ECLI:NL:RBDHA:2025:9959

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juni 2025
Publicatiedatum
6 juni 2025
Zaaknummer
NL25.5953
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Algerijnse eiser met betrekking tot deelname aan demonstraties en geloofwaardigheid van verklaringen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 4 juni 2025, wordt het beroep van een Algerijnse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser had op 18 oktober 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de minister van Asiel en Migratie op 6 februari 2025 als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 23 april 2025 behandeld, waarbij de eiser en zijn gemachtigde zich afmeldden, terwijl de minister vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde.

De rechtbank concludeert dat de minister het besluit voldoende heeft gemotiveerd. De eiser, die beweert dat hij vanwege zijn deelname aan demonstraties in Algerije vreest voor vervolging, heeft niet eerder asiel aangevraagd in Frankrijk, waar hij drie jaar verbleef. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft geconcludeerd dat het niet indienen van een asielaanvraag in Frankrijk, Zwitserland, Duitsland en België afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van de eisers asielverhaal.

Daarnaast heeft de rechtbank de argumenten van de eiser over de tegenstrijdigheden in zijn verklaringen en de informatie uit openbare bronnen verworpen. De rechtbank oordeelt dat de minister niet verplicht was om de eiser te confronteren met deze tegenstrijdigheden. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft en de eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.5953

