4.4.Bewijsoverwegingen
Algemene overweging met betrekking tot de chatberichten
Identificatie
De rechtbank heeft in bijlage II de bewijsmiddelen opgenomen die zien op de identificatie van enkele gebruikers van de accounts die in dit vonnis een rol spelen. De verdediging heeft betwist dat de verdachte de gebruiker is geweest van de verschillende accounts en stelt dat de identificatie slechts is gebaseerd op vermoedens. De verdachte heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht.
EncroChat: [accountnaam 1]
De politie heeft telecomonderzoek gedaan naar het IMSI ( [nummer 1] ) en IMEI ( [nummer 2] ) nummer van de verdachte. Bij een meting bleek dat de telefoon in de directe omgeving van de woning van de verdachte was en dat de telefoon in Spanje was op de momenten dat de verdachte op vakantie in Spanje was. Verder blijkt dat meerdere contacten het account [accountnaam 1] in hun telefoons hebben opgeslagen onder een naam die telkens lijken op bijnamen die horen bij de verdachte, zoals ‘ [bijnaam 1] ’ of ‘ [bijnaam 2] ’.
Daarnaast is het wachtwoord van bovengenoemd account ‘meljekk!ered’. De partner van de verdachte is genaamd [naam 1] . Uit gegevens van de Kamer van Koophandel blijkt dat op het adres van de verdachte een onderneming geregistreerd heeft gestaan genaamd " [bedrijfsnaam] ". Hieruit leidt de rechtbank af dat de bijnaam van de partner van de verdachte [bijnaam 3] is. De zoon van de verdachte is genaamd [voornaam] . De rechtbank gaat er gezien bovenstaande informatie vanuit dat het wachtwoord van het account een samenstelling is van de bijnaam van de partner van de verdachte (het wachtwoordgedeelte ‘ [bijnaam 3] ’), de naam van zijn zoon (het wachtwoordgedeelte ‘ [voornaam] ’) en een variatie op één van de bijnamen van de verdachte (het wachtwoordgedeelte ‘ [bijnaam 1] ’).
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat het EcroChat-account ‘ [accountnaam 1] ’ de verdachte toebehoorde.
Sky ECC: [accountnummer 1]
De politie heeft onderzoek gedaan naar het Sky ECC-account ‘ [accountnummer 1] ’ en vond dat er meerdere overeenkomsten waren betreffende locaties waar foto’s zijn gemaakt met het EncroChat-account [accountnaam 1] . Ook heeft de politie in de metadata van onderzoek Argus onderzoek gezocht naar meerdere bijnamen van de verdachte. Meerdere van dit soort bijnamen zijn gevonden die gekoppeld waren aan voornoemde Sky ECC-account. Ook heeft dit Sky ECC-account een RDW document doorgestuurd met daarop de naam van de verdachte. Tot slot bleek uit de historische verkeersgegevens binnen de metadata van onderzoek Argus dat de zendmast die in de nachtelijke uren het meest contact heeft gehad met het IMSI-nummer verbonden aan voornoemde Sky ECC-account binnen de dekking valt van de woning van de verdachte.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat het Sky ECC-account ‘ [accountnummer 1] ’ de verdachte toebehoorde.
Sky ECC: [accountnaam 2]
De politie heeft onderzoek gedaan naar het Sky ECC-account ‘ [accountnaam 2] ’ en vond dat er meerdere accountnamen verbonden aan voornoemde Sky ECC-account overeen kwamen met de accountnamen van Sky ECC-account ‘ [accountnummer 1] ’. Verder bleek dat op [dag 1] 2020 verschillende contacten het Sky-ECC account ‘ [accountnaam 2] ’ feliciteerden met diens verjaardag. Uit onderzoek blijkt de verdachte op [dag 1] jarig is. Op [dag 2] 2020 werd voornoemde Sky ECC-account gefeliciteerd met de verjaardag van zijn zoon door gebruiker ‘ [accountnaam 3] ’. Uit onderzoek blijkt dat de zoon van de verdachte op [dag 2] jarig is.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat het Sky ECC-account ‘ [accountnaam 2] ’ de verdachte toebehoorde.
