ECLI:NL:RBDHA:2025:9805

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 juni 2025
Publicatiedatum
4 juni 2025
Zaaknummer
NL25.2640
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met afwijzing van de opvolgende asielaanvraag

Op 2 juni 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De verzoeker, die een opvolgende asielaanvraag had ingediend, had tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie beroep ingesteld, nadat zijn aanvraag op 14 januari 2025 was afgewezen als kennelijk ongegrond. De verzoeker vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat hij vreesde voor uitzetting.

De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. In een brief van 21 mei 2025 had de verweerder aangegeven zich niet te verzetten tegen de toewijzing van het verzoek om voorlopige voorziening. Gezien het feit dat er geen geschil was over de uitzetting van de verzoeker, heeft de voorzieningenrechter het verzoek als kennelijk gegrond toegewezen. Dit betekent dat de verzoeker niet mag worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op zijn beroep (zaaknummer NL25.2639).

Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de minister van Asiel en Migratie veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de verzoeker, die zijn vastgesteld op € 907. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.2640

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker,

V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. R.C. van den Berg),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: mr. M.M. van Duren).

Procesverloop

Bij besluit van 14 januari 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder de opvolgende asielaanvraag van verzoeker afgewezen als kennelijk ongegrond.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Awb [1] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Bij brief van 21 mei 2025 heeft verweerder aangegeven dat hij zich niet verzet tegen toewijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening. Nu tussen partijen niet in geschil is dat van uitzetting van verzoeker vooralsnog behoort te worden afgezien, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om het verzoek om een voorlopige voorziening als kennelijk gegrond toe te wijzen en verweerder te verbieden verzoeker uit te zetten, totdat op het beroep (zaaknummer NL25.2639) is beslist.
2. De voorzieningenrechter ziet in de toewijzing van het verzoek aanleiding om verweerder te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 907, bestaande uit een punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 907 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 1.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe in die zin dat het bestreden besluit wordt geschorst en dat verzoeker de behandeling van zijn beroep (de zaak met nummer NL25.2639) in Nederland mag afwachten;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 907 (negenhonderdzeven euro).
Deze uitspraak is gedaan op 2 juni 2025 door mr. M.L. Weerkamp, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.