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 juni 2025 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. H.T. Gerbrandy),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. R.M. Koning).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 18 oktober 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 6 februari 2025 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 23 april 2025, samen met de zaak NL25.5954, op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde hebben zich voorafgaand aan de zitting afgemeld. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser komt uit Algerije en is geboren op [geboortedatum] 1991. Hij behoort tot de bevolkingsgroep van de Berbers en heeft in 2017 vier of vijf keer of mogelijk acht keer deelgenomen aan demonstraties in Algerije tegen de destijds zittende regering. Tijdens de demonstraties zijn veel mensen gearresteerd en door de politie opgepakt. Ook vrienden van eiser zijn door de politie opgepakt. Eiser is bang vanwege zijn deelname aan de demonstraties opgepakt te worden. Daarom heeft eiser in oktober 2017 besloten om Algerije te verlaten. Eiser is naar Marokko vertrokken en heeft daar een jaar verbleven. In 2018 hoorde eiser van zijn moeder dat de Algerijnse autoriteiten bij zijn ouderlijke woning waren geweest en naar hem op zoek waren. Eiser is naar Spanje gevlucht en heeft daar asiel aangevraagd. Na drie jaar is eiser naar Frankrijk gegaan. In Frankrijk heeft hij van 2021 tot 2024 verbleven. Van zijn moeder vernam eiser dat de Algerijnse autoriteiten in 2022 en in 2023 nog een keer bij zijn ouderlijke woning zijn geweest en navraag naar hem hebben gedaan.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende asielmotieven:
identiteit, nationaliteit en herkomst;
deelname aan de protesten in 2017;
problemen met de Algerijnse autoriteiten;
eisers politieke overtuiging.
De minister acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser deels geloofwaardig. De minister acht de overige drie relevante elementen ongeloofwaardig. Ten aanzien van de deelname van eiser aan de protesten in 2017 stelt de minister zich op het standpunt dat eiser stelt foto’s te hebben van zijn deelname aan de demonstraties, maar deze niet heeft overgelegd. Verder vormen de verklaringen van eiser geen eenduidig en samenhangend geheel. De informatie dat eiser wordt gezocht door de Algerijnse autoriteiten heeft hij gekregen van zijn moeder. De moeder van eiser wordt niet beschouwd als een objectieve bron. Verder heeft eiser geen informatie overgelegd waaruit blijkt dat de Algerijnse autoriteiten bij zijn ouderlijke woning zijn geweest en navraag naar hem hebben gedaan. Nu de minister het niet geloofwaardig acht dat eiser heeft deelgenomen aan een demonstratie, is volgens de minister geen sprake van een bepaalde politieke overtuiging. Ook blijkt uit de verklaringen van eiser dat hij na zijn vertrek uit Algerije nooit heeft deelgenomen aan politieke activiteiten in het kader van de politieke situatie in Algerije.
Tot slot stelt de minister zich op het standpunt dat uit het feit dat eiser naast Nederland ook in Spanje, Frankrijk, Zwitserland, Duitsland en België heeft verbleven en daar geen verzoek om internationale bescherming heeft ingediend, afbreuk doet aan zijn behoefte om internationale bescherming. Daar komt bij dat eiser drie jaar in Frankrijk heeft verbleven zonder een verzoek om internationale bescherming in te dienen.
Noodzaak asielaanvraag
6. Eiser betoogt dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd. Volgens hem werpt de minister hem ten onrechte tegen dat hij in Frankrijk geen asiel heeft aangevraagd. Eiser heeft van 2021 tot 2024 in Frankrijk verbleven. Uit zijn verklaringen blijkt dat hij in Frankrijk verblijfsrecht had op basis van een huwelijk met zijn toenmalige partner. Toen de relatie met zijn partner werd verbroken liep eiser risico op gedwongen terugkeer. Pas op dat moment, en niet eerder, bestond de noodzaak voor eiser om een verzoek om internationale bescherming in te dienen. Om die reden heeft eiser niet eerder een verzoek om internationale bescherming ingediend.
6.1.
De rechtbank is van oordeel dat de minister het besluit voldoende heeft gemotiveerd waarom hij eiser tegenwerpt dat hij niet eerder een asielaanvraag heeft ingediend. Daarbij acht de rechtbank van belang dat eiser drie jaar in Frankrijk heeft verbleven en – ook na het verbreken van het huwelijk – geen verzoek om internationale bescherming heeft gedaan. Ook is eiser in Zwitserland, Duitsland en België geweest en heeft hij ook in die landen geen verzoek om internationale bescherming gedaan. De hiervoor genoemde omstandigheden heeft de minister terecht in zijn besluitvorming betrokken. De minister heeft uit het voorgaande terecht afgeleid dat het zonder geldige reden niet eerder indienen van een verzoek om internationale bescherming in Frankrijk, Zwitserland, Duitsland en België afbreuk doet aan de bewering van eiser dat hij een reële behoefte heeft aan internationale bescherming.
Confrontatie met tegenstrijdigheden
7. Eiser betoogt dat de minister hem ten onrechte niet heeft geconfronteerd met de tegenstrijdigheden die er zijn tussen zijn verklaringen en de gegevens uit algemene landeninformatie. De verplichting die volgt uit artikel 3.113 van het Vreemdelingenbesluit 2000 verplicht daartoe [1] en dat blijkt ook uit de rechtspraak [2]
7.1.
Eiser heeft tijdens de gehoren verklaard over het aantal keer dat hij heeft deelgenomen, de locaties en de reden van demonstraties. Deze verklaringen bleken na de gehoren volgens de minister in strijd te zijn met informatie uit openbare bronnen. Eiser is daar in het voornemen mee geconfronteerd. De rechtbank volgt de minister in het op de zitting ingenomen standpunt dat de verplichting om een vreemdeling te confronteren met tegenstrijdigheden niet zover gaat dat dit zich uitstrekt tot tegenstrijdigheden van verklaringen met informatie uit openbare bronnen. Van de hoormedewerker kan op het moment van horen niet worden verwacht dat hij dergelijke kennis uit openbare bronnen direct paraat heeft. Daar komt bij dat eiser de mogelijkheid had om middels de zienswijze te reageren op de geconstateerde tegenstrijdigheden. Dit heeft hij onvoldoende gedaan. Gezien het voorgaande is eiser conform artikel 3.113, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 in de gelegenheid gesteld om uitleg te geven over ontbrekende elementen of over inconsistenties of tegenstrijdigheden in zijn verklaringen. Het betoog slaagt niet.
Deelname van eiser aan de demonstraties
8. Eiser heeft in beroep ter onderbouwing van zijn asielrelaas dat hij in 2017 heeft deelgenomen aan de demonstraties waarover hij heeft verklaard foto’s overgelegd waaruit deze deelname zou blijken. Volgens eiser maakt hij hiermee alsnog aannemelijk dat hij aan de demonstraties heeft deelgenomen. Het standpunt van de minister ten aanzien van de geloofwaardigheid van de deelname aan de demonstraties kan gezien de foto’s niet ongewijzigd in stand blijven, aldus eiser.
8.1.
Naar het oordeel van de rechtbank stelt de minister zich niet ten onrechte op het standpunt dat de door eiser overgelegde foto’s zijn deelname aan de demonstraties niet onderbouwen. Eiser heeft foto’s van de demonstraties overgelegd waar eiser zelf niet opstaat. Hieruit kan niet worden afgeleid dat eiser deelneemt aan die demonstraties. Uit de door eiser overgelegde foto’s waar hij wel op staat, is niet af te leiden dat eiser op die momenten deelneemt aan een demonstratie. Zo heeft eisers op deze foto’s een voetbalsjaal om van een Algerijnse voetbalclub en draagt de persoon die eveneens prominent zichtbaar is op de foto’s een voetbalshirt van een andere Algerijnse voetbalclub en wordt gewezen naar het logo van die club. De door eiser overgelegde foto’s onderbouwen zijn deelname aan demonstraties daarom niet. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

9. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Duifhuizen, rechter, in aanwezigheid van mr. C.G.H. van der Holst, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Eiser verwijst ook naar artikel 16 van de Procedurerichtlijn en Werkinstructie 2021/13.
2.Eiser verwijst ter onderbouwing van dit standpunt naar Rb. Den Haag (zp. Groningen) 27 mei 2021, NL21.3232 (niet gepubliceerd) en Rb. Den Haag (zp. Roermond) 15 september 2022, NL21.10860 (niet gepubliceerd).