Deze uitspraak betreft de afwijzing van de asielaanvraag van een Eritrese vreemdeling door de minister van Asiel en Migratie. De rechtbank heeft op 30 mei 2025 geoordeeld dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven. Eiser had op 13 juli 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd op 2 mei 2025 afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 27 mei 2025 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister en een tolk.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser niet geloofwaardig heeft geacht. Eiser heeft wisselende verklaringen afgelegd over zijn identiteit en heeft onvoldoende documenten overgelegd om zijn claims te onderbouwen. De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat de asielaanvraag kennelijk ongegrond is, omdat de identiteit van eiser niet kan worden vastgesteld. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat eiser geen goede verklaring heeft gegeven voor het ontbreken van identificerende documenten en dat de minister de leeftijdsregistratie in Italië in zijn beoordeling heeft mogen meenemen. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft en eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt.