ECLI:NL:RBDHA:2025:9820

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juni 2025
Publicatiedatum
4 juni 2025
Zaaknummer
NL25.6385
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van eiser met Turkse nationaliteit op grond van niet-geloofwaardige claims van vervolging door Turkse autoriteiten

In deze zaak heeft eiser, geboren op [datum] 1998 en van Turkse nationaliteit, op 15 juni 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 3 februari 2025 afgewezen, met de bepaling dat eiser binnen vier weken naar Turkije moet terugkeren. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, dat op 25 april 2025 is behandeld. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van eiser. Eiser stelt dat hij als Gülen-aanhanger wordt gezien door de Turkse autoriteiten, wat leidt tot discriminatie en sociale uitsluiting. De rechtbank oordeelt echter dat de door eiser gestelde problemen niet geloofwaardig zijn. Verweerder heeft de identiteit en nationaliteit van eiser geloofwaardig geacht, maar niet de claims van vervolging vanwege het toegedicht Gülenisme. De rechtbank concludeert dat eiser geen gegronde vrees voor vervolging heeft en dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan op 3 juni 2025 door mr. A.J. de Danschutter, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.6385

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. J.J.J. Jansen),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
(gemachtigde: mr. M.M. van Duren).

Inleiding

1. Eiser heeft op 15 juni 2023 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 3 februari 2025 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als ongegrond. Daarbij heeft verweerder bepaald dat eiser binnen vier weken moet terugkeren naar Turkije.
1.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 25 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, [tolk] als tolk en de gemachtigden van partijen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van eisers asielaanvraag aan de hand van eisers beroepsgronden.
3. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser is geboren op [datum] 1998 en heeft de Turkse nationaliteit. Aan zijn asielaanvraag legt hij ten grondslag dat hij door de Turkse autoriteiten wordt gezien als een Gülen-aanhanger, omdat hij onderwijs heeft gevolgd aan een opleidingsinstituut gelieerd aan de Gülen-beweging. Als gevolg hiervan wordt eiser gediscrimineerd. Hij kan ondanks vele sollicitaties geen werk krijgen, wordt extra gecontroleerd door de autoriteiten en heeft te maken gehad met pesterijen. Ook stelt eiser sociale uitsluiting te ervaren omdat hij atheïst is.
Het bestreden besluit
5. Verweerder vindt eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig. Ook de discriminatie vanwege eisers atheïsme vindt verweerder geloofwaardig. De door eiser gestelde problemen vanwege toegedicht Gülenisme acht verweerder niet geloofwaardig. Verweerder gelooft weliswaar dat eiser een opleiding heeft gevolgd aan een aan Gülen gelieerd onderwijsinstituut, maar vindt het niet geloofwaardig dat eiser door de Turkse autoriteiten als Gülen-aanhanger wordt beschouwd. Verweerder oordeelt verder dat uit niets blijkt dat eiser vanwege toegedicht Gülenisme geen werk heeft kunnen vinden en te maken heeft gehad met controles. Verweerder concludeert dat eiser geen gegronde vrees voor vervolging heeft. De door eiser ervaren discriminatie is geen dusdanige beperking van zijn bestaansmogelijkheden dat eiser onmogelijk op maatschappelijk en sociaal gebied kan functioneren. Eiser heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat hij een reëel risico loopt op ernstige schade. Hij krijgt daarom geen verblijfsvergunning.

Eisers beroepsgronden

6. Eiser stelt dat verweerder ten onrechte ervan uitgaat dat de autoriteiten eiser niet als Gülen-aanhanger zien. De autoriteiten zijn op de hoogte van de opleidingen die eiser heeft gevolgd. Daarbij wijst eiser erop dat zijn vader, staatsambtenaar, betalingen heeft verricht voor het onderwijs van eiser naar een bankrekening gelieerd aan de Gülenbeweging. Eiser verwijst naar het meest recente ambtsbericht inzake Turkije, waaruit volgt dat (vermeende) Gülenisten worden gearresteerd door de Turkse autoriteiten. [1] Eén van de criteria die wordt genoemd, is het hebben van een bankrekening bij Bank Aysa. Volgens het ambtsbericht worden mensen relatief makkelijk verdacht van betrokkenheid bij de Gülenbeweging en is de vervolging extreem willekeurig en onvoorspelbaar. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiser bij terugkeer naar Turkije geen gegronde vrees voor vervolging heeft. Dat niet is gebleken van een arrestatiebevel, een oproep van de rechtbank of een opsporingsonderzoek, is onvoldoende. Tot slot heeft eiser ter zitting zich op het standpunt gesteld dat de beleidswijziging van 1 juli 2024 onredelijk is. [2] Als gevolg van dat beleid zijn risicogroepen omgezet naar risicoprofielen en geldt voor (vermeend) Gülenisten een verhoogde bewijslast. [3]

