ECLI:NL:RBDHA:2025:9959
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Algerijnse eiser met betrekking tot deelname aan demonstraties en geloofwaardigheid van verklaringen
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 4 juni 2025, wordt het beroep van een Algerijnse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser had op 18 oktober 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de minister van Asiel en Migratie op 6 februari 2025 als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 23 april 2025 behandeld, waarbij de eiser en zijn gemachtigde zich afmeldden, terwijl de minister vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde.
De rechtbank concludeert dat de minister het besluit voldoende heeft gemotiveerd. De eiser, die beweert dat hij vanwege zijn deelname aan demonstraties in Algerije vreest voor vervolging, heeft niet eerder asiel aangevraagd in Frankrijk, waar hij drie jaar verbleef. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft geconcludeerd dat het niet indienen van een asielaanvraag in Frankrijk, Zwitserland, Duitsland en België afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van de eisers asielverhaal.
Daarnaast heeft de rechtbank de argumenten van de eiser over de tegenstrijdigheden in zijn verklaringen en de informatie uit openbare bronnen verworpen. De rechtbank oordeelt dat de minister niet verplicht was om de eiser te confronteren met deze tegenstrijdigheden. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft en de eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt.