ECLI:NL:RBDHA:2025:9605

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 mei 2025
Publicatiedatum
30 mei 2025
Zaaknummer
NL25.21251
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Indiase moslim met homoseksuele geaardheid en problemen met RSS

Deze uitspraak betreft de afwijzing van de asielaanvraag van een Indiase man, die als moslim en homoseksueel problemen ondervindt van de RSS in India. De rechtbank heeft de aanvraag beoordeeld op basis van de beroepsgronden die eiser heeft aangevoerd. Eiser heeft op 5 april 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de minister op 2 mei 2025 als kennelijk ongegrond is afgewezen. Eiser is het niet eens met deze afwijzing en heeft beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 27 mei 2025 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister en een tolk. Eiser heeft verklaard dat hij door de RSS is bedreigd en dat hij niet vrij kan zijn over zijn homoseksualiteit in India. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de minister de asielmotieven van eiser niet geloofwaardig heeft geacht, omdat eiser zijn verklaringen niet voldoende heeft onderbouwd met objectieve documenten. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de minister niet onzorgvuldig heeft gehandeld door geen tolk in de voorkeurstaal van eiser te kunnen bieden, aangezien er geen tolk beschikbaar was. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven en verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.21251

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam],

geboren op [datum]
van Indiase nationaliteit,
V-nummer: [datum], eiser
(gemachtigde: mr. C.K.E.E. Fischer-Fuhler),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: mr. I. van Es).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraag van eiser als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 [1] . Eiser is het hier niet mee eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de asielaanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven
.Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.2.
Onder 2 staat het procesverloop in dit geding. De beoordeling door de rechtbank volgt vanaf 3. Aan het eind staat de beslissing van de rechtbank en de gevolgen daarvan.

