ECLI:NL:RBDHA:2025:9555

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 mei 2025
Publicatiedatum
30 mei 2025
Zaaknummer
NL25.7975
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herzieningsverzoek van eiseres ten onrechte opgevat als bezwaarschrift door de minister van Asiel en Migratie

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 30 mei 2025, wordt het herzieningsverzoek van eiseres behandeld. Eiseres, die officieel geregistreerd staat met het mannelijke geslacht maar verzocht heeft met vrouwelijke voornaamwoorden aangesproken te worden, heeft op 16 april 2007 een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd gekregen. Op 18 juli 2024 heeft zij een brief gestuurd naar de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) met het verzoek om herziening van haar dossier, omdat zij meent dat zij onder de Regeling afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet (RANOV) valt. De minister heeft deze brief echter opgevat als een bezwaarschrift tegen het niet ambtshalve doen van een aanbod, wat volgens de rechtbank onterecht is. De rechtbank oordeelt dat de minister de brief van eiseres ten onrechte als bezwaarschrift heeft opgevat en dat er wel degelijk sprake is van een herzieningsverzoek. De rechtbank vernietigt het besluit van de minister van 21 januari 2025 en draagt de minister op om binnen acht weken alsnog een primair besluit op de herzieningsaanvraag bekend te maken. Tevens wordt de minister veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.7975

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. F. Jansen),
en

de Minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: B.W. Zagers).

Samenvatting

1. Vooreerst merkt de rechtbank op dat [eiseres] officieel geregistreerd staat met het mannelijke geslacht. Tijdens de procedure is aangegeven dat [eiseres] graag met vrouwelijke voornaamwoorden wil worden aangesproken. De rechtbank ziet hierin geen bezwaren en zal dan ook vrouwelijke voornaamwoorden hanteren in de uitspraak.
2. Deze uitspraak gaat over de niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar van eiseres en het als ongeldig aanwijzen van de ingebrekestelling. Eiseres is het met de
niet-ontvankelijk verklaring niet eens omdat zij meent dat zij een herzieningsverzoek heeft ingediend en geen bezwaarschrift. Daarbij meent eiseres dat de ingebrekestelling terecht is ingediend en niet ongeldig is.
2.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de minister de brief van eiseres ten onrechte heeft opgevat als een bezwaarschrift tegen het niet ambtshalve doen van een aanbod
.De minister zal een nieuw besluit moeten nemen, het beroep is dus gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

3. Eiseres heeft op 16 april 2007 een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd gekregen met als doel ‘verblijf als vreemdeling in wiens verblijf wegens bijzondere, schrijnende omstandigheden wordt berust’. Haar verblijfsdocument is thans geldig tot
16 april 2027.
3.1.
Op 18 juli 2024 heeft eiseres een brief aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) gestuurd met als onderwerp: ‘Verzoek herziening dossier’. In de brief legt zij uit hoe de asielprocedure van haar en haar ouders en broer is verlopen. Zij vermeldt dat zij veel overeenkomsten ziet tussen hun dossiers en hetgeen in de Regeling afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet (RANOV) is vermeld. Uit de dossiers kan echter niet opgemaakt worden dat zij onder de RANOV vallen, zo legt ze uit. Eiseres kan niet helder krijgen waarom zij niet onder de RANOV vallen. Zij verzoekt om nogmaals naar de dossiers van haar en haar familie te kijken. Dit omdat zij vastlopen bij naturalisatie. Wanneer zij onder de RANOV zouden vallen, zou naturalisatie voor hen eenvoudiger worden.
3.2.
Op 26 september 2024 heeft eiseres een ingebrekestelling gestuurd, omdat er nog geen beslissing was genomen op haar verzoek. De minister heeft de ontvangst van de ingebrekestelling op 30 september 2024 bevestigd. Eiseres heeft op 21 oktober 2024 een beroep niet tijdig beslissen (BNT) ingediend bij de rechtbank. Ter onderbouwing van haar BNT benoemt eiseres dat ze heeft verzocht om rectificatie van haar persoonsgegevens en dat hier niet tijdig op is gereageerd.
3.3.
De minister heeft de brief van 18 juli 2024 opgevat als een bezwaarschrift tegen het niet ambtshalve doen van een aanbod op grond van de RANOV regeling. Deze regeling was opgenomen in WBV 2007/11. In WBV 2008/31 is opgenomen wanneer nog een beroep gedaan kan worden op de RANOV. Met het bestreden besluit van 21 januari 2025 stelt de minister dat wanneer een vreemdeling geen aanbod heeft gekregen, het bezwaar hiertegen tijdig was geweest als de vreemdeling binnen vier weken na de inwerkingtreding van de WBV 2008/31 had verzocht om bekendmaking van die beoordeling. Deze termijn is verstreken, het bezwaar is te laat ingediend en om die reden kennelijk niet-ontvankelijk. De ingebrekestelling is volgens de minister prematuur en daarom niet geldig.
3.4.
Eiseres is het niet eens met dit besluit. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen heeft van rechtswege ook betrekking op het besluit van 21 januari 2025.
3.5.
De rechtbank heeft het beroep op 22 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de minister deelgenomen. Eiseres en haar gemachtigde zijn met kennisgeving niet verschenen. Het onderzoek is ter zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

