ECLI:NL:RBDHA:2025:956

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 januari 2025
Publicatiedatum
28 januari 2025
Zaaknummer
NL24.48287
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 28 januari 2025, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 3 december 2024 niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld en verklaart het beroep kennelijk ongegrond. Dit houdt in dat de rechtbank het besluit van de minister in stand houdt.

De rechtbank legt uit dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. In dit geval heeft Nederland op 12 juli 2024 een verzoek om overname bij Spanje ingediend. Omdat Spanje niet tijdig reageerde, werd het verantwoordelijk voor de aanvraag van eiser. De rechtbank overweegt dat de argumenten van eiser niet voldoende zijn om aan te nemen dat de minister niet op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan uitgaan van de goede behandeling van asielzoekers in Spanje.

Eiser heeft ook aangevoerd dat zijn seksuele oriëntatie een bijzondere omstandigheid vormt die de minister zou moeten aanzetten om zijn aanvraag onverplicht inhoudelijk te behandelen. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet voldoende heeft aangetoond dat hij door zijn seksuele oriëntatie in Spanje een reëel risico loopt op onmenselijke of vernederende behandeling. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiser kan worden overgedragen aan Spanje, zonder recht op vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.48287

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. V.L. van Wieringen),
en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 3 december 2024 niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting. [1]
1.2.
Het verzoek een voorlopige voorziening te treffen staat geregistreerd onder het zaaknummer NL24.48288. Hierop wordt bij afzonderlijke uitspraak beslist.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser omdat Spanje verantwoordelijk is voor de asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep kennelijk ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen, die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [2] In dit geval heeft Nederland op 12 juli 2024 bij Spanje een verzoek om overname gedaan. Omdat Spanje niet tijdig een reactie op dit verzoek heeft gegeven, is Spanje vanaf 13 september 2024 verantwoordelijk geworden voor de aanvraag. Spanje heeft het verzoek op 29 oktober 2024 alsnog bij verstek op grond van art. 12, eerste lid, van de Dublinverordening aanvaard.
Verwijzing zienswijze
5. De rechtbank overweegt dat de algemene stelling van eiser in beroep dat de zienswijze als herhaald en ingelast dient te worden beschouwd, onvoldoende is om te kunnen aanmerken als een beroepsgrond waar de rechtbank over moet beslissen. De minister is in het besluit ingegaan op de zienswijze van eiser. De rechtbank zal daarom de stellingen in de zienswijze, waarvan eiser in beroep niet concreet heeft aangegeven waarom de reactie van de minister daarop volgens hem niet juist of niet toereikend is, niet bespreken.
Is er sprake van een tijdige en gehonoreerde claim?
6. Eiser stelt dat er geen sprake is van een tijdige en gehonoreerde claim. Uit de stukken in het dossier kan volgens eiser niet worden opgemaakt of en wanneer de claim bij de Spaanse autoriteiten is ingediend.
6.1
De rechtbank is van oordeel dat het claimverzoek tijdig is ingediend. Uit de stukken in het dossier blijkt dat eiser op 21 mei 2024 zijn asielaanvraag heeft ingediend. De minister had in het geval van eiser drie maanden de tijd om een claimverzoek in te dienen. [3] De termijn voor het verzenden van een claimverzoek eindigde op 21 augustus 2024. Op
12 juli 2024 heeft de minister een claimverzoek aan de Spaanse autoriteiten gezonden. De minister heeft de ontvangstbevestiging van 12 juli 2024 van het claimverzoek bij de Spaanse autoriteiten aan het digitale dossier toegevoegd. Dit is voor het verstrijken van de claim termijn en betekent dat het claimverzoek tijdig aan de Spaanse autoriteiten is verzonden. Overigens blijkt ook uit de reactie van de Spaanse autoriteiten van 29 oktober 2024 dat zij het claimverzoek op 12 juli 2024 hebben ontvangen. Spanje had vervolgens twee maanden de tijd om op het claimverzoek van de minister te reageren. [4] De Spaanse autoriteiten hebben niet tijdig op het verzoek gereageerd, waardoor Spanje vanaf 13 september 2024 verantwoordelijk is geworden voor de aanvraag van eiser. [5] Spanje heeft op 29 oktober 2024 bij verstek alsnog het claimverzoek geaccepteerd. Er is sprake van een (fictief) gehonoreerd claimverzoek. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Kan de minister uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
