ECLI:NL:RBDHA:2025:9553

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 mei 2025
Publicatiedatum
30 mei 2025
Zaaknummer
NL25.6440
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag voor machtiging voor voorlopig verblijf

Op 30 mei 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin eisers, vertegenwoordigd door mr. S. Cetinkaya-Ahmad, een beroep hebben ingediend tegen de minister van Asiel en Migratie. De eisers stelden dat de minister niet tijdig had beslist op hun aanvraag van 9 juli 2024 voor een machtiging voor voorlopig verblijf. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld en heeft geoordeeld dat de minister binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag had moeten beslissen, maar deze termijn was met drie maanden verlengd. De rechtbank constateerde dat de termijn was verstreken en dat eisers de minister bij ingebrekestelling op 10 februari 2025 hadden verzocht om binnen twee weken te beslissen. Echter, eisers hadden op dezelfde dag ook het beroep ingesteld, wat te vroeg was, aangezien de beslistermijn nog niet was verstreken. De rechtbank concludeerde dat het beroep niet aan de ontvankelijkheidseisen voldeed en verklaarde het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. De minister werd niet verplicht om de proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.6440

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] ,

V-nummer: [nummer] ,

[naam] ,

V-nummer: [nummer] ,

[naam] ,

V-nummer: [nummer] ,

[naam] ,

V-nummer: [nummer] ,

[naam] ,

V-nummer: [nummer] ,
gezamenlijk: eisers,
(gemachtigde: mr. S. Cetinkaya-Ahmad),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over het beroep dat eisers hebben ingediend omdat de minister niet op tijd zou hebben beslist op de aanvraag van 9 juli 2024 tot het verlenen van een machtiging voor voorlopig verblijf.
1.1.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting. [1]
1.2.
Eisers hebben gevraagd om vrijstelling van het griffierecht. De rechtbank ziet aanleiding om dit verzoek toe te wijzen. Eisers hoeven dus geen griffierecht te betalen.

Beoordeling door de rechtbank

Is het beroep ontvankelijk?
2. De minister moet uiterlijk binnen 90 dagen na het ontvangen van de aanvraag beslissen. [2] De minister heeft deze termijn met drie maanden verlengd. De rechtbank stelt vast dat deze termijn is verstreken. [3]
3. Eisers hebben, blijkens het door hen op verzoek van de rechtbank in het dossier geplaatste document, de minister bij ingebrekestelling met dagtekening 10 februari 2025 gevraagd om alsnog binnen twee weken te beslissen. Deze termijn van twee weken begint één dag nadat de minister de ingebrekestelling heeft ontvangen. [4] Eisers hebben echter eveneens op 10 februari 2025 het onderhavige beroep ingesteld.
4. Dat betekent dat het beroep van 10 februari 2025 te vroeg en dus prematuur is ingediend. De beslistermijn die na het indienen van de ingebrekestelling in acht genomen dient te worden was ten tijde van het indienen van onderhavig beroep nog niet versteken. Uit het dossier blijkt niet dat eisers de minister bij bericht van 14 januari 2025 in gebreke gesteld hebben zoals in de gronden van beroep wordt gesteld. Evenmin blijkt uit het dossier dat de minister bij schrijven van 13 januari 2025 door eisers in gebreke is gesteld zoals in het verweerschrift is gesteld. Het beroep voldoet daarom niet aan de voorwaarden voor een ontvankelijk beroep.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk. De minister hoeft de proceskosten niet aan eisers te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van
F.Q. Peters, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 2u, eerste lid van de Vreemdelingenwet (Vw).
3.Artikel 6:12, tweede lid, aanhef en onder a, van de Awb.
4.Artikel 4:17, derde lid van de Awb.