Sky ECC accounts: [accountnaam 4] en [accountnaam 5]
De politie heeft onderzoek gedaan naar het Sky ECC-account ‘ [accountnaam 4] ’, waaruit bleek dat de accountnaam ‘ [accountnaam 6] ’ met een afbeelding van ‘ [bijnaam 2] ’ gekoppeld is aan voornoemde Sky ECC-account. [bijnaam 2] betreft een bijnaam van de verdachte. Daarnaast stuurt voornoemde Sky-ECC account naar meerdere contacten dat ze zijn nieuwe Sky ‘ [accountnaam 5] ’ en ‘ [accountnaam 7] ’ moeten toevoegen.
De politie heeft ook onderzoek gedaan naar het Sky ECC-account ‘ [accountnaam 5] ’. Daaruit bleek dat voornoemde Sky ECC-account een tekst stuurt met: ‘Foto’s van die [bijnaam 1] en toto zoeken’ en vervolgens een afbeelding van een gezicht stuurt wat volgens de politie het gezicht van de verdachte betreft. Eén van de bijnamen van de verdachte betreft ‘ [bijnaam 1] ’. Verder blijkt uit onderzoek van het IMSI nummer [nummer 3] , dat gekoppeld is aan Sky ECC-account account ‘ [accountnaam 5] ’ dat het IMSI nummer het meest van één basisstation gebruikmaakt tussen 22:00 en 7:00 uur. De woning van de verdachte valt binnen het theoretisch bereik van het basisstation.
Gelet op bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat het Sky ECC-accounts ‘ [accountnaam 4] ’ en ‘ [accountnaam 5] ’ de verdachte toebehoorden.
Sky ECC: [accountnaam 8]
De politie heeft onderzoek gedaan naar het Sky ECC-account ‘ [accountnaam 8] ’. Daaruit blijkt dat voornoemde Sky ECC-account wordt toegevoegd aan een chat op 17 september 2020. In die chat wordt account ‘ [accountnaam 8] ’ toegevoegd en gezegd dat ‘ [naam 2] ’ terug is. Daarop zegt Sky ECC-account ‘ [accountnaam 8] ’: “Yes Ben er weer”. In diezelfde groep werd een dag eerder gestuurd dat ‘ [naam 2] ’ zijn Sky heeft gewist. Het valt verbalisanten daarbij op dat sinds dat moment het account van de verdachte met nummer ‘ [accountnummer 1] ’ niets meer zegt. De rechtbank merkt op dat [naam 2] lijkt op [bijnaam 2] , hetgeen een bijnaam van de verdachte betreft. Verder valt op dat zowel de accounts ‘ [accountnummer 1] ’ als ‘ [accountnaam 8] ’ de naam ‘ [bijnaam 6] ’ als bijnaam gebruiken voor de gebruiker van het account ‘ [accountnaam 9] ’ (hieronder is deze gebruiker geïdentificeerd als [naam 3] ).
Gelet op bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de gebruiker van het Sky ECC-account [accountnaam 8] dezelfde persoon is als de gebruiker van het Sky ECC-account [accountnummer 1] . Nu de rechtbank al eerder heeft geconcludeerd dat de gebruiker van het account ‘ [accountnummer 1] ’ de verdachte is, volgt hieruit naar het oordeel dat de verdachte ook de gebruiker van het Sky ECC-account ‘ [accountnaam 8] ’ is geweest.
Exclu: [accountnummer 2] & [accountnummer 3]
De politie heeft onderzoek gedaan naar het Exclu-account met gebruikers-ID ‘ [accountnummer 2] ’. Daaruit blijkt dat dat de gebruiker van het account wordt gefeliciteerd op de dag dat de verdachte jarig is. Daarnaast laat de gebruiker van het account bij ‘kleine’ een geldbedrag afleveren. Het adres waar het afgeleverd dient te worden is op twee minuten loopafstand van de woning van de zoon van de verdachte. In een groepschat waarin de gebruiker van het account ‘ [accountnummer 2] ’ zit wordt bovendien de bijnaam van de verdachte (‘ [bijnaam 2] ’) genoemd.