Geen vrees voor vervolging vanwege discriminatie als gevolg van atheïsme

7. Niet in geschil is dat eiser, vanwege zijn atheïsme, niet zodanig is gediscrimineerd dat hij reeds daarom is aan te merken als verdragsvluchteling of bij terugkeer naar Turkije een reëel risico op ernstige schade loopt.

Heeft verweerder ten onrechte geconcludeerd dat eisers problemen vanwege toegedicht Gülenisme ongeloofwaardig zijn?

8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet ten onrechte ongeloofwaardig vindt dat eiser door de Turkse autoriteiten als Gülen-aanhanger wordt gezien. Verweerder heeft in het bestreden besluit gemotiveerd toegelicht dat uit niets blijkt dat de autoriteiten op de hoogte zijn van het onderwijs dat eiser heeft gevolgd aan het aan de Gülen-beweging gelieerde onderwijsinstituut. Eiser heeft er in beroep op gewezen dat zijn vader geld heeft overgemaakt naar de bankrekening van het onderwijsinstituut. Ter zitting heeft eiser toegelicht dat het gaat om een bankrekening van Bank Aysa die in verband wordt gebracht met het Gülenisme. Hoewel eiser deze informatie eerst in beroep naar voren heeft gebracht, is de enkele omstandigheid dat iemand geld overmaakt
naareen bankrekening van Bank Aysa niet voldoende. Uit het Algemeen Ambtsbericht van het ministerie van Buitenlandse Zaken van februari 2025 volgt dat één van de criteria bij de vervolging van (vermeende) Gülenisten het hebben van een bankrekening
bijBank Aysa kan zijn. Eiser heeft niet eerder gesteld dat hij dan wel zijn vader een bankrekening bij deze bank heeft (gehad) en heeft in beroep het bestaan van een dergelijke rekening niet gestaafd. Verder heeft verweerder ter zitting erop gewezen dat eiser zijn opleiding al vóór de staatsgreep in 2016 heeft gevolgd. Eiser heeft nadien tot 2023 in Turkije geleefd en is niet opgepakt door de autoriteiten. Verweerder wijst er verder terecht op dat eiser ook niet heeft onderbouwd dat medestudenten actief zijn opgespoord. Verweerder komt daarom niet ten onrechte tot de conclusie dat niet aannemelijk is geworden dat eiser, enkel vanwege het door hem genoten onderwijs bij terugkeer problemen zal krijgen.
9. Verweerder heeft niet ten onrechte geconcludeerd dat eiser zich enkel op vermoedens baseert wanneer hij stelt dat hij geen werk kan krijgen als gevolg van toegedicht Gülenisme. Omdat eisers gestelde toegedichte Gülenisme ongeloofwaardig is, heeft verweerder niet ten onrechte geconcludeerd dat eiser in verband hiermee geen gegronde vrees voor vervolging heeft.

Beleidswijziging

10. Omdat de rechtbank oordeelt dat verweerder niet ten onrechte tot de conclusie is gekomen dat niet geloofwaardig is dat eiser door de Turkse autoriteiten als Gülenist wordt gezien, behoeft de beroepsgrond over de beleidswijziging ten aanzien van (vermeend) Gülenisten geen bespreking.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van eisers asielaanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 3 juni 2025 door mr. A.J. de Danschutter, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Algemeen Ambtsbericht Turkije (februari 2025).
2.Besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 13 juni 2024, nummer WBV 2024/12, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000.
3.Daarbij wijst eiser op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, van 15 augustus 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:13599.