ECLI:NL:RBDHA:2025:9512
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 mei 2025 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. W. Spijkstra, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. J. Visscher, had deze aanvraag echter niet in behandeling genomen, met als argument dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening.
De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 13 mei 2025 behandeld, samen met een andere zaak (NL25.19609). Tijdens de zitting was ook een tolk, I. Weide, aanwezig. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat, gezien de uitspraak in de andere zaak, een voorlopige voorziening niet meer nodig was. Daarom heeft hij het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 22 mei 2025 en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.