ECLI:NL:RBDHA:2025:9531
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag, beroep gegrond
Deze uitspraak betreft het beroep dat eiser, afkomstig uit Syrië, heeft ingediend tegen de minister van Asiel en Migratie. Eiser stelt dat de minister niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De aanvraag is op 23 oktober 2023 ingediend, en de minister had uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag moeten beslissen. Echter, de minister heeft deze termijn met negen maanden verlengd op basis van WBV 2023/34. Eiser heeft de minister op 10 februari 2025 in gebreke gesteld, omdat er na het verstrijken van de termijn nog geen beslissing was genomen. Vervolgens heeft eiser op 28 februari 2025 beroep ingesteld.
De rechtbank overweegt dat, voordat een beroep kan worden ingesteld, de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog moet worden beslist op de aanvraag. In dit geval was er echter een besluit- en vertrekmoratorium van kracht voor Syrië, dat op 14 december 2024 inging en de beslistermijn voor asielaanvragen van uit Syrië afkomstige vreemdelingen verlengde met een jaar. De rechtbank concludeert dat de ingebrekestelling van eiser te vroeg is ingediend, waardoor niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen door de minister. Eiser valt ook niet onder de uitzonderingen van het besluitmoratorium. Daarom is het beroep kennelijk niet ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.