Gelet op bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat het Exclu-account met gebruikers-ID ‘ [accountnummer 2] ’ de verdachte toebehoorde.
De politie heeft verder onderzoek gedaan naar het Exclu-account met gebruikers-ID ‘ [accountnummer 3] ’. Tegen de gebruiker van dit account wordt door de gebruiker van het account [accountnummer 4] gezegd dat hij gisteren nog een bericht naar Invisible had gestuurd, en vergeten was dat de verdachte op ‘dit nr’ zat (de rechtbank begrijpt: dit Exclu-account). Ook wordt door gebruiker van het account met gebruikers-ID [accountnummer 5] gevraagd of dit Invisible is, waarop de gebruiker van [accountnummer 3] bevestigend antwoordt. Uit de stukken volgt dat de accountnaam van [accountnummer 2] ‘The Invisible one’ was en [accountnummer 5] daar met deze vraag aan refereert. Ook stuurt de gebruiker van account [accountnummer 3] naar drie tegengebruikers dat het zijn ‘nieuwe’ is, waaruit de rechtbank afleidt dat het om een nieuw account gaat. Deze drie tegengebruikers waren ook contacten van het account [accountnummer 2] . De rechtbank concludeert uit bovenstaande dat het account ‘ [accountnummer 3] ’ de vervanger is van het account met gebruikers-ID ‘ [accountnummer 2] ’. Nu de rechtbank reeds heeft vastgesteld dat de verdachte de gebruiker van het account ‘ [accountnummer 2] ’ was, volgt hieruit dat de verdachte ook de gebruiker van het account met nummer [accountnummer 3] was.
Foto’s van de duim van de verdachte.
De politie heeft in diens onderzoek naar de verschillende Sky ECC-accounts ( [accountnummer 1] , [accountnaam 8] , [accountnaam 4] , [accountnaam 2] , [accountnaam 5] ) en Exclu-accounts ( [accountnummer 2] , [accountnummer 3] ) gelijkenissen gezien op verschillende afbeeldingen van doorgestuurde foto’s waarop de linkerduim te zien is. De politie valt op dat de vorm van de duim en de lunula (witkleurige halve maan) in de nagel telkens sterke gelijkenissen vertonen
.Hoewel een overeenkomstige vorm van duim en lunula op zichzelf onvoldoende reden zal zijn aan te nemen dat het om één en dezelfde persoon gaat, ziet de rechtbank hierin bevestiging van hetgeen zij hierboven al heeft geconcludeerd ten aanzien van de identiteit van de gebruikers van de accounts.
EncroChat & Sky ECC-accounts [naam 3]
De politie heeft op basis van chatberichten, IMEI-nummers van de gebruikers van EncroChat, de EncroChat-adressen van de gebruikers en op basis van telecom- en locatiegegevens geconcludeerd dat [naam 3] de gebruiker was van het EncroChat-account met userID [accountnaam 10] . De rechtbank neemt deze conclusie tot uitgangspunt bij de verdere beoordeling.
De politie heeft verder onderzoek gedaan naar het Sky ECC-account [accountnaam 9] met nickname [bijnaam 4] , [bijnaam 4] . Volgens de politie blijkt ook uit EncroChat gegevens dat [naam 3] de bijnaam ‘ [bijnaam 4] ’ heeft. Ook heeft het account overeenkomstige tegencontacten met de accounts hierboven gekoppeld aan de verdachte. Bovendien bleek het toestel gedurende voor de nachtrust bestemde tijd voornamelijk aan te stralen bij een zendmast die het adres van [naam 3] binnen het theoretische bereik heeft.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat het Sky ECC-account ‘ [accountnaam 9] ’ [naam 3] toebehoorde.
