In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Den Haag op 3 juni 2025 twee beroepen van eiser, een Mauritaanse asielzoeker, tegen besluiten van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) en de minister van Asiel en Migratie. Het eerste beroep betreft de plaatsing van eiser in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) in Hoogeveen, terwijl het tweede beroep gericht is tegen een vrijheidsbeperkende maatregel die aan eiser is opgelegd. Eiser heeft op 12 april 2025 gronden van beroep ingediend, waarna het COa op 14 mei 2025 met een verweerschrift heeft gereageerd. De zitting vond plaats op 16 mei 2025, waarbij eiser zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, terwijl de minister en het COa ook vertegenwoordigd waren.
De rechtbank oordeelt dat de beroepen ongegrond zijn. Eiser had zich schuldig gemaakt aan agressief gedrag richting een medebewoner, wat leidde tot de inschakeling van de politie. Eiser ontkent de beschuldigingen en stelt dat hij het slachtoffer was, maar de rechtbank acht de verslaglegging van het COa, die is gebaseerd op verklaringen van meerdere getuigen, voldoende betrouwbaar. De rechtbank concludeert dat het COa terecht heeft geoordeeld dat het incident een zeer grote impact had en dat de opgelegde maatregelen gerechtvaardigd waren. Eiser krijgt geen gelijk en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.