Procesverloop

2. Eiser heeft op 5 april 2023 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft deze aanvraag in de algemene procedure behandeld en met het bestreden besluit van 2 mei 2025 afgewezen als kennelijk ongegrond.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 27 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister. Ook is een tolk verschenen. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
3. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser is moslim en werd lastiggevallen en bedreigd door mannen van de RSS. De eerste keer wilden ze dat eiser zich zou bekeren tot het hindoeïsme. Die avond zijn de mannen van RSS achter eiser aangegaan op motorfietsen terwijl ze zwaarden vasthadden. Eiser heeft er toen eentje geduwd, is weggerend en heeft zich een tijdje in het oerwoud verstopt. Vervolgens is eiser naar huis gegaan. Hij heeft een vriend gebeld die hem naar zijn oom heeft gebracht. Daar is eiser een tijdje gebleven voordat hij naar Europa is gegaan. Eiser vreest bij terugkeer voor de RSS. Hiernaast verklaart eiser dat hij homoseksueel is en dat hij niet zijn homoseksuele zelf kan zijn in India.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende asielmotieven:
1. Eisers identiteit, nationaliteit en herkomst
2. Eisers homoseksualiteit
3. Eisers problemen met de RSS-groep
De minister heeft eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht. De asielmotieven 2 en 3 zijn niet geloofwaardig bevonden. Eiser heeft zijn verklaringen niet onderbouwd met objectieve documenten die de asielmotieven volledig onderbouwen. De minister heeft daarom beoordeeld of de asielmotieven alsnog geloofwaardig zijn. Dat is volgens de minister niet het geval, omdat eiser niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 31, zesde lid, onder c en d, van de Vw 2000. Uit eisers verklaringen blijkt niet dat hij een gegronde vrees voor vervolging heeft. Dat eiser uit India komt is op zichzelf niet genoeg om een vluchteling te zijn of om een risico op ernstige schade aan te nemen.
5. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en voert, onder herhaling en inlassing van de zienswijze, het volgende aan.
Het ontbreken van een tolk in de juiste taal5.1. Eiser stelt dat de minister bij het beoordelen van eisers verklaringen onvoldoende rekening heeft gehouden met het feit dat eiser tijdens de gehoren niet is bijgestaan door een tolk in de juiste taal. De communicatie liet daardoor te wensen over. Er is in de correcties en aanvullingen duidelijk gemaakt aan de minister dat er voorbehouden werden gemaakt ten aanzien van de verklaringen van eiser maar ook zeker ten aanzien van de correcties en aanvullingen. Ook tijdens de nabespreking tussen eiser en gemachtigde was sprake van een zeer moeizame communicatie en leek het alsof hij bepaalde dingen slechts tot op zekere hoogte begreep. Dat het de minister niet is gebleken dat er grove fouten zijn gemaakt in de vertaling, vormt geen deugdelijke motivering voor het standpunt van de minister dat wel sprake is van een zorgvuldig proces. Tevens stelt eiser dat het benoemen dat zou blijken dat hij de vragen begrijpt en inhoudelijke antwoorden geeft, niet kan leiden tot de conclusie dat de gehoren volgens de normen zijn afgenomen. Dat de vraagstelling is aangepast, wil niet zeggen dat de kern van een vraag goed bij eiser is overgekomen. Dat de aanpassing voldoende zou zijn, is een subjectieve beoordeling. Dat eiser ervan verzekerd zou zijn dat hij kan aangeven als hij iets niet begrijpt, is volgens eiser nietszeggend en ook subjectief als hij die garantie niet eens heeft begrepen.
5.2.
De rechtbank is allereerst van oordeel dat het verzoek van eiser om wat in zijn zienswijze is aangevoerd als herhaald en ingelast te beschouwen, niet kan worden gevolgd. De minister is in het bestreden besluit gemotiveerd ingegaan op hetgeen eiser in de zienswijze heeft aangevoerd. Voor zover eiser in beroep niet heeft geconcretiseerd op welke punten de motivering van het bestreden besluit ontoereikend is, kan de enkele herhaling van de zienswijze in beroep niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. [2]
5.3.
Verder is de rechtbank van oordeel dat de minister niet onzorgvuldig en conform de Werkinstructie 2024/5 heeft gehandeld door niet tegemoet te komen aan het verzoek van eiser om een tolk in de taal Malatyalam voor het nader gehoor. In het voornemen en ter zitting heeft de minister duidelijk gemotiveerd dat niet aan het verzoek kon worden voldaan omdat er geen tolk Malatyalam beschikbaar was ten tijde van het nader gehoor. Er is in Nederland geen tolk in die taal te vinden. De minister heeft vervolgens zijn best gedaan om eiser op een goede manier te horen in een taal waarvan eiser zelf heeft aangegeven deze te spreken. De minister heeft daarbij rekening gehouden met het feit dat de tolk niet helemaal aansluit bij eiser. Zo is aan eiser herhaaldelijk gevraagd of hij de tolk goed heeft kunnen verstaan in het Tamil. Eiser heeft telkens bevestigd dat hij de tolk goed heeft begrepen. Ook had eiser geen opmerkingen over de werkwijze van de tolk. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat ondanks dat eiser heeft aangegeven de vragen te begrijpen en inhoudelijke antwoorden heeft gegeven, dit niet kan leiden tot de conclusie dat de gehoren volgens de normen zijn afgenomen. De gehoormedewerker heeft eiser de vragen uitgelegd wanneer hij deze niet begreep en heeft de vragen op een makkelijker te begrijpen manier gesteld. Bovendien is in de correcties en aanvullingen niet door eiser aangegeven dat er grove fouten zijn gemaakt in de vertaling. De minister heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat de uitspraak waar eiser naar heeft verwezen bij aanvullende gronden van 23 mei 2025 (NL24.37227) een situatie betreft waar wel een registertolk in de voorkeurstaal beschikbaar was. Dit is een andere situatie dan die van eiser.