De politie heeft verder onderzoek gedaan naar het Sky ECC-account [accountnummer 6] . Daaruit blijkt dat dit account als nickname heeft ‘ [bijnaam 5] ’. Het account vertoont verder overeenkomstige tegencontacten met de accounts van [de verdachte] en het account [accountnaam 9] . Bovendien bleek het toestel gedurende voor de nachtrust bestemde tijd voornamelijk aan te stralen bij een zendmast die het adres van [naam 3] binnen het theoretische bereik heeft. Gelet hierop concludeert dat de rechtbank dat het Sky ECC-account ‘ [accountnummer 6] ’aan [naam 3] toebehoorde.
Sky ECC-account [naam 4]
De politie heeft onderzoek gedaan naar de gebruiker van het Sky ECC-account [accountnummer 7] . Uit informatie blijkt dat deze persoon regelmatig als [naam 5] werd aangesproken. Op 6 februari 2021 werd [naam 4] aangehouden in verband met een openstaande signalering wegens een openstaande gevangenisstraf van 28 dagen. De dag erna stuurt het account [accountnummer 7] naar een tegencontact dat hij de broer is, en dat [naam 5] openstaande dagen had. [naam 4] heeft één broer. Op 20 februari 2021 stuurt het account [accountnummer 7] dat hij bij [naam 5] is geweest. Uit informatie blijkt dat 19 februari 2021 [naam 4] door zijn broer is bezocht in de penitentiaire inrichting waar hij op dat moment vastzat.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt hieruit dat het Sky ECC-account [accountnummer 7] toebehoorde aan [naam 4] .
Op grond van voornoemde concludeert de rechtbank dat de volgende accounts zijn gebruikt door de hierna te noemen personen:
EncroChat-account
Gebruikt door
[accountnaam 1]
[de verdachte]
[accountnaam 10]
[naam 3]
Sky ECC-account
Gebruikt door
[accountnummer 1]
[accountnaam 2]
[accountnaam 4]
[accountnaam 8]
[accountnummer 8]
[de verdachte]
[accountnaam 9]
[accountnummer 6]
[accountnummer 9]
[naam 3]
[accountnummer 7]
[naam 4]
Exclu-account
Gebruikt door
[accountnummer 3]
[de verdachte]
Duiding van de chatberichten
De rechtbank stelt vast dat in de chatgesprekken regelmatig afkortingen of versluierd taalgebruik worden gebruikt. Het betreffen afkortingen die kunnen duiden op geldbedragen, verdovende middelen, of de handel of het vervoer daarin.
De rechtbank is op basis van feiten van algemene bekendheid bekend met de betekenissen van dit versluierde taalgebruik. Tevens zijn deze betekenissen in lijn met hetgeen de rechtbank ambtshalve bekend is geworden uit andere Opiumwetzaken. Daarbij komt dat deze betekenis doorgaans past bij de context van de gevoerde gesprekken en de samenhang tussen chatberichten en afbeeldingen die bij sommige chatberichten zijn verstuurd. De rechtbank gaat bij de volgende woorden dan ook uit van de volgende betekenissen:
- ‘pap’ als benaming voor geld;
- ‘k’ als benaming voor duizendtallen;
- ‘colo’ en ‘boli’ als benaming voor cocaïne;
- ‘bruin’ als benaming voor heroïne;
- ‘blokken’ als benaming voor blokken verdovende middelen.
Aanwijzingen dat in de chatberichten over andere zaken werd gesproken dan de handel in drugs ontbreken volledig in het dossier. Bovendien heeft de verdachte zich op zijn zwijgrecht beroepen, hetgeen voor de rechtbank geen aanleiding geeft om een andere betekenis toe te kennen aan die inhoud dan de meest voor hand liggende. Dat neemt niet weg dat de rechtbank per hierna te bespreken bewijsmiddelen steeds zal beoordelen of die meest voor de hand liggende betekenis op basis van de (context van de) chatberichten ook echt kan worden aangenomen.
