ECLI:NL:RBDHA:2025:9504

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 mei 2025
Publicatiedatum
28 mei 2025
Zaaknummer
NL24.28412
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Turkse eiseres met betrekking tot eigen Gülenisme als asielmotief

In deze uitspraak oordeelt de rechtbank over het beroep van een Turkse eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag. Eiseres heeft op 14 mei 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de minister van Asiel en Migratie op 9 juli 2024 als ongegrond is afgewezen. Eiseres stelt dat zij vreest voor vervolging vanwege haar betrokkenheid bij de Gülenbeweging, die ook haar ouders betreft. De rechtbank heeft het beroep op 9 mei 2025 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk en een informant. De rechtbank oordeelt dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door het eigen Gülenisme van eiseres niet als zelfstandig asielmotief te onderzoeken. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om opnieuw op de asielaanvraag te beslissen, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van €2.267,50.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.28412

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [v-nummer] ,
(gemachtigde: mr. F. Zeven),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. Y. van der Lei).

Inleiding

1. In deze uitspraak oordeelt de rechtbank over het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag.
1.1
Eiseres heeft op 14 mei 2023 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend in Nederland.
1.2
Verweerder heeft met het bestreden besluit van 9 juli 2024 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond [1] .
1.3
Eiseres heeft beroep (NL24.28412) ingesteld tegen het bestreden besluit.
1.4
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5
Eiseres heeft schriftelijk een repliek op het verweerschrift ingediend en daarbij aanvullende beroepsgronden en producties ingebracht.
1.6
De rechtbank heeft het beroep op 9 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, E.S. Madran als tolk, [naam] als informant en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 2004, heeft de Turkse nationaliteit en is in 2023 via Spanje naar Nederland gevlucht. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij vreest voor problemen met de Turkse autoriteiten vanwege (toegedicht) Gülenisme. De vader van eiseres werd beschuldigd van betrokkenheid bij de Gülenbeweging en is na een huiszoeking enkele dagen in verzekering gesteld. Eiseres heeft door dit voorval problemen gekregen op school en heeft daar fysiek geweld en bedreigingen ondergaan en heeft daardoor haar opleiding online moeten afmaken. De moeder van eiseres is ook beschuldigd van het helpen van Gülenisten. De beschuldigingen van haar ouders zijn gebaseerd op het feit dat zij allebei een rekening bij de bank [bank] hadden. Eiseres heeft ook gesteld dat zij vreest vanwege haar eigen betrokkenheid bij de Gülenbeweging.
Wat heeft verweerder besloten?
3. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Problemen vanwege (toegedicht) Gülenisme van de ouders.
Beide relevante elementen zijn door verweerder geloofwaardig geacht. De asielaanvraag van eiseres is afgewezen, omdat gegronde vrees voor vervolging als bedoeld in het VN- Vluchtelingenverdrag of een reëel risico op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 EVRM [2] door eiseres niet aannemelijk is gemaakt. Zo heeft verweerder tegengeworpen dat de overgelegde documenten geen betrekking op eiseres persoonlijk hebben, dat zijzelf niet actief is als Gülenist, dat haar vrees gebaseerd is op speculaties en dat zijzelf geen persoonlijke problemen met de Turkse autoriteiten heeft gehad. Ook is niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van dermate ernstige repressie en discriminatie dat voor eiseres sprake is van vluchtelingschap. Van geloofwaardige en individualiseerbare geringe indicaties die maken dat eiseres bij terugkeer te vrezen heeft voor vervolging is volgens verweerder dan ook niet gebleken. Ook een reëel risico op ernstige schade is niet aannemelijk gemaakt.
Wat vinden eiseres en verweerder in beroep?
4. Eiseres voert in beroep de volgende gronden aan.
4.1
Verweerder heeft onzorgvuldig gehandeld door het eigen Gülenisme van eiseres niet als zelfstandig asielmotief te onderzoeken. Eiseres heeft hier op meerdere momenten in het nader gehoor namelijk over verklaard. Zo heeft zij verklaard dat zij zichzelf als Gülenist ziet en stelt zij dat verweerder dit bevestigd heeft. Ook heeft eiseres verklaard dat zij in Turkije zelf aan Gülenbijeenkomsten (sohbets) deelnam en dat zij ook in Nederland betrokken en actief is bij deze beweging. Reeds hierom was het onderzoek van verweerder onvolledig en is er onzorgvuldig gehandeld door het eigen Gülenisme van eiseres niet als zelfstandig relevant element c.q. asielmotief te beoordelen.
