ECLI:NL:RBDHA:2025:9994

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 juni 2025
Publicatiedatum
6 juni 2025
Zaaknummer
NL24.14087
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Turkse eiser met Koerdische etniciteit en politieke activiteiten

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 6 juni 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Turkse man van Koerdische afkomst, had op 17 december 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. Na een niet-tijdig besluit van de minister van Asiel en Migratie, heeft eiser op 2 april 2024 beroep ingesteld. De minister heeft op 19 december 2024 alsnog een besluit genomen, waarbij de asielaanvraag van eiser als kennelijk ongegrond werd afgewezen. Eiser heeft in zijn beroep aangevoerd dat hij vanwege zijn Koerdische etniciteit en politieke activiteiten in Turkije wordt gediscrimineerd en vreest voor vervolging bij terugkeer.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister met het bestreden besluit alsnog op de aanvraag heeft beslist, waardoor het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank heeft vervolgens de afwijzing van de asielaanvraag beoordeeld. Eiser heeft verklaard dat hij in Turkije gediscrimineerd wordt vanwege zijn Koerdische achtergrond en dat hij actief is geweest voor pro-Koerdische politieke partijen. De rechtbank oordeelde echter dat, hoewel eiser problemen heeft ervaren, deze niet zodanig ernstig zijn dat hij een gegronde vrees voor vervolging heeft. De rechtbank concludeerde dat eiser geen reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Turkije en verklaarde het beroep ongegrond.

De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag in stand gehouden en eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.14087

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [V-nummer] ,
(gemachtigde: mr. O. Saraç),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
(gemachtigde: mr. M. van Duren).

Inleiding

1. Eiser heeft op 17 december 2022 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Eiser heeft op 2 april 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 19 december 2024 alsnog een besluit genomen en eisers asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. Daarbij heeft verweerder bepaald dat eiser binnen vier weken moet terugkeren naar Turkije. In de aanvullende gronden van 26 december 2024 heeft eiser aangegeven dat hij het niet eens is met het bestreden besluit en het beroep handhaaft.
1.1.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 25 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, [tolk] als tolk en de gemachtigden van partijen.

Beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig beslissen

2. De rechtbank stelt vast dat verweerder met het bestreden besluit alsnog heeft beslist op de aanvraag. Daarom hoeft niet meer te worden geoordeeld over het uitblijven van een besluit. Het beroep hiertegen zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
2.1.
Eiser heeft verweerder weliswaar terecht in gebreke gesteld, maar heeft het beroep te vroeg ingediend. Op grond van artikel 6:12, tweede lid, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht, moeten twee weken zijn verstreken na de dag waarop de ingebrekestelling is gedaan. De eerste dag van deze termijn is de dag na de dag waarop verweerder de ingebrekestelling heeft ontvangen. [1] De ingebrekestelling is door verweerder ontvangen op 19 april 2024. Verweerder had daarmee tot en met 2 april 2024 om een besluit te nemen. Het beroep is op 2 april 2024 ingediend en daarmee een dag te vroeg. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiser wegens het niet tijdig nemen van een besluit.

Beoordeling van het beroep tegen het bestreden besluit

3. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van eisers asielaanvraag aan de hand van eisers beroepsgronden.
4. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
5. Eiser is geboren op [datum] 1994 en heeft de Turkse nationaliteit. Aan zijn asielaanvraag legt hij ten grondslag dat hij vanwege zijn Koerdische etniciteit van jongs af aan wordt gediscrimineerd in Turkije. Hij verklaart dat hij meermaals door de politie is staande gehouden en gecontroleerd. In 2012 is hij bij een voetbalwedstrijd aangevallen vanwege zijn Koerdische uiterlijk. Ook werd eiser structureel gediscrimineerd op zijn werk, waardoor hij uiteindelijk ontslag heeft genomen. Hij komt moeilijk aan werk. Daarnaast verklaart eiser dat hij politiek actief is voor de Koerdische zaak. Eiser is geen lid van een politieke partij, maar heeft wel deelgenomen aan activiteiten voor pro-Koerdische politieke partijen als de HDP en later de YSD en DEM. Na bijeenkomsten werd hij door de Turkse autoriteiten gevolgd en staande gehouden en werden hem vragen gesteld over de bijeenkomst. In Nederland heeft eiser deelgenomen aan pro-Koerdische activiteiten. Bij die activiteiten zijn een video en foto’s gemaakt en op internet geplaatst. De Turkse autoriteiten kunnen eiser daarop via een speciale applicatie (PimEyes) herkennen. Eiser loopt in Turkije het risico op ieder moment te worden opgepakt.