Verder weegt de rechtbank mee dat niet het volledige berichtenverkeer is ontsleuteld. Dat is vaak expliciet zichtbaar in gesprekken die geheel eenzijdig zijn weergegeven of waarin bepaalde reacties lijken te ontbreken. De rechtbank is zich van dit alles bewust. Om deze redenen is voorzichtigheid geboden.
De rechtbank zal hier feit 1 (deelname criminele organisatie) als laatste feit bespreken, omdat die in belangrijke mate afhangt van de bewezenverklaring ten aanzien van de feiten 2 tot en met 5.
Feit 2: binnen het grondgebied brengen verdovende middelen
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of de verdachte de tenlastegelegde 304 kilogram cocaïne, 100 kilogram cocaïne, 349 kilogram cocaïne, 1574 kilogram heroïne en 713 kilogram heroïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht.
De rechtbank stelt het volgende vast. Uit de chatberichten blijkt dat de verdachte bij de transporten een sturende en leidende rol had. Zo volgt uit de chatberichten rondom de invoer van 304 kilogram cocaïne en 100 kilogram cocaïne dat de verdachte degene was die nog blokken in Antwerpen had liggen die nog moesten worden opgehaald. Hij zocht hiervoor een chauffeur die de cocaïne over de grens kon brengen. De chauffeur vond hij via [naam 4] . Dit wordt bevestigd door de rekening die hij later naar [naam 4] stuurde, waaruit blijkt welk bedrag de verdachte [naam 4] verschuldigd is voor de transporten. Dat het bij de invoer ging om cocaïne blijkt wel uit de foto’s van blokken die worden gestuurd en het bericht van de verdachte dat het om ‘colo’ gaat.
Ook bij de invoer van de 349 kilogram cocaïne volgt de betrokkenheid van de verdachte uit de bewijsmiddelen. Zo instrueert de verdachte de gebruiker van het Exclu-account [accountnummer 10] op 2 januari 2023 dat hij een persoon klaar moet laten staan en bereikbaar moet laten zijn, nadat deze een foto had gestuurd van een zeecontainer. Het nummer op die zeecontainer correspondeert met het nummer op de zeecontainer waar een dag later de cocaïne in wordt aangetroffen. Ook nadat blijkt dat de cocaïne wordt onderschept, neemt de verdachte een leidende rol op zich. Na de onderschepping op 3 januari 2023, stuurt de verdachte de dag erna een contactpersoon naar een afspraak met de contactpersoon van de gebruiker van bovengenoemd account. Bovendien blijkt uit de berichten die de verdachte op 5 januari 2023 naar de gebruiker van het account [accountnummer 5] heeft gestuurd dat hij wil uitzoeken wat er is gebeurd. De rechtbank leidt hieruit ook af dat de verdachte kennelijk op een hoge positie in de organisatie zat.
De leidinggevende rol van de verdachte bij de invoer blijkt niet alleen uit zijn handelen, dit blijkt ook expliciet uit de chatberichten. Bij het onderschepte transport van 1754 kilogram heroïne wordt door de gebruiker van het account [accountnummer 11] gezegd dat ‘ [bijnaam 7] ’ – één van de bijnamen van de verdachte is - leidinggevend is. Deze rol blijkt verder ook uit de instructies die de verdachte geeft, zoals het doorknippen van een zegel. Ook zegt hijzelf degene te zijn naast ‘running’, waaruit de rechtbank afleidt dat zij degene zijn die verantwoordelijk voor het transport waren.
Verder bevestigt de vergoeding die de verdachte verwachtte naar het oordeel van de rechtbank de verantwoordelijke rol die de verdachte had bij de invoer. Zo blijkt uit zijn chatbericht van 8 februari 2021 dat hij op de partij verdovende middelen – waarvan onder andere de 713 kilogram deel uitmaakte – € 3.000.000 verwachtte te verdienen.