4.2
Ter onderbouwing van haar eigen Gülenisme stelt eiseres dat zij op een Gülenistische school heeft gezeten die per decreet gesloten is door de autoriteiten en dat zij voor een Gülenistische werkgever heeft gewerkt. Ook heeft eiseres in beroep meerdere stukken ingebracht, zoals een vrijwilligersovereenkomst bij stichting [stichting 1] en foto’s en brieven van activiteiten bij de Gülenistische stichtingen [stichting 2] , [stichting 3] en [stichting 4] in Nederland. In dit kader verwijst eiseres naar een uitspraak van zittingsplaats Middelburg. Dat eiseres legaal is uitgereisd maakt echter niet dat zij niet in de negatieve belangstelling kan komen van de autoriteiten en verwijst naar een uitspraak van zittingsplaats Haarlem. Gelet op het voorgaande valt eiseres onder een risicoprofiel - als bedoeld in het beleid [3] van verweerder - en heeft zij met de onderbouwing in beroep aannemelijk gemaakt dat sprake is van geringe indicaties voor vervolging.
4.3
Verder is aangevoerd dat verweerder vervolgens ten onrechte heeft geconcludeerd dat eiseres vanwege het (toegedicht) Gülenisme van haar ouders geen gevaar loopt in Turkije. Vanwege de aanblijvende negatieve belangstelling van de Turkse autoriteiten voor (toegedichte) Gülenaanhangers en hun familieleden, loopt eiseres gevaar bij terugkeer. Nu de vader van eiseres vervolgd is geweest voor Gülenisme en haar moeder vanwege steun aan Gülenisten ook gezocht wordt, is negatieve aandacht voor eiseres hierdoor ook aannemelijk. In dit kader wordt ook gewezen op de herhaaldelijke arrestatie van de Gülenistische werkgever van eiseres en dat eiseres onderworpen is geweest aan huiszoekingen vanwege de verdenking van haar ouders op het aanhangen van Gülen.
4.4
Ook stelt eiseres dat de beleidswijziging voor Gülenisten, zoals vastgelegd in WBV 2023/24, onredelijk dan wel onrechtmatig beleid betreft. Met verwijzingen naar meerdere openbare bronnen, zoals het algemeen ambtsbericht, stelt eiseres dat verweerder ten onrechte geen groepsvervolging als bedoeld in artikel 1A van Vluchtelingenverdrag aanneemt voor (toegedicht) Gülenisten in Turkije. De wijziging van groepsvervolging naar risicoprofiel is onvoldoende draagkrachtig gemotiveerd.
4.5
Ten aanzien van de zorgvuldigheid van het gehoor voert eiseres aan dat verweerder ten onrechte geen bijzondere, procedurele waarborgen heeft geboden als bedoeld in artikel 3.109a Vreemdelingenbesluit vanwege de medische en psychische problematiek van eiseres. Zij heeft reeds in de gehoren aangegeven te lijden aan trauma’s en sociale angsten vanwege het geweld dat zij heeft meegemaakt. Zij verwijst hierbij ook naar de stukken van het GZA, waaruit blijkt dat eiseres al sinds haar aankomst in Nederland psychische zorg nodig heeft. Eiseres stelt dat deze medische aspecten haar vermogen om te verklaren hebben beïnvloed en verweerder heeft daaraan onvoldoende aandacht besteed.
4.6
Tot slot heeft verweerder ten onrechte geconcludeerd dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden voor ambtshalve verlening van een regulier verblijfsrecht vanwege artikel 8 EVRM voor verblijf bij haar zus en moeder in Nederland.
5. Verweerder heeft op de zitting en in het verweerschrift gemotiveerd gereageerd op het standpunt van eiseres en heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het bestreden besluit onzorgvuldig heeft voorbereid en vernietigt het bestreden besluit vanwege strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Redengevend daarvoor is het volgende.
Eigen Gülenisme
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder ten onrechte het eigen Gülenisme van eiseres niet als zelfstandig relevant element van het asielrelaas aangemerkt.
7.1
Redengevend daarvoor is ten eerste dat eiseres in de asielgehoren meerdere malen heeft aangegeven dat zijzelf betrokken is bij en sympathie heeft voor de Gülenbeweging. Zo heeft eiseres in het aanmeldgehoor verklaard dat zij bij terugkeer naar Turkije vreest, omdat ‘onze familie Gülenist is’ en ‘Turkije niet veilig is voor mij’ [4] . In het nader gehoor bij het vrije relaas heeft zij dit herhaald [5] en (desgevraagd) verklaard dat zij zichzelf ook als Gülenist beschouwd en zich betrokken voelt [6] . Bij de nadere vraagstelling heeft de hoormedewerker hier op doorgevraagd en eiseres heeft toen verklaard dat zij in Nederland aangesloten is bij de Gülenbeweging, dat zij sympathie heeft voor de beweging, en dat zij vriendschappen is aangegaan met Gülenisten [7] .
