ECLI:NL:RBDHA:2025:9519
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag met betrekking tot verantwoordelijkheid Frankrijk
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 mei 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. Verzoekster, die samen met haar minderjarige kinderen een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, kreeg te horen dat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van haar aanvraag. Dit besluit was genomen door de Minister van Asiel en Migratie op 24 april 2025. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 13 mei 2025, waarbij zowel verzoekster als de minister zich lieten vertegenwoordigen door gemachtigden. Tijdens de zitting was er ook een tolk aanwezig.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er op 22 mei 2025 al een uitspraak was gedaan in een andere zaak (NL25.19618) die verband hield met het beroep van verzoekster. Aangezien er inmiddels een uitspraak was gedaan, was er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.