ECLI:NL:RBDHA:2025:9507

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 april 2025
Publicatiedatum
29 mei 2025
Zaaknummer
C/09/680622 / KG ZA 25-159
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van vorderingen in kort geding met betrekking tot verstrekking van processtukken

In deze zaak, die op 3 april 2025 door de Rechtbank Den Haag is behandeld, hebben eisers [eiser] en [eiseres] een kort geding aangespannen tegen gedaagde [gedaagde]. Gedaagde is niet verschenen op de zitting, ondanks dat hij op de hoogte was van de oproep. De eisers hebben op 28 februari 2025 de dagvaarding aan gedaagde en Werkrecht B.V. laten uitbrengen, met een oproep om op 11 maart 2025 ter zitting te verschijnen. Gedaagde en Werkrecht B.V. zijn echter niet verschenen, waarop verstek is verleend. Gedaagde heeft wel een brief gestuurd waarin hij om uitstel vroeg, maar deze werd niet als geldig beschouwd. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat gedaagde niet in de procedure is verschenen en dat het verstek niet gezuiverd is. De vorderingen van eisers zijn toegewezen, met de verplichting voor gedaagde om bepaalde processtukken te verstrekken. Tevens is gedaagde veroordeeld in de proceskosten van eisers, die zijn begroot op € 1.765,02. De voorzieningenrechter heeft een dwangsom opgelegd voor het geval gedaagde niet aan de veroordelingen voldoet. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: 680622 / KG ZA 25-159
Vonnis in kort geding van 3 april 2025
in de zaak van

1.[eiser] te [woonplaats 1] ,

2.
[eiseres]te [woonplaats 1] ,
eisers,
advocaat mr. M. Smit te Den Haag,
tegen:
[gedaagde]te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
niet verschenen.
Eisers worden hierna gezamenlijk ‘ [eisers] c.s .’ en ieder afzonderlijk ‘ [eiser] ’ en ‘ [eiseres] ’ genoemd. Gedaagde wordt hierna ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

./. 1.1. [eisers] c.s . hebben op 28 februari 2025 de dagvaarding (overeenkomstig de aangehechte kopie) laten uitbrengen aan [gedaagde] en Werkrecht B.V. In die dagvaarding is [gedaagde] en Werkrecht B.V. aangezegd om op 11 maart 2025 ter zitting van de voorzieningenrechter te verschijnen.
1.2.
Ter zitting van 11 maart 2025 hebben [eisers] c.s . bij de in de dagvaarding opgenomen eis volhard. [gedaagde] en Werkrecht B.V. zijn behoorlijk opgeroepen tegen die terechtzitting, maar zijn niet verschenen. Tegen hen is ter zitting verstek verleend. Ter zitting is aangekondigd dat uiterlijk op 18 maart 2025 vonnis zal worden gewezen.
1.3.
Na afloop van de mondelinge behandeling op 11 maart 2025 is ter griffie van team Handel, bureau voorzieningenrechter, een brief van [gedaagde] , gedateerd op 10 maart 2025, binnengekomen. Deze brief is op 10 maart 2025 per e-mail toegezonden aan de griffie van team Kanton van deze rechtbank en als gevolg van deze onjuiste adressering pas op 11 maart 2025 na de zitting ter kennis van de voorzieningenrechter gekomen. In de brief vraagt [gedaagde] uitstel van de mondelinge behandeling van 11 maart 2025.
1.4.
Per brief van 12 maart 2025 is namens de voorzieningenrechter aan partijen bericht dat de inhoud van de brief van 10 maart 2025 van [gedaagde] wordt opgevat als een zuiveringsmededeling als bedoeld in paragraaf 11.3 van het Landelijk procesreglement kort gedingen rechtbanken. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld verhinderdata op te geven, ten behoeve van de bepaling van de voortzetting van de mondelinge behandeling.
1.5.
[eisers] c.s . hebben zich er bij brief van 13 maart 2025 tegen verzet dat de inhoud van brief van 10 maart 2025 van [gedaagde] als zuiveringsmededeling wordt opgevat. Bij brief van 25 maart 2025 zijn partijen er namens de voorzieningenrechter over geïnformeerd dat het bezwaar van [eisers] c.s . niet wordt gehonoreerd en partijen zijn nogmaals in de gelegenheid gesteld (nadere) verhinderdata door te geven.
1.6.
Op 26 maart 2025 is een brief van [eisers] c.s . ontvangen, met bijlage. Ook op 27 maart 2025 is nog een brief van [eisers] c.s . ontvangen. In deze brieven wordt er nogmaals bezwaar tegen gemaakt dat de inhoud van de brief van 10 maart 2025 als zuiveringsmededeling wordt opgevat en tegen het opnieuw inplannen van een zitting.
1.7.
Met inachtneming van de door beide partijen opgegeven verhinderdata is de voortzetting van de mondelinge behandeling bepaald op 3 april 2025. Partijen zijn hierover bij brief van 27 maart 2025 geïnformeerd. In die brief staat dat die brief als oproep voor de zitting moet worden beschouwd en is nogmaals medegedeeld dat het bezwaar van [eisers] c.s . tegen de zuivering van het verstek niet wordt gehonoreerd.
1.8.
Op 3 april 2025 is de mondelinge behandeling voortgezet. [gedaagde] is behoorlijk opgeroepen voor die zitting, maar is niet ter zitting verschenen. Hij heeft voorafgaand aan de zitting geen bericht verzonden dat hij niet zou verschijnen.
1.9.
[eisers] c.s . hebben ter zitting van 3 april 2025 hun vorderingen gericht tegen Werkspot B.V. ingetrokken. Zij hebben volhard bij de in de dagvaarding opgenomen vorderingen tegen [gedaagde] .
1.10.
In kort geding kan een procespartij alleen door ter zitting aanwezig te zijn in de procedure verschijnen. Een verstek kan ook pas worden gezuiverd als een gedaagde partij op de voortzetting van de mondelinge behandeling verschijnt (zie artikel 11.4 van het Landelijk procesreglement kort gedingen rechtbanken). Hoewel [gedaagde] diverse berichten aan de voorzieningenrechter heeft toegezonden is hij niet ter zitting verschenen. Het verstek is dus niet gezuiverd.