7.2
Ook heeft eiseres in de gehoren verklaard over mogelijke vrees voor vervolging dan wel ernstige schade vanwege (toegedicht) Gülenisme. Zo heeft zij verklaard dat zij fysiek geweld heeft meegemaakt op school en dat zij ook problemen heeft gehad bij haar werkgever vanwege vermeende betrokkenheid bij Gülen. Dergelijke verklaringen kunnen wijzen op geringe indicaties.
7.3
Gelet op het voorgaande bevatten de asielgehoren naar het oordeel van de rechtbank objectief kenbare aanknopingspunten om het eigen (toegedicht) Gülenisme van eiseres als zelfstandig relevant element aan te merken en op geloofwaardigheid te beoordelen. Verweerder heeft dit in de bestreden besluitvorming miskend. De rechtbank is van oordeel dat eiseres belang heeft bij een zelfstandige beoordeling hiervan, omdat een eventueel geloofwaardig geacht (toegedicht) Gülenisme van eiseres zelf eerder tot aannemelijkheid van individuele gegronde vrees voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade leidt dan over de band van (toegedicht) Gülenisme van de ouders. Dat ziet namelijk op een afgeleide vrees, waarvan het moeilijker te onderbouwen en aannemelijk te maken is voor eiseres dat zij daardoor persoonlijk gevaar loopt.
7.4
Nu de asielgehoren voldoende objectieve aanknopingspunten bevatten voor een zelfstandige beoordeling van het (toegedicht) Gülenisme van eiseres zelf, heeft verweerder onzorgvuldig gehandeld door dit niet reeds in het voornemen als zelfstandig relevant element van het asielrelaas aan te merken en vervolgens op geloofwaardigheid en eventuele zwaarwegendheid te beoordelen. De tegenwerping van verweerder dat eiseres niet over individuele problemen op school verklaard heeft in de asielgehoren wordt dan ook niet gevolgd, nu dit evident blijkt uit het verslag van het nader gehoor [8] en bovendien de hoormedewerker hierop ook niet specifiek heeft doorgevraagd en ten onrechte alleen gefocust heeft op de problemen vanwege (toegedicht) Gülenisme van de ouders. Dit terwijl eiseres, zoals hiervoor is aangegeven, meerdere objectief kenbare verklaringen heeft gegeven in de gehoren die wijzen op eigen (toegedicht) Gülenisme als asielmotief. Anders dan verweerder meent, heeft eiseres aan haar stelplicht voor een relevant element voldaan en is het aan verweerder om te motiveren waarom dit al dan niet geloofwaardig dan wel zwaarwegend wordt geacht.
7.5
Reeds hierom is het beroep gegrond en de rechtbank komt aan de overige beroepsgronden niet toe.
Conclusie en gevolgen
8. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking. De rechtbank ziet geen mogelijkheden voor finale geschilbeslechting en zal het bestreden besluit daarom volledig vernietigen en verweerder opdragen om opnieuw op de asielaanvraag van eiseres te beslissen met inachtneming van deze uitspraak.
9. Verweerder zal daartoe een aanvullend gehoor met eiseres moeten houden om het asielmotief ‘eigen Gülenisme’ apart uit te vragen en vervolgens op geloofwaardigheid en eventueel zwaarwegendheid te beoordelen, nu dit in de vorige procedure onvoldoende zorgvuldig is gedaan. Eventuele wensen voor bijzondere, procedurele waarborgen vanwege gestelde medische en psychische problematiek kan eiseres voorafgaand aan dit gehoor bij verweerder kenbaar maken, die deze wens daartoe kan onderzoeken door middel van een MediFirst onderzoek. Het is de expliciete verantwoordelijkheid van eiseres zelf om haar wensen hierin kenbaar te maken en te onderbouwen.
10. Er bestaat in dit geval aanleiding om verweerder in de proceskosten te veroordelen. De rechtbank stelt dit bedrag vast op € 2.267,50,- (1 punt voor het beroepschrift, 0,5 punt voor de schriftelijke repliek van eiseres na het verweerschrift, 1 punt voor het bijwonen van de zitting, met een waarde van €907,- per punt, wegingsfactor 1). Verweerder dient dit bedrag te betalen aan de gemachtigde van eiseres.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op om opnieuw op de asielaanvraag van eiseres te beslissen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van €2.267,50,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Holleman, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en de uitspraak is verzonden op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Zie paragraaf C7/34.3.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).
4.Zie pagina 9 van het verslag aanmeldgehoor.
5.Zie pagina 3 van het nader gehoor.
6.Zie pagina 5 van het verslag nader gehoor.
7.Zie pagina 9 van het verslag nader gehoor.
8.Zie pagina 6 van het verslag nader gehoor.