ECLI:NL:RBDHA:2025:9841

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 juni 2025
Publicatiedatum
5 juni 2025
Zaaknummer
NL25.22479
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring opgelegd door de minister van Asiel en Migratie

Op 2 juni 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarbij de eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, in beroep ging tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie. Dit besluit, genomen op 13 mei 2025, hield in dat de minister de maatregel van bewaring aan de eiser had opgelegd op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft op 27 mei 2025 de zaak behandeld, waarbij de eiser aanwezig was met zijn gemachtigde en de minister vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft overwogen dat de minister voldoende heeft gemotiveerd dat er geen lichter middel dan de inbewaringstelling kon worden opgelegd. De eiser had eerder asiel aangevraagd maar was zonder de uitkomst daarvan af te wachten vertrokken, wat het risico met zich meebracht dat hij zich opnieuw aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank concludeert dat er geen grond is om te oordelen dat de rechtmatigheidsvoorwaarden voor de maatregel niet zijn voldaan.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.22479

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 juni 2025 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. S. Faber),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. S.J. de Vries).

Procesverloop

Bij besluit van 13 mei 2025 (het bestreden besluit) heeft de minister aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 27 mei 2025 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Had de minister een lichter middel op moeten leggen?
1. Eiser betoogt dat de minister had moeten volstaan met het opleggen van een lichter middel. Eiser is eerder met onbekende bestemming vertrokken, vanwege problemen met zijn gezondheid. Eiser is er nu van op de hoogte dat hij dit niet had moeten doen en houdt zich vanaf nu aan zijn verplichtingen.
1.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank is van oordeel dat de minister in de maatregel van bewaring voldoende heeft gemotiveerd dat in dit geval geen andere afdoende, maar minder dwingende maatregelen dan de inbewaringstelling doeltreffend konden worden toegepast. Uit de onbetwiste gronden van de maatregel van bewaring en de motivering daarvan volgt het risico dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Met name heeft de minister daarbij kunnen wijzen op het feit dat eiser eerder asiel heeft gevraagd, maar zonder de uitkomst daarvan af te wachten met onbekende bestemming is vertrokken en later via een Dublinoverdracht uit Frankrijk is teruggebracht naar Nederland. De enkele stelling van eiser dat hij nu de regels naleeft maakt dit niet anders.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?2. Los van de door eiser aangevoerde beroepsgronden, ziet de rechtbank in de door de minister en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [1]

Conclusie en gevolgen

3. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling en een schadevergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten rechter, in aanwezigheid van
S. Voolstra, griffier.

De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vergelijk HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.