Uit al deze omstandigheden – afzonderlijk maar zeker ook in samenhang bezien – leidt de rechtbank af dat de verdachte een leidende en sturende rol heeft gehad bij het binnen het grondgebied van Nederland brengen van de tenlastegelegde hoeveelheden verdovende middelen. Hoewel de verdachte niet zelf degene is geweest die de verdovende middelen fysiek binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, is de rechtbank van oordeel dat uit de chatberichten blijkt dat zijn betrokkenheid zodanig groot was dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met anderen.
Door de raadsman van de verdachte is onder andere aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het binnen het grondgebied van de 1574 kilogram heroïne. De raadsman voert daartoe aan dat de cocaïne op 28 januari 2021 al uit de container was gehaald, en dat er dus geen drugs werden ingevoerd op 8 februari 2021 toen het busje de grens tussen België en Nederland. De rechtbank stelt vast dat de container met de verdovende middelen op 28 januari 2021 al in de haven van Rotterdam was, waardoor toen al sprake was van het binnen het grondgebied van Nederland brengen van de heroïne. Bij die import was de verdachte betrokken, zo blijkt uit de chatberichten. De rechtbank verwerpt daarom het verweer.
Feit 3: binnenlandse handel
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte gedurende een periode van anderhalf jaar heeft gehandeld in cocaïne. De rechtbank overweegt hiertoe dat er meerdere chats zijn waaruit blijkt dat sprake is van voltooide transacties. Zo wordt in deze gesprekken informatie uitgewisseld over hoeveel stuks er afgegeven zijn of moeten worden, waarbij ook regelmatig geld (‘pap’) is aangepakt. In één van die chats wordt hierbij door de verdachte onder andere gesproken over het meegeven van ’40 don J’. Op diezelfde dag wordt door [naam 3] een foto gestuurd van een blok ‘Don Julio’ in een groepschat waarin ook de verdachte zit. Wanneer de verdachte wordt gevraagd wat hij verkoopt antwoordt hij dat het gaat om ‘colo’, waaruit de rechtbank begrijpt dat het hierbij gaat om cocaïne uit Colombia.
Dat het bij de handel gaat om grote hoeveelheden blijkt uit de berichten van de verdachte aan [naam 3] dat hij 2000 à 3000 blokken wil stashen. De grote schaal waarop wordt gehandeld wordt nog eens bevestigd door de eigen berekening die de verdachte op 15 juli 2020 naar [naam 3] stuurde. Hieruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat de verdachte 176 blokken cocaïne heeft verkocht aan [naam 4] . Dit leidt de rechtbank onder andere af uit de waarde van hetgeen verkocht is, wat correspondeert met de marktprijs van een blok cocaïne (de politie schat die marktprijs tussen € 26.000,00 en € 32.000,00). Over een soortgelijke prijs wordt gesproken wanneer de verdachte praat met de gebruiker van het account ‘ [accountnaam 11] ’. In die berichten is te lezen dat de verdachte onderhandelt met batcookie over de prijs voor verkoop van 100 stuks.
Uit alle berichten blijkt dat het de verdachte is die met afnemers over prijzen onderhandelt, deals met hen sluit over blokken cocaïne, stashplekken regelt voor de opslag ervan en ervoor zorgt voor de aflevering en betaling van de drugs.
Gezien het voorgaande is de rechtbank is van oordeel van de verdachte zich, tezamen en in vereniging met anderen, in de periode van 19 oktober 2019 tot en met 16 februari 2021 schuldig heeft gemaakt aan de handel in cocaïne. De rechtbank acht het onder 3 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Feit 4: voorbereidingshandelingen
Uitvoer verdovende middelen Verenigd Koninkrijk
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat de verdachte in vereniging voorbereidingshandelingen heeft gepleegd voor het buiten het grondgebied brengen van de verdovende middelen. Uit de chatberichten blijkt dat de verdachte met de gebruikers van de accounts [accountnummer 12] , [accountnummer 13] en [accountnummer 14] praat over transporten richting steden in het Verenigd Koninkrijk. Dat het gaat om uitvoer uit Nederland blijkt uit de chatberichten dat de vrachtwagen vanaf omgeving Delft vertrekt. Uit de chatberichten volgt tevens dat het gaat om verdovende middelen. Zo wordt aan de verdachte wordt gevraagd of het transport ook ketamine mee kan nemen, waarop de verdachte antwoordt dat dit geen probleem is. De rol van de verdachte blijkt hiernaast uit de inlichtingen die de gebruiker van het account [accountnummer 13] en de verdachte uitwisselen over de prijzen in Liverpool, Londen en Birmingham. Daarbij zegt de verdachte dat hij het nog gaat navragen. De rechtbank concludeert uit het bovenstaande dat de verdachte inlichtingen heeft uitgewisseld en transporten heeft geregeld om verdovende middelen vanuit Nederland naar het Verenigd Koninkrijk te brengen.
