ECLI:NL:RBDHA:2025:9867

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juni 2025
Publicatiedatum
5 juni 2025
Zaaknummer
24/6967
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar wegens te late indiening in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 12 juni 2025, is het bezwaar van eiseres tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een uitkering op grond van de Participatiewet, welke was afgewezen omdat er sprake was van een gezamenlijke huishouding. Het college had het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend. De rechtbank oordeelt dat het college terecht heeft gehandeld. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is zes weken en begint op de dag na de bekendmaking van het besluit. Eiseres had haar bezwaarschrift op 8 maart 2024 opgesteld, maar de rechtbank kon niet aannemen dat dit ook daadwerkelijk op die datum was verzonden. Eiseres heeft niet kunnen aantonen dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend, en de rechtbank concludeert dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, en de rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/6967

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 juni 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. F.S. Jansen),
en

het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer, het college

(gemachtigde: C.P. Hoogerbrugge-Wittenaar).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over het niet-ontvankelijk verklaren van het bezwaar van eiseres omdat het bezwaar te laat is ingediend. Eiseres is het daarmee niet eens.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard vanwege een te laat ingediend bezwaar. Eiseres krijgt dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiseres heeft een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Participatiewet (Pw) naar de norm van een alleenstaande. Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 20 februari 2024 (het primaire besluit) afgewezen omdat sprake is van een gezamenlijke huishouding zodat er geen recht bestaat op bijstand naar de norm van een alleenstaande.
2.1.
Bij het bestreden besluit van 25 juni 2024 heeft het college het bezwaar tegen het primaire besluit niet-ontvankelijk verklaard vanwege een te laat ingediend bezwaar.
2.2.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.3.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

Toetsingskader
3. Voor het indienen van een bezwaarschrift geldt een termijn van zes weken. [2] Deze termijn begint op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. [3] Dat is in dit soort gevallen de dag na de dag waarop het besluit is toegezonden.
Een bezwaarschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. [4] Wanneer het bezwaarschrift (aangetekend of niet-aangetekend) met de gewone post [5] wordt verstuurd, is het bij ontvangst na het einde van de termijn onder voorwaarden ook tijdig ingediend. [6] Die voorwaarden zijn dat het bezwaarschrift voor het einde van de termijn op de post is gedaan én het niet later dan een week na afloop van de termijn bij het bestuursorgaan is ontvangen. Als op de enveloppe een leesbaar poststempel is geplaatst, neemt de rechtbank in beginsel aan dat het bezwaarschrift op die dag op de post is gedaan. De rechtbank wijkt alleen van dit uitgangspunt af als de indiener van het bezwaarschrift aannemelijk maakt dat het op een eerdere datum op de post is gedaan. Als op de enveloppe geen (leesbaar) poststempel is geplaatst, neemt de rechtbank in beginsel aan dat het bezwaarschrift tijdig op de post is gedaan als het de eerste of tweede werkdag na de bezwaartermijn is ontvangen. De rechtbank wijkt alleen van dit laatste uitgangspunt af als op grond van vaststaande feiten aannemelijk is dat het bezwaarschrift later dan de laatste dag van de termijn op de post is gedaan.
3.1.
Als iemand een bezwaarschrift te laat indient, kan het bestuursorgaan het bezwaar niet-ontvankelijk verklaren. Dat is anders als het niet tijdig indienen van het bezwaarschrift verontschuldigbaar is. Dan laat het bestuursorgaan niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege. [7]
Is het bezwaarschrift te laat ingediend?
4. Vast staat dat verweerder het besluit waartegen bezwaar is gemaakt bekend heeft gemaakt op 20 februari 2024 door verzending per post, zodat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift eindigde op 2 april 2024.
5. Eiseres stelt dat zij een bezwaarschrift met PostNL naar verweerder heeft verstuurd op 8 maart 2024. Verweerder stelt dit niet te hebben ontvangen. Dat eiseres een pdf-bestand heeft gemaakt van het bezwaarschrift en uit de ‘eigenschappen’ van het bestand valt af te leiden dat dit pdf bestand is gemaakt op 8 maart 2024 en voor het laatst is gewijzigd op 8 maart 2024 maakt enkel aannemelijk dat eiseres op 8 maart 2024 een bezwaarschrift heeft opgesteld. Het maakt niet aannemelijk dat zij dit ook daadwerkelijk op 8 maart 2024 per post heeft verstuurd. Dit betekent dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij op 8 maart 2024 bezwaar heeft gemaakt.
6. Eiseres stelt verder dat zij op (maandag) 1 april 2024 een kopie van het bezwaarschrift met daarop de vermelding ‘rappel’ met PostNL naar verweerder heeft gestuurd. Bij telefonische navraag op 3 april 2024 bleek het bezwaarschrift nog niet te zijn ontvangen. Eiseres heeft vervolgens het bezwaarschrift op 3 april 2024 per e-mailbericht (antwoord@zoetermeer.nl) naar verweerder verstuurd. Op (vrijdag) 5 april 2024 heeft verweerder het bezwaarschrift met daarop de vermelding ‘rappel’ en de datumaanduiding 1 april 2024 ontvangen. Gelet op het poststempel van (donderdag) 4 april 2024 gaat de rechtbank er van uit dat het bezwaarschrift op 4 april 2024 op de post is gedaan. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat het eerder ter post is bezorgd. Het bezwaarschrift is dus niet tijdig ingediend.
7. De omstandigheid dat eiseres het bezwaar tevens op 3 april 2024 per e-mail heeft verstuurd kan aan het vorenstaande niet afdoen, nu de bezwaartermijn tot en met 2 april 2024 liep.
Is het te laat indienen verontschuldigbaar?
8. Eiseres stelt dat verweerder de fax heeft afgeschaft en geen e-mailadres ter beschikking heeft gesteld. Zij vindt het niet eerlijk en rechtvaardig dat het risico van fouten bij de verzending of fouten bij de interne postverwerking bij de gemeente voor haar rekening komen. Dat is geen verontschuldiging voor het te late bezwaar. Er is geen rechtsregel die een bestuursorgaan verplicht om een e-mailadres beschikbaar te stellen zodat digitaal bezwaar gemaakt kan worden. Verder heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat bij de verzending of de verwerking van het bezwaar iets is misgegaan.

Conclusie en gevolgen

9. Het bezwaar is terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is daarom ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, rechter, in aanwezigheid van mr. H.J.Verspuij-Fung, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 12 juni 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
2.Dit volgt uit artikel 6:7 van de Awb.
3.Dit volgt uit artikel 6:8, eerste lid, van de Awb.
4.Dit volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
5.Onder gewone post wordt verstaan door PostNL of door ieder ander bij de Autoriteit Consument en Markt geregistreerd postvervoerbedrijf.
6.Dit volgt uit artikel 6:9, tweede lid, van de Awb.
7.Dit volgt uit artikel 6:11 van de Awb.