Het bestreden besluit

6. Verweerder vindt eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig. Ook gelooft verweerder dat eiser in Turkije problemen heeft vanwege zijn Koerdische etniciteit en zijn politieke activiteiten. Volgens verweerder volgt daaruit echter niet dat eiser een gegronde vrees heeft voor vervolging als bedoeld in het Vluchtelingenverdrag. Ook loopt eiser geen reëel risico op ernstige schade bij terugkeer naar Turkije. De door eiser ervaren discriminatie is niet zwaarwegend genoeg om als verdragsvluchteling te worden aangemerkt. Niet is gebleken dat eiser zodanig in zijn bestaansmogelijkheden wordt beperkt dat het onmogelijk is voor hem om op maatschappelijk en sociaal vlak te functioneren. Eiser had een woning en toegang tot medische zorg. Verder heeft eiser als gevolg van zijn politieke activiteiten geen zodanige problemen ondervonden dat sprake is van vervolging. Eisers activiteiten, bestaande uit het voorlichten van jongeren en het zijn van vrijwilliger bij stemlokalen, hebben niet voor problemen met de autoriteiten gezorgd. Na het bijwonen van politieke bijeenkomsten, heeft eiser wel problemen gehad doordat hij twintig tot dertig keer is staande gehouden door de politie. Dat heeft echter niet tot problemen geleid met de autoriteiten, omdat eiser geen lid was van een politieke partij en er geen belastend materiaal tegen hem was. Eiser heeft niet verklaard dat hij bij terugkeer wel officieel lid wil worden of andere activiteiten wil gaan verrichten dan hij heeft gedaan. Hieruit kan worden afgeleid dat eiser geen reëel risico loopt op detentie bij terugkeer.
6.1.
Ten aanzien van eisers stelling dat de Turkse autoriteiten ermee bekend zouden zijn dat eiser aanwezig was op pro-Koerdische bijeenkomsten in Nederland, overweegt verweerder dat er geen concreet bewijs is dat eiser bij terugkeer persoonlijk gevaar loopt. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij in de negatieve belangstelling staat van de autoriteiten. Bovendien zijn het enkel vermoedens van eiser dat de politie in Turkije in het bezit is van beelden waarop hij te zien is en dat de politie de app PimEyes gebruikt om hem vervolgens te identificeren.
6.2.
Tot slot vindt verweerder dat het afbreuk doet aan eisers gestelde noodzaak voor internationale bescherming dat hij zich in Nederland niet zo spoedig mogelijk heeft gemeld voor asiel en daarvoor geen verschoonbare reden heeft.
Eisers beroepsgronden
7. Eiser voert aan dat hij gedurende een lange periode systematisch is gediscrimineerd en noemt daarbij enkele voorbeelden, waaronder een incident in 2022 waarbij hij als enige uit een bus werd gehaald voor controle en de herhaaldelijk staande houdingen en controles door de politie. De diverse incidenten onderstrepen de systematische onderdrukking van Koerden in Turkije. Uit internationale rapportages van onder andere Amnesty International en de Verenigde Naties volgt dat Koerden worden benadeeld bij de toegang tot publieke voorzieningen. Dat eiser wel toegang had tot zorg en huisvesting, is te danken aan uitzonderlijke persoonlijke omstandigheden. Eisers vader werkt in een ziekenhuis en hij kon op een landgoed wonen dat eigendom is van zijn familie. Als die beschermende factoren zouden wegvallen, wordt eiser zonder twijfel geconfronteerd met structurele discriminatie en belemmeringen. Daarmee vreest eiser vervolging.
7.1.
