ECLI:NL:RBDHA:2025:9680

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 juni 2025
Publicatiedatum
2 juni 2025
Zaaknummer
NL25.19080
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 2 juni 2025, wordt het beroep van eiseres behandeld dat is ingediend omdat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig heeft beslist op haar asielaanvraag van 16 december 2023. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting beoordeeld. De rechtbank constateert dat de minister uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag had moeten beslissen, maar deze termijn is verstreken. Eiseres heeft de minister op 10 april 2025 verzocht om binnen twee weken te beslissen, maar de rechtbank stelt vast dat de beslistermijn op 25 april 2025 is verstreken. Eiseres heeft haar beroep op 24 april 2025 ingediend, wat betekent dat het beroep prematuur is en niet voldoet aan de vereisten voor een beroep tegen het niet tijdig beslissen. De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is en dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan door rechter A.G.D. Overmars, in aanwezigheid van griffier B.A. Smit, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.19080

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres,

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. I.M. Zuidhoek),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend omdat de minister niet op tijd zou hebben beslist op de asielaanvraag van 16 december 2023.
1.1.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

Is het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond?
2. De minister moet uiterlijk binnen zes maanden na het ontvangen van de aanvraag beslissen. [2] De rechtbank stelt vast dat deze termijn is verstreken. [3] Eiseres heeft de minister op 10 april 2025 gevraagd om alsnog binnen twee weken te beslissen. [4] De termijn van twee weken vangt aan één dag na ontvangst van de ingebrekestelling, in de situatie van eiseres op 11 april 2025. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn daarom is verstreken op 25 april 2025. [5] Eiseres heeft het beroep ingediend op 24 april 2025. [6] Dit betekent dat het beroep te vroeg en dus prematuur is ingediend. Daarmee voldoet het beroep niet aan de vereisten van een beroep tegen het niet tijdig beslissen.

Conclusie en gevolgen

3. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk. De minister hoeft de proceskosten niet aan eiser te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van
mr. B.A. Smit, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
3.Artikel 6:12, tweede lid, aanhef en onder a, van de Awb.
4.Artikel 6:12, tweede lid aanhef en onder b, van de Awb.
5.Artikel 4:17, derde lid, van de Awb.
6.Artikel 6:12, tweede lid aanhef en onder b, van de Awb.