is voor [minderjarige] . De Raad ziet op dit moment, ondanks de zorgen over [minderjarige] , onvoldoende aanleiding om te onderzoeken of het noodzakelijk is om [minderjarige] onder toezicht te stellen.

5.De beoordeling

Ontvankelijkheid van het verzoek
5.1.
Op grond van het tweede lid van artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen op verzoek van de Raad of het Openbaar Ministerie. Tevens zijn een ouder en degene die niet de ouder is en de minderjarige als behorende tot zijn gezin verzorgt en opvoedt bevoegd tot het doen van het verzoek, indien de Raad niet tot indiening van het verzoek overgaat.
5.2.
Sinds de invoering van de nieuwe Jeugdwet in 2015 is het uitgangspunt dat eerst op gemeentelijk niveau (via Veilig Thuis) wordt gekeken welke hulpverlening in een concreet geval via het wijkteam kan worden ingezet. Wanneer deze hulp niet toereikend blijkt of niet wordt aanvaard en er vervolgens toch zorgen blijven bestaan en nader onderzoek nodig lijkt, wordt de Raad in de zaak betrokken. En pas wanneer de Raad tot het oordeel komt dat geen verzoek wordt gedaan tot ondertoezichtstelling, kan een ouder - die het daarmee niet eens is - zich tot de rechter wenden.
5.3.
In dit geval is aan de orde het verzoek van de vader tot ondertoezichtstelling van [minderjarige] . Uit de stukken en uit wat op de zitting is besproken blijkt dat er vanaf ongeveer mei 2023 geen contact meer is tussen [minderjarige] en haar vader. Tot die tijd zou de zorgregeling steeds zijn uitgevoerd en was er positief contact tussen de ouders over [minderjarige] . Ouders zijn het erover eens dat de inzet van [instelling 1] eerder tot verslechtering dan verbetering heeft geleid. Veilig Thuis is in februari 2024 betrokken geraakt en heeft bij brief van 16 juli 2024 aangegeven dat zij zich zorgen maken over dat er geen contact is tussen de vader en [minderjarige] . De zorgen omtrent de uitspraken van [minderjarige] over sexueel misbruik door de vader kunnen volgens Veilig Thuis niet worden bevestigd. Veilig Thuis adviseert hulpverlening aan [minderjarige] en hulpverlening aan de ouders ten behoeve van het contactherstel in de vorm van Parallelouderschap. Ter zitting is gebleken dat [minderjarige] inmiddels in behandeling is bij [instelling 2] en dat het traject Parallelouderschap niet is gestart. Ook is er nog geen enkel contact geweest tussen de vader en [minderjarige] . [minderjarige] heeft in het kindgesprek aangegeven dat zij erg bang is voor haar vader en absoluut geen contact met hem wil.
5.4.
De Raad heeft op de zitting aangegeven dat er sprake is van een ontwikkelingsbedreiging omdat [minderjarige] al twee jaar geen contact heeft met haar vader en dat de hulpverlening in het vrijwillig kader op dit moment onvoldoende effect heeft gehad. De Raad geeft hierbij aan dat Veilig Thuis kennelijk onvoldoende aanleiding heeft gezien de Raad in te schakelen. De Raad geeft verder aan dat de vader onrealistische verwachtingen heeft met betrekking tot de waarheidsvinding die vanuit een raadsonderzoek of vanuit een ondertoezichtstelling kan plaatsvinden. De Raad heeft ter zitting geen verzoek tot ondertoezichtstelling gedaan.
5.5.
De kinderrechter stelt vast dat de zorgen over het verbreken van het contact tussen de vader van [minderjarige] en over de zorgelijke uitspraken van [minderjarige] over de vader al langere tijd bestaan. De kinderrechter constateert dat de -langdurige- betrokkenheid van het vrijwillig kader nog niet tot het verminderen van de zorgen heeft geleid. Verder is onduidelijk of en in hoeverre Veilig Thuis het advies van 16 juli 2024 monitort en regie voert. Gelet hierop en omdat de Raad geen ondertoezichtstelling verzoekt zal de kinderrechter de vader ontvangen in zijn verzoek.
Inhoudelijke beoordeling
De kinderrechter is – gelet op de inhoud van de stukken en het verloop van de zitting – van oordeel dat een onderzoek door de Raad nodig is. De kinderrechter acht zich vooralsnog onvoldoende voorgelicht om een goed gefundeerde en weloverwogen beslissing te nemen op het voorliggende verzoek. De kinderrechter heeft onvoldoende inzicht in de situatie van [minderjarige] en heeft behoefte aan een rapport van een onafhankelijke deskundige. De kinderrechter heeft ervaren dat [minderjarige] grote weerstand heeft tegen het contact met de vader. De inzet van hulpverlening en de moeder, die op dit moment de zorg voor [minderjarige] draagt, hebben dit in de afgelopen jaren niet kunnen veranderen. Ter zitting is verder gebleken dat de onderlinge verstandhouding tussen de ouders sterk is verstoord. De vader heeft een groot wantrouwen richting de moeder. Het lijkt er daarbij op dat zaken uit het verleden onvoldoende tussen de ouders zijn uitgesproken. De moeder staat open voor een gesprek met de vader. De vader focust zich op waarheidsvinding ten aanzien van de zorgelijke uitspraken van [minderjarige] . Naar het oordeel van de kinderrechter dient de focus op [minderjarige] te liggen en op wat zij nodig heeft. De hulpverlening in het vrijwillig kader is al lang betrokken en heeft tot op heden onvoldoende resultaat heeft geboekt. Beide ouders zijn ontevreden over de inzet van de hulpverlening in het vrijwillig kader. Het lijkt wenselijk dat hier meer regie op komt.
5.6.
De kinderrechter zal gelet op hetgeen hiervoor is overwogen een raadsonderzoek gelasten. De kinderrechter verzoekt de Raad een onderzoek te verrichten aan de hand van de volgende drie vragen:
  • Wat betekenen de zorgen en krachten voor het veilig opgroeien van [minderjarige] ?
  • Wat moet er voor [minderjarige] gebeuren om de zorgen over het veilig opgroeien weg te nemen?
  • Welke mogelijkheden of belemmeringen hebben de ouder(s) en [minderjarige] om de zorgen zelf weg te nemen, welke ondersteuning is mogelijk vanuit het
netwerk en wat moet de rol van de hulpverlening zijn?
Aan de hand van de antwoorden op bovenstaande onderzoeksvragen dient de Raad te advies uit te brengen of een ondertoezichtstelling nodig is voor [minderjarige] . En zo ja, voor
hoe lang. Hierbij overweegt de kinderrechter dat op de zitting is gesproken over een netwerkberaad. Tijdens de zitting leek de vader daar op dat moment niet voor open te staan. Wellicht kan er alsnog een netwerkberaad plaatsvinden als beide ouders hiervoor op een later moment wel open staan. De kinderrechter verzoekt de Raad om uiterlijk 1 oktober 2025 rapport met advies uit te brengen.
5.7.
In afwachting van voormelde rapportage en advies houdt de kinderrechter het verzoek van de vader aan tot een nader te bepalen zitting, gelegen voor 1 november 2025.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming om een raadsonderzoek te verrichten zoals hiervoor omschreven;
6.2.
bepaalt dat de griffier een afschrift van de processtukken aan de Raad voor de Kinderbescherming zal toesturen;
6.3.
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming de kinderrechter uiterlijk
1 oktober 2025te rapporteren over de uitkomsten van het onderzoek (zo mogelijk netwerkberaad) en zijn rapport met advies zal uitbrengen aan de kinderrechter met kopie aan beide ouders;
6.4.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
houdt de verdere behandeling
ten aanzien van het verzoek van de vader tot ondertoezichtstelling van [minderjarige]aan tot een nader te bepalen zitting gelegen voor
1 november 2025, bij voorkeur bij mr. O.F. Bouwman,tegen welke zitting de Raad, de vader, de moeder en [minderjarige] voor het kindgesprek dienen te worden opgeroepen.
Deze beschikking is gegeven door mr. O.F. Bouwman, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2025, in aanwezigheid van D. van den Born als griffier.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.