7. Eiser stelt dat Dublinclaimanten, zoals hij, bij overdracht moeite hebben om toegang te krijgen tot opvang en de asielprocedure in Spanje. Ook is er sprake van systeemfouten. Dublinclaimanten die worden overgedragen aan Spanje krijgen volgens eiser structureel te maken met tekortkomingen in de opvangvoorzieningen in de asielprocedure. Eiser verwijst hierbij naar een AIDA-rapport 2023 update van 10 juli 2024 en naar eerdere uitspraken van deze rechtbank. [6]
7.1
De rechtbank overweegt dat, gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, de minister er in het algemeen van mag uitgaan dat Spanje zijn verdragsverplichtingen nakomt. [7] Van dit uitgangspunt wordt slechts afgeweken als eiser aannemelijk maakt dat het asiel- en opvangsysteem in Spanje dusdanige tekortkomingen vertoont dat hij bij overdracht aan Spanje een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) of artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest). Daarvan is pas sprake als die tekortkomingen structureel zijn en een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken. [8]
7.2
De rechtbank ziet in wat eiser heeft aangevoerd geen aanknopingspunten dat in dit geval niet kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Spanje. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat in Spanje sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen in de asielprocedure en opvangvoorzieningen die ernstige, op feiten berustende gronden vormen om aan te nemen dat hij een reëel risico zal lopen op onmenselijke of vernederende behandelingen in de zin van artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser hier niet in geslaagd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft bij uitspraak van 8 juli 2021 [9] geoordeeld dat ten aanzien van Spanje van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit kan worden gegaan. Dit heeft de Afdeling bij uitspraak van 24 juli 2023 [10] en 24 juni 2024 [11] bevestigd. Het door eiser genoemde AIDA rapport en het beeld van de druk op de opvanglocaties dat daarin wordt geschetst, zijn in deze uitspraken betrokken. De rechtbank is van oordeel dat uit het AIDA rapport dan ook niet volgt dat er sprake is van structurele tekortkomingen in de opvang en ook niet dat eiser als Dublinclaimant in Spanje geen recht zal hebben op opvang. Daarnaast heeft de minister terecht overwogen dat eiser in Spanje geen asiel heeft aangevraagd en niet eerder als Dublinclaimant is overgedragen aan Spanje. Eiser kan dus niet verklaren uit eigen ervaringen ten aanzien van de behandeling van Dublinclaimanten in Spanje. Mocht eiser toch problemen ervaren, dan moet eiser zich wenden tot de (hogere) Spaanse autoriteiten. De beroepsgrond slaagt niet.
Moet de minister de asielaanvraag in behandeling nemen op grond van artikel 17 Dublinverordening?
8. Eiser is van mening dat er in zijn geval sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden waardoor er voor de minister aanleiding is om zijn asielaanvraag onverplicht inhoudelijk te behandelen. Als bijzondere, individuele omstandigheid noemt eiser zijn seksuele oriëntatie: eiser is homoseksueel. Eiser stelt dat in Spanje sprake is van toenemende discriminatie en agressie tegen personen met een LHBTI+ achtergrond. Hierbij verwijst eiser eveneens naar het AIDA rapport. Een verblijf in Spanje is voor hem onveilig en daarom moet van het overdragen aan Spanje om humanitaire redenen worden afgezien.
8.1
Uitgaande van de terughoudende toets is de rechtbank van oordeel dat de minister zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat eisers omstandigheden geen aanleiding vormen om zijn asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening onverplicht in behandeling te nemen. Er mag op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel vanuit worden gegaan dat eiser in Spanje onder meer toegang heeft tot opvang en medische zorg en dat de medische zorg van een vergelijkbaar niveau is als in Nederland. Eiser heeft niet met objectieve informatie onderbouwd dat hij door zijn seksuele oriëntatie zodanig gevaar loopt, dat dit een schending van artikel 3 van het EVRM dan wel artikel 4 van het Handvest op zal leveren. De minister heeft in de gestelde omstandigheden van eiser dan ook geen aanleiding hoeven zien om toepassing te geven aan artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is kennelijk ongegrond. Dat betekent dat eiser mag worden overgedragen aan Spanje. Eiser krijgt geen vergoeding van zin proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspaak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van mr. B.A. Smit, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
3.Artikel 21, eerste lid, van de Dublinverordening.
4.Artikel 22, eerste lid, van de Dublinverordening.
5.Artikel 22, zevende lid, van de Dublinverordening.
7.Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3190).
8.Zie het arrest Jawo van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:2018.