ECLI:NL:RBDHA:2025:9726
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak na uitspraak op beroep
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 30 mei 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. S. Oukil, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de Minister van Asiel en Migratie was afgewezen als kennelijk ongegrond. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en tegelijkertijd verzocht om een voorlopige voorziening. De minister, vertegenwoordigd door mr. S. Kuster, heeft een verweerschrift ingediend. De behandeling van het verzoek om voorlopige voorziening vond plaats op 8 mei 2025, waarbij zowel de verzoeker als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de minister en een tolk aanwezig waren.
De voorzieningenrechter heeft op dezelfde dag uitspraak gedaan in de hoofdzaak, zaaknummer NL25.9272, en heeft geconcludeerd dat een voorlopige voorziening niet meer nodig is, aangezien er al een uitspraak op het beroep was gedaan. Om deze reden heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 30 mei 2025 en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.