In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 mei 2025 een beschikking gegeven over de adoptie van een jongmeerderjarige door haar stiefouder. Het verzoekschrift werd ingediend op 21 maart 2024, ten tijde van de minderjarigheid van de jongere, en werd ondersteund door de moeder van het kind. De jongmeerderjarige, geboren op [geboortedag 1] 2006, is het kind van de moeder en de op [dag 1] 2014 overleden vader. De vader heeft het kind erkend, maar de moeder heeft altijd alleen het gezag over het kind uitgeoefend. De verzoeker, die sinds 2013 een relatie heeft met de moeder en sinds 2014 samenwoont met haar en het kind, heeft het kind gedurende ten minste een jaar verzorgd en opgevoed. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek tot adoptie in het kennelijk belang van het kind is en dat aan de wettelijke voorwaarden voor adoptie is voldaan. De jongmeerderjarige heeft aangegeven dat zij de wens heeft om door de verzoeker geadopteerd te worden en dat zij haar geslachtsnaam, die zij van haar vader heeft, wil behouden. De rechtbank heeft het verzoek tot adoptie toegewezen, met inachtneming van de wens van de jongmeerderjarige om haar geslachtsnaam te behouden. De rechtbank heeft de uitvoerbaarheid bij voorraad afgewezen, omdat de aard van de beslissing zich daartegen verzet.