De geloofwaardigheid van eisers asielmotieven5.4. Eiser voert ten aanzien van de aan hem tegengeworpen tegenstrijdigheden aan dat het ontbreken van een juiste tolk heeft geleid tot moeizame communicatie. De minister is er ook aan voorbij gegaan dat eiser zich in India niet vrij voelde om gevoelens voor mannen te hebben en als zodanig te erkennen. Pas tijdens latere gehoren werd het eiser meer duidelijk dat hij in vrijheid en zonder belemmeringen over zijn gevoelens kon spreken, hetgeen nog steeds moeilijk is. Door een jarenlange onderdrukking van zijn gevoelens en het niet vloeiend kunnen verklaren en begrijpen tijdens de interviews zijn eisers verklaringen beïnvloed. Dit kan volgens eiser echter niet gerechtvaardigd leiden tot de conclusie dat eisers verklaringen in samenhang niet geloofwaardig kunnen worden geacht.
5.5.
De rechtbank is van oordeel dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de homoseksuele geaardheid van eiser ongeloofwaardig wordt geacht. De rechtbank volgt eiser niet zijn stelling dat alle tegenstrijdigheden komen door het gebruik van een tolk in de verkeerde taal. De minister heeft er terecht op gewezen dat in de uitspraken waar eiser in beroep naar heeft verwezen, wel sprake was van een registertolk die beschikbaar was in de betreffende taal en ook waar de tolk had aangegeven dat de vreemdeling niet altijd antwoord gaf op de gestelde vragen. Dit heeft eiser wel gedaan. De minister heeft betekenis mogen toekennen aan de tegenstrijdige verklaringen van eiser, waar in het bestreden besluit uitgebreid op is ingegaan. Zo heeft eiser op simpele gesloten vragen waarop hij kon antwoorden met een jaartal of met ja of nee, tegenstrijdig geantwoord. Ook heeft eiser vaag verklaard over zijn relatie en tegenstrijdig verklaard over het moment dat hij zich realiseerde dat hij een homoseksuele geaardheid had. Eerst heeft eiser verklaard dat hij vanaf 2022 homoseksueel was, een andere keer verklaarde hij dat hij dit al wist toen hij acht of negen jaar oud was. De minister heeft mogen tegenwerpen dat deze tegenstrijdigheden afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van eisers verklaringen. De gestelde moeizame communicatie met de tolk maakt dit niet anders. De beroepsgrond slaagt niet.
5.6. Eiser voert ook ten aanzien van zijn problemen met de RSS in India aan dat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met de vertaalbeperkingen. Eiser heeft getracht door de correcties en aanvullingen zijn verklaringen nader uit te leggen en stelt dat zijn verklaringen niet tegenstrijdig zijn.
5.7.
De rechtbank is van oordeel dat de minister zich ook ten aanzien van eisers gestelde problemen met de RSS op het standpunt heeft kunnen stellen dat bij de beoordeling van de geloofwaardigheid rekening is gehouden met het feit dat de tolk niet helemaal aansluit bij eiser. Eiser heeft wisselend verklaard over waar de RSS hem kan bezoeken, tegenstrijdig verklaard over de aanvallers van de RSS en ook wisselend verklaard over zijn verwondingen. De minister is hier in het bestreden besluit afdoende op ingegaan. De rechtbank kan de minister volgen in het standpunt dat het te ver gaat om aan te nemen dat alle tegenstrijdigheden zouden komen doordat geen tolk in de voorkeurstaal van eiser is gebruikt. Dit is gebaseerd op speculaties en vermoedens. De minister heeft de problemen met de RSS ongeloofwaardig kunnen achten op basis van eisers verklaringen.
5.8.
Voorts heeft eiser aangevoerd dat hij als homoseksuele moslim grote risico’s loopt in India waartegen de overheid geen bescherming kan of wil bieden vanwege de banden met de RSS. De minister heeft hier volgens eiser onvoldoende rekening mee gehouden.
5.9.
De rechtbank kan de minister volgen in het standpunt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij problemen heeft gehad in India. Zo heeft eiser daar kunnen studeren, had hij daar een baan en heeft hij verklaard dat de RSS niet weet waar hij woont. Ook heeft eisers familie sinds zijn vertrek niets van de RSS gehoord. De stukken waar eiser naar heeft verwezen, zien op de algemene situatie en maken eisers individuele situatie niet aannemelijk. De minister heeft bij de beoordeling kunnen betrekken dat eisers voornemen om terug te keren naar India voor een bezoek aan zijn oma, afbreuk doet aan eisers vrees voor problemen.

Conclusie en gevolgen

6. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Boxum, rechter, in aanwezigheid van I. Wolthuis, griffier, en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000
2.Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 4 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2169, r.o. 3.