ECLI:NL:RBDHA:2025:9853
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag van Syriër in het kader van besluitmoratorium
In deze zaak heeft eiser, een Syrische vreemdeling, beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie omdat deze volgens hem niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser diende zijn aanvraag in op 21 november 2023, en volgens de wet moet de minister binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen. Echter, sinds 27 januari 2023 is er een besluit van kracht (WBV 2023/3) dat de beslistermijnen voor asielaanvragen die zijn ingediend tussen 1 januari 2023 en 1 januari 2024 met negen maanden verlengt. Eiser heeft de minister op 26 februari 2025 in gebreke gesteld, omdat hij meende dat er niet tijdig was beslist. Op 11 maart 2025 heeft hij beroep ingesteld.
De rechtbank oordeelt dat de ingebrekestelling prematuur was, omdat er op dat moment een besluit- en vertrekmoratorium voor Syrië van kracht was, dat de beslistermijn voor asielaanvragen van Syrische vreemdelingen verlengt tot maximaal 21 maanden. Hierdoor was de termijn voor de minister om te beslissen op de aanvraag nog niet verstreken op het moment van de ingebrekestelling. De rechtbank concludeert dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van beroep tegen het niet tijdig beslissen door de minister, en verklaart het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 30 mei 2025. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de beslissing.