Overige voorbereidingshandelingen
Wat betreft de gedachtestreepjes 2, 3, 4, 5 en het voorhanden hebben van de PGP-telefoons is de rechtbank van oordeel dat deze reeds voldoende blijken uit de andere bewijsmiddelen.
De rechtbank zal bij feit 4 de pleegperiode van 25 juni 2019 tot en met 5 januari 2023 bewezen verklaren, omdat vaststaat dat de verdachte in die periode PGP-telefoons voorhanden heeft gehad en berichten heeft verstuurd.
De eerste vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de verdachte de in de chatberichten genoemde geldbedragen daadwerkelijk voorhanden heeft gehad.
Ten aanzien van het geldbedrag van € 299.600 blijkt uit de berichten van de verdachte het bedrag voorhanden heeft gehad. Zo zegt de verdachte dat hij zelf alles heeft uitgepakt en mooi gemaakt.
Ten aanzien van de overige in de tenlastelegging genoemde geldbedragen concludeert de rechtbank dat de verdachte deze samen met [naam 3] heeft verworven en voorhanden heeft gehad. Uit de chatberichten volgt naar het oordeel van de rechtbank dat het de verdachte is geweest die regie voerde over het ontvangen van grote geldbedragen en daarbij [naam 3] heeft aangestuurd deze daadwerkelijk aan te pakken. Dat [naam 3] de geldbedragen daadwerkelijk heeft opgehaald blijkt uit chatberichten van [naam 3] waarin hij zegt deze aangepakt te hebben. Uit de berichten blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking en dat de verdachte de geldbedragen als medepleger heeft verworven en voorhanden heeft gehad.
De rechtbank stelt vast dat het niet kan anders dan dat het bij de besproken getallen gaat over geldbedragen. Zo worden bij foto’s gestuurd van grote geldbedragen en wordt in chats gesproken wordt over ‘pap’, waaruit de rechtbank begrijpt dat dit over bankbiljetten gaat. Verder blijkt dat uit het chatbericht van de verdachte waarin hij zegt een bepaald bedrag te hebben nageteld met een telmachine, waarbij hij een foto van een telmachine doorstuurde.
Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank bewezen acht dat de verdachte gedurende een langere periode grote geldbedragen voorhanden heeft gehad. Uit de chatberichten die voor het bewijs zijn gebruikt blijkt dat deze geldbedragen rechtstreeks samenhingen met de verkoop van verdovende middelen door de verdachte. Daarom zal de rechtbank bewezen verklaren dat de witgewassen geldbedragen afkomstig zijn uit eigen misdrijf, zodat sprake is van eenvoudig witwassen in de zin van artikel 420bis.1 Sr.
Anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van het onderdeel 'een gewoonte heeft / hebben gemaakt', nu het maken van een gewoonte zoals bedoeld in artikel 420ter Sr niet ziet op eenvoudig witwassen. Dit blijkt uit de tekst van artikel 420ter Sr (dat ziet op 'witwassen', niet op 'witwassen dan wel eenvoudig witwassen') en uit het systeem van de wet (het strafmaximum bij eenvoudig witwassen is zes maanden gevangenisstraf, het strafmaximum bij gewoontewitwassen is acht jaar gevangenisstraf).