2.De beoordeling van het geschil

2.1.
Omdat [gedaagde] niet in de procedure is verschenen, wordt op de inhoud van de door hem ingediende stukken (zoals hiervoor genoemd, alsmede de door [gedaagde] op 3 april 2025 voorafgaand aan de mondelinge behandeling nog toegezonden brief) bij de beoordeling van de vorderingen van [eisers] c.s . geen acht geslagen.
2.2.
De vordering komt de voorzieningenrechter noch onrechtmatig noch ongegrond voor en wordt daarom – op de wijze zoals hierna vermeld – toegewezen. Hierbij zal de voorzieningenrechter in het dictum de in de dagvaarding omschreven zaken concretiseren, dit om executiegeschillen te voorkomen. In het petitum van de dagvaarding onder III worden naast de concreet opgenoemde stukken ook stukken onder de term “et cetera” gevorderd. Dat deel van de vordering is onvoldoende bepaald en wordt daarom afgewezen.
2.3.
Oplegging van een dwangsom, als stimulans tot nakoming van de te geven beslissing, is aangewezen. De op te leggen dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd.
2.4.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Als gevolg van de berichten van [gedaagde] hebben twee mondelinge behandelingen plaatsgevonden, terwijl [gedaagde] alsnog verstek heeft laten gaan. [eisers] c.s . hebben als gevolg daarvan nodeloos extra advocaatkosten moeten maken. De voorzieningenrechter ziet hierin aanleiding voor het salaris advocaat uit te gaan van het forfaitaire tarief voor een gemiddelde zaak en niet van het forfaitaire tarief voor een verstekzaak. De proceskosten van [eisers] c.s worden aldus begroot op:
- dagvaarding € 149,02
- griffierecht € 331,00
- salaris advocaat € 1.107,00
- nakosten € 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de
beslissing)
Totaal € 1.765,02

3.De beslissing

De voorzieningenrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] tot overlegging, dan wel het verstrekken van afschriften, van de procesdossiers, waaronder alle processtukken, zoals uitgebrachte dagvaardingen met producties, conclusies met producties, akten, pleitaantekeningen, formulieren, processen-verbaal, brieven aan en van de rechtbank en vonnissen, van de volgende – in de dagvaarding nader omschreven – zaken:
de zaak / zaken tussen [eiser] en aannemersbedrijf Kuko;
de zaak / zaken tussen [eiseres] en Budget Energie;
de zaak van [eiseres] tegen deurwaarder De Schout die te maken heeft met het beslag dat deze deurwaarder ten laste van [eiseres] heeft gelegd in verband met een gepretendeerde vordering van Budget Energie op [eiseres] ;
e zaak van [eiseres] tegen Huisartsenpraktijk [naam] ;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] tot overlegging, dan wel het verstrekken van afschriften, van alle correspondentie met alle wederpartijen en eventuele verzendbewijzen, alsmede overeenkomsten, in de onder 3.1 genoemde zaken;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] tot overlegging, dan wel het verstrekken van afschriften, van alle schriftelijke correspondentie met deurwaarders, alsmede alle exploten en/of berichten van beslagleggingen, oproepen, ambtelijke stukken in alle onder 3.1 genoemde zaken;
3.4.
veroordeelt [gedaagde] tot het verstrekken van de zaaknummers van de procedures betreffende de onder 3.1 genoemde zaken;
3.5.
bepaalt dat [gedaagde] binnen één week na betekening van dit vonnis aan de veroordelingen onder 31, 3.2, 3.3 en 3.4 moet voldoen, bij gebreke waarvan hij een dwangsom verschuldigd is van in totaal € 250,00 per dag dat hij niet volledig aan (één van) de veroordelingen voldoet, tot een maximum van in totaal € 10.000,00;
3.6.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van [eisers] c.s . van € 1.765,02, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet vrijwillig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis wordt betekend, dan moet [gedaagde] € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
3.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.8.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.F. Hesselink en in het openbaar uitgesproken op 3 april 2025.
idt