ECLI:NL:RBDHA:2025:9955
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing voorlopige voorziening asielverzoek en feitelijke uitzetting naar Nigeria
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 3 juni 2025, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker, die dreigt te worden uitgezet naar Nigeria, afgewezen. De verzoeker had op 22 mei 2025 bericht ontvangen van de DT&V over zijn geplande uitzetting op 3 juni 2025. Op 1 juni 2025 diende hij een Chavez-aanvraag in, die op 2 juni 2025 werd afgewezen door de minister van Asiel en Migratie. De minister oordeelde dat verzoeker niet had aangetoond dat hij de vader was van een Nederlands minderjarig kind en dat er geen feitelijk gezinsleven was. De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die de afwijzing van de voorlopige voorziening rechtvaardigen. De voorzieningenrechter benadrukt dat de afwijzing van de Chavez-aanvraag geen verblijfsrecht creëert en dat de belangen van de minister bij de uitzetting zwaarder wegen dan die van de verzoeker. De voorzieningenrechter concludeert dat het bezwaar van de verzoeker geen redelijke kans van slagen heeft en wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, waardoor de uitzetting naar Nigeria kan plaatsvinden.