Feit 1 criminele organisatie
Juridisch kader
De verdachte wordt onder feit 1 verweten dat hij met [naam 4] en [naam 3] en/of andere onbekend gebleven personen heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, welke organisatie tot doel had om verdovende middelen te vervaardigen, verwerken of te bereiden.
Onder een criminele organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht en/of artikel 11b van de Opiumwet wordt verstaan een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de desbetreffende verdachte en ten minste één ander persoon. Vast moet komen te staan dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. Voor het bewijs van het oogmerk zal onder meer betekenis kunnen toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd, aan het meer duurzame of gestructureerde karakter van de samenwerking – zoals daarvan kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie – en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie.
Van deelneming aan een criminele organisatie is sprake, indien de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk, dan wel deze gedragingen ondersteunt. Een deelnemingshandeling kan bestaan uit het (mede)plegen van enig misdrijf, maar ook uit het verrichten van hand- en spandiensten, zolang van hiervoor bedoeld aandeel of ondersteuning kan worden gesproken. Voor deelneming is voldoende dat de betrokkene in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. Enige vorm van opzet op de door de organisatie beoogde concrete misdrijven is niet vereist.
Het oordeel van de rechtbank
Uit de onder 2, 3, 4, 5 bewezenverklaarde feiten is reeds naar voren gekomen dat de rechtbank bewezen acht dat de verdachte grote hoeveelheden drugs heeft ingevoerd, in grote hoeveelheden drugs heeft gehandeld en grote bedragen heeft witgewassen. In de chatberichten is te zien dat hierbij veel werd gecommuniceerd en samengewerkt met anderen. Daarbij was sprake van een min of meer vaste taakverdeling.
Wat betreft de taakverdeling met [naam 3] stelt de rechtbank vast dat de verdachte grote hoeveelheden cocaïne voorhanden heeft in Nederland, waarbij hij gebruikmaakt van de diensten van [naam 3] voor het opslaan van de verdovende middelen, het vervoer en verstrekken ervan en het in ontvangst nemen van grote sommen contant geld.
Bij de invoer van drugs in Nederland werkte verdachte intensief samen met [naam 4] . Zo regelt [naam 4] bij de invoer van honderden kilo’s cocaïne in januari 2021 voor [de verdachte] het vervoer van Antwerpen naar Nederland. Na de invoer van harddrugs op 15 februari 2021 regelt de verdachte via [naam 4] opnieuw vervoer, dit keer voor het vervoeren van meer dan 200 kilo heroïne van Den Haag naar Vlaardingen. [naam 4] is daarnaast ook afnemer van grote hoeveelheden drugs. Zo blijkt uit de berekening die de verdachte op 15 juli 2020 naar [naam 3] stuurt dat [naam 4] 176 blokken cocaïne heeft afgenomen bij de verdachte.
Het duurzame karakter blijkt uit de lange periode waarin is samengewerkt en de grote schaal waarop is gehandeld. Deze schaal en complexiteit vereisen op zichzelf al de nodige communicatie en samenwerking. De planmatigheid blijkt verder uit het gebruik van versleutelde telefoons, het gebruik van tokens, geldtelmachines en het hebben van stashruimtes.
De rechtbank acht het samenwerkingsverband met [naam 3] en [naam 4] duurzaam en gestructureerd van aard op grond van het feit dat zij elkaar gedurende enige tijd overlegden en afspraken maakten en zij diverse malen met verschillende andere personen een samenwerking zijn aangegaan ter verwezenlijking van gedragingen, in lijn met het oogmerk van de organisatie, te weten het invoeren en verhandelen van verdovende middelen. Voor allen geldt dat zij een direct aandeel hebben gehad hierin, zodat het geen nader betoog behoeft dat zij bekend waren met het oogmerk van de organisatie. De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 ten laste gelegde.
De rechtbank zal hierbij de periode van 19 oktober 2019 (verkoop cocaïne samen met [naam 3] ) tot en met 17 februari 2021 ( [naam 4] die vervoer regelt naar aanleiding van invoer van 713 kilogram heroïne) bewezen verklaren.