Procesbelang
4. De minister heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres geen procesbelang heeft. Zij heeft erop gewezen dat de RANOV per 1 januari 2009 is vervallen en dat er geen rechten meer kunnen worden ontleend aan de WBV 2007/11. Daarbij ligt het toetsmoment voor de RANOV op 1 april 2001. Eiseres was op deze datum nog niet geboren. De regeling geldt wel voor kinderen van ouders die op grond van RANOV een verblijfsvergunning hebben gekregen, maar de ouders van eiseres hebben geen verblijfsvergunning op grond van RANOV ontvangen. De brief van eiseres is niet namens de ouders ingediend. Een verblijfsvergunning op grond van de RANOV kan hoe dan ook niet worden verleend.
4.1.
De rechtbank ik van oordeel dat eiseres procesbelang heeft bij deze procedure. In geschil is namelijk of sprake is van een bezwaarschrift of een herzieningsverzoek. Het is in het belang van eiseres dat zij een besluit krijgt in de juiste procedure. In het verlengde daarvan speelt dat daaruit volgt of zij recht heeft op een bestuurlijke dwangsom. Voor de behandeling van een bezwaarschrift of een herzieningsverzoek gelden verschillende termijnen. Dit speelt mee bij de beoordeling of de ingebrekestelling geldig is.
Inhoudelijke beoordeling
5. Eiseres voert aan dat haar verzoek als verzoek om herziening van het besluit tot vergunningverlening van 16 april 2007 had moeten worden behandeld. De minister had moeten beoordelen of er sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden op basis waarvan gesteld kan worden dat de vergunning destijds niet op grond van schrijnendheid, maar op grond van de RANOV verleend had moeten worden. Indien eiseres in het bezit was gesteld van een RANOV-vergunning in plaats van een vergunning op grond van schrijnendheid, zou zij mogelijk bij de aanvraag van het Nederlanderschap vrijstelling hebben van het overleggen van identificerende documenten. Daarbij had de minister moeten beoordelen of de vader van eiseres destijds onder een uitzondering viel en of eiseres op basis hiervan met terugwerkende kracht aanspraak kan maken op een RANOV-vergunning. Ook had de minister moeten beoordelen of een eventuele weigering van een RANOV-vergunning leidt tot onevenredige gevolgen als bedoeld in artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht.
5.1.
De rechtbank is van oordeel dat de minister de brief van eiseres van 18 juli 2024 ten onrechte als bezwaarschrift tegen het niet ambtshalve doen van een aanbod op grond van RANOV heeft opgevat. Uit de bewoordingen in de brief is niet af te leiden dat eiseres heeft bedoeld bezwaar te maken. Eiseres schrijft over de asielaanvragen van haar ouders en broer en verzoekt om een herziening van de dossiers, ook schrijft ze: ‘Hierbij verzoek ik u dus, met de informatie die ik u heb verstrekt, om alstublieft opnieuw te kijken naar mijn dossier en de dossiers van mijn familieleden’. De minister stelt dat er geen aanvraag, besluit of beschikking als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb in het kader van RANOV is geweest en dat er om die reden geen sprake kan zijn van een herziening. De rechtbank volgt deze overweging niet. Eiseres verzoekt immers om herziening van de aan haar verleende vergunning; aldus ziet het herzieningsverzoek op het besluit van 16 april 2007. Dat namens de minister ter zitting is toegelicht dat een herzieningsverzoek geen kans van slagen zou hebben, maakt dit niet anders. Het is immers niet zo dat een verzoek om herziening pas als zodanig kan worden opgevat als het een situatie betreft waarin een dergelijk verzoek kansrijk is. De rechtbank oordeelt dan ook dat de minister de brief ten onrechte heeft opgevat als een bezwaarschrift tegen een fictief besluit waarvan de bezwaartermijn reeds in 2009 is verstreken. Deze beroepsgrond slaagt.
Beroep tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag
6. Op 18 juli 2024 heeft eiseres het herzieningsverzoek ingediend. De minister heeft niet binnen acht weken op dit verzoek gereageerd. Eiseres heeft de minister op 26 september 2024, na het verstrijken van de beslistermijn, gevraagd om alsnog binnen twee weken te beslissen. [1] De minister heeft dit niet gedaan en eiseres heeft vervolgens op 21 oktober 2024 beroep ingesteld. [2]
6.1.
De minister heeft op 21 januari 2025 alsnog een besluit genomen. De rechtbank zal dit besluit met deze uitspraak vernietigen. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag is dan ook gegrond. De minister moet alsnog een besluit nemen op de aanvraag. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van acht weken.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit niet in stand blijft. De minister moet alsnog een (primair) besluit op de aanvraag nemen. Nu eiseres terecht beroep heeft ingesteld krijgt zij een vergoeding van haar proceskosten. Deze vergoeding bedraagt, op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht € 1360,50 (1,5 punt met een waarde van € 907,- per punt). [3]

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 21 januari 2025;
  • draagt de minister op om binnen acht weken alsnog een primair besluit op de herzieningsaanvraag bekend te maken;
  • bepaalt dat de minister aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee zij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van
N. Walstra, griffier, en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is openbaar gemaakt en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is bekendgemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 6:12, tweede lid, aanhef en onder a, van de Awb.
2.Artikel 6:12, tweede lid, aanhef en onder b, van de Awb.
3.1 punt voor het indienen van een beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit met een gewicht van 0,5 en 1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een gewicht van 1.