Uitspraak
Rechtbank den haag
1.[eiser] te [woonplaats 1] ,
[eiseres]te [woonplaats 1] ,
Rechtbank Den Haag
In deze zaak, die op 3 april 2025 door de Rechtbank Den Haag is behandeld, hebben eisers [eiser] en [eiseres] een kort geding aangespannen tegen gedaagde [gedaagde]. Gedaagde is niet verschenen op de zitting, ondanks dat hij op de hoogte was van de oproep. De eisers hebben op 28 februari 2025 de dagvaarding aan gedaagde en Werkrecht B.V. laten uitbrengen, met een oproep om op 11 maart 2025 ter zitting te verschijnen. Gedaagde en Werkrecht B.V. zijn echter niet verschenen, waarop verstek is verleend. Gedaagde heeft wel een brief gestuurd waarin hij om uitstel vroeg, maar deze werd niet als geldig beschouwd. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat gedaagde niet in de procedure is verschenen en dat het verstek niet gezuiverd is. De vorderingen van eisers zijn toegewezen, met de verplichting voor gedaagde om bepaalde processtukken te verstrekken. Tevens is gedaagde veroordeeld in de proceskosten van eisers, die zijn begroot op € 1.765,02. De voorzieningenrechter heeft een dwangsom opgelegd voor het geval gedaagde niet aan de veroordelingen voldoet. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.