Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
PureCE B.V.,
1.Het verloop van de procedure
2.De beoordeling
[handelsnaam], doen inschrijven in het Handelsregister van de KvK. Zij heeft in die hoedanigheid in of omstreeks oktober 2021 een overeenkomst van opdracht gesloten met een detacheringsbureau. Dit bureau heeft haar met ingang van 1 oktober 2021 gedetacheerd bij PureCE, alwaar zij administratieve werkzaamheden is gaan verrichten voor PureCE.
, h.o.d.n. [handelsnaam] (…), hierna te noemen: ” [handelsnaam] ”en PureCE is daarin aangeduid als:
Vennootschap. In de Managementovereenkomst d.d. 1 oktober 2022 is onder meer het volgende bepaald:
the Companyen [verzoeker] als:
, operating under the name [handelsnaam] (…) (the Counterparty). In deze overeenkomst is onder meer het volgende bepaald:
Exhibit Abij deze overeenkomst is onder meer het volgende vermeld:
gezichtsbepalendeNederlandse functionaris nodig had of dacht te hebben met het oog op de contacten tussen PureCE en IGJ.
RESOLUTION OUTSIDE AN GENERAL MEETING PURECE B.V., waarin onder meer het volgende is vermeld:
Payment Schedulein
Exhibit Abij het Businesscontract, heeft [verzoeker] bestreden met de stelling dat dit een tijdelijk regeling was, welke eind 2024 / begin 2025 was aan te passen aan de (financiële) omstandigheden waarin PureCE zich per alsdan zou bevinden. Aldus komt niet vast te staan dat het Businesscontract voor bepaalde tijd is overeengekomen. Vast staat dat [verzoeker] fulltime voor PureCE werkte. Doordat PureCE dit niet heeft betwist staat ook vast dat [verzoeker] in de periode waarin zij voor PureCE werkte, op één kleine opdracht na, niet voor derden heeft gewerkt. In de Managementovereenkomst was bepaald dat [verzoeker] haar werkzaamheden persoonlijk diende uit te voeren. [verzoeker] heeft onbetwist aangevoerd dat zij op de hoogte van de haar toekomende vergoeding geen invloed heeft gehad. Ook dit staat daarom vast. Op dezelfde grond staat vast dat [verzoeker] in de periode waarin zij voor PureCE werkte zich in het economisch verkeer niet als ondernemer heeft gedragen en voorts, dat zij bij de uitvoering van haar werkzaamheden geen commercieel risico liep. PureCE heeft aangevoerd dat de rechtsverhouding tussen partijen niet als een arbeidsovereenkomst is aan te merken omdat tussen partijen niet sprake was een gezagsrelatie. [verzoeker] heeft dit gemotiveerd betwist met de stelling dat [naam] haar wekelijks instrueerde en dat zij deze instructies nodig had om te kunnen functioneren. De stelling van PureCE kan daarom niet als vaststaand worden aangenomen. Wat hier precies van zij, kan in het midden blijven. Voor zover juist is dat [verzoeker] haar werkzaamheden zonder voorafgaande instructies zelf organiseerde, past dat immers bij de functie die zij als statutair bestuurder van PureCE had. Op grond van enkel dat feit is daarom niet vast te stellen dat de rechtsverhouding tussen partijen is aan te merken als een overeenkomst van opdracht. Op grond van de zojuist genoemde omstandigheden, in onderling verband bezien, is te oordelen dat de rechtsverhouding tussen partijen is aan te merken als een arbeidsovereenkomst.
the changing nature of our business. In haar besluit d.d. 4 maart 2025, waarbij zij [verzoeker] als statutair bestuurder heeft ontslagen, is geen andere ontslaggrond genoemd dan:
[naam] (…) wish to dismiss Mrs [verzoeker] as statutory director of the Company with effect from 1 february 2025. In het verweerschrift is aan de in de ontslagbrief genoemde grond toegevoegd dat PurCE te kampen heeft met bedrijfseconomische problemen en dat zij, indien zij aangewezen zou zijn geweest op een ontslagprocedure bij het UWV, het UWV om toestemming zou hebben gevraagd om [verzoeker] te mogen ontslaan op grond van artikel 7:669 lid 2 sub a BW (bedrijfseconomische omstandigheden).
the changing nature of our businessis niet voldoende toegelicht, terwijl er, hetgeen op de weg van PureCE heeft gelegen om dat te doen, ook geen stukken in het geding zijn gebracht aan de hand waarvan kan worden vastgesteld dat dit een redelijke ontslaggrond is. Voor zover met de zinsnede
the changing nature of our businessis bedoeld dat sprake is van bedrijfseconomische omstandigheden in de zin van artikel 7:669 lid 1 sub a BW, geldt hetzelfde. Het gevolg daarvan is dat niet komt vast te staan dat PureCE de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] op een redelijke grond heeft opgezegd. Nu [verzoeker] in de opzegging heeft berust, staat echter vast dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen op grond van die opzegging is geëindigd met ingang van 1 februari 2025. Het nadien genomen besluit van de vergadering van aandeelhouders van PureCE d.d. 4 maart 2025, bij welk besluit [verzoeker] als statutair bestuurder is ontslagen, heeft daar dus niet toe geleid, omdat de arbeidsovereenkomst per die datum al geëindigd was. Tot het einde van de arbeidsovereenkomst had dat besluit overigens ook niet kunnen leiden omdat [verzoeker] onbetwist heeft gesteld dat zij niet is opgeroepen voor de vergadering waarin het ontslagbesluit is genomen (artikel 2:225 BW) en zij niet in de gelegenheid is gesteld om zich hierover te doen horen (artikel 2:8 BW), zodat het besluit nietig is, terwijl verder geldt dat [verzoeker] zich voor de datum waarop zij als statutair bestuurder werd ontslagen, ziek had gemeld.
Veel spanningen, onrust en angst. Waardoor veel lichamelijke klachten. Mogelijk PTSS.Een actuele diagnose ontbreekt, terwijl met de woorden
Mogelijk PTSS, geschreven door een huisarts, niet vast staat dat sprake is van PTSS. Te oordelen is daarom dat onvoldoende vast staat dat [verzoeker] niet binnen afzienbare tijd in staat zal zijn om elders inkomen te genereren. Geschat wordt dat [verzoeker] , mede gelet op haar relatief jonge leeftijd (29 jaar bij uitdiensttreding) op een termijn van circa zes maanden, te rekenen vanaf de datum waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, weer in staat zal zijn om arbeid te verrichten en inkomen te verwerven. [verzoeker] heeft gesteld dat bij de berekening van de transitievergoeding is uit te gaan van een bruto maandloon ad € 4.320,= bruto. PureCE heeft dit niet betwist. Dit wordt daarom als vaststaand aangenomen. De billijke vergoeding wordt vastgesteld op een bedrag gelijk aan zes maal € 4.320,= bruto, derhalve op een bedrag ad € 25.920,= bruto. De transitievergoeding zal worden toegekend tot het door [verzoeker] berekende bedrag ad € 4.801,85 bruto. In de gegeven omstandigheden is er geen aanleiding om de transitievergoeding in mindering te doen strekken op de billijke vergoeding. De gevorderde rente wordt toegewezen zoals hierna wordt vermeld.