Voorts stelt eiser dat hij risico loopt op vervolging vanwege zijn politieke activiteiten. Eiser heeft zich ingezet voor verschillende pro-Koerdische partijen. Eiser is aanwezig geweest bij bijeenkomsten en was vrijwilliger bij stemlokalen. Ook na zijn vertrek uit Turkije is eiser zich blijven inzetten. Dat hij in het verleden niet is vervolgd omdat hij officieel geen lid is van een politieke partij, betekent niet dat hij geen risico loopt. Eiser wijst op het Algemeen Ambtsbericht Turkije van het ministerie van Buitenlandse Zaken over 2023 en stelt dat leden, aanhangers en activisten van de HDP aanzienlijke risico’s liepen bij terugkeer naar Turkije. Eiser staat in de aandacht van de Turkse autoriteiten, omdat hij meermaals is staande gehouden. Ook vreest eiser dat hij bij terugkeer naar Turkije op het vliegveld zal worden aangehouden, omdat hij met behulp van gezichtsherkenningssoftware zal worden herkend op opnames die zijn gemaakt bij een conferentie. Verder heeft verweerder onvoldoende rekening gehouden met de Turkse wetgeving en de gangbare praktijk van geheimhouding bij strafrechtelijke onderzoeken. Een persoon kan zich niet bewust zijn van een lopend strafrechtelijk onderzoek tegen hem. Vanwege de eerdere incidenten vermoedt eiser dat hij onder toezicht van de autoriteiten staat. Daarbij wijst eiser erop dat, nadat hij Turkije had verlaten, de Turkse politie bij zijn woning is geweest en naar hem heeft gevraagd. Uit een brief van Vluchtelingenwerk Nederland blijkt dat de Turkse autoriteiten een willekeurige en onvoorspelbare benadering hanteren bij het al dan niet vervolgen van HDP-leden en aanhangers.
Discriminatie
8. In paragraaf C2/3.2.6 van de Vreemdelingencirculaire 2000 is verwoord wanneer discriminatie van een vreemdeling door de autoriteiten en door medeburgers als daad van vervolging wordt aangemerkt. Dat is het geval als de vreemdeling vanwege de discriminatie zo ernstig wordt beperkt in zijn bestaansmogelijkheden dat hij onmogelijk op maatschappelijk en sociaal gebied kan functioneren.
8.1.
De rechtbank volgt verweerder in zijn conclusie dat eiser geen gegronde vrees voor vervolging heeft vanwege de door hem eerder ervaren discriminatie. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat uit de verklaringen van eiser niet blijkt dat hij vanwege zijn Koerdische achtergrond in Turkije zo ernstig in zijn bestaansmogelijkheden werd beperkt dat het voor hem onmogelijk was om op maatschappelijk en sociaal gebied te functioneren. Eiser heeft namelijk verklaard dat hij tot zijn vertrek uit Turkije een woning had en hij had toegang tot medische zorg. Ook had hij werk en heeft hij zelf ontslag genomen. Eiser heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Turkije niet op eenzelfde manier kan functioneren als voor zijn vertrek uit Turkije. Eisers verklaring dat hij enkel toegang had tot voorzieningen vanwege de uitzonderlijke positie van zijn familie, doet daaraan niet af. Niet is gebleken dat eiser bij terugkeer in een andere positie terechtkomt dan wel in een positie waarbij hij in zijn bestaansmogelijkheden zodanig ernstig wordt beperkt dat het voor hem onmogelijk is om op maatschappelijk en sociaal gebied te functioneren.
Politieke overtuiging
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat eiser vanwege zijn politieke overtuiging niet zodanige problemen heeft ondervonden dat sprake is van een gegronde vrees voor vervolging. Daarbij heeft verweerder van belang mogen achten dat eiser geen lid is van een politieke partij en geen problemen heeft ervaren met de Turkse autoriteiten. Hoewel eiser na bijeenkomsten diverse malen is staande gehouden en is ondervraagd, is hij niet gearresteerd. Bovendien heeft eiser ter zitting verklaard dat de staande houdingen niet werden geregistreerd. Verweerder heeft niet aannemelijk hoeven achten dat eiser bij terugkeer wel gearresteerd zal worden. Verder heeft verweerder eisers stelling dat hij onder toezicht van de autoriteiten staat en mogelijk onderwerp is van een strafrechtelijk onderzoek, kunnen afdoen als vermoedens. Het bezoek van de politie aan eisers woning na zijn vertrek is door eiser niet onderbouwd, ondanks zijn verklaring dat er documentatie zou zijn achtergelaten. Verder stelt verweerder terecht dat de landeninformatie waarnaar eiser heeft verwezen algemene informatie is over de positie van HDP-leden en -aanhangers en dat eiser niet heeft onderbouwd waarom deze informatie op eiser zelf van toepassing is. Niet is gebleken dat eiser in de negatieve aandacht van de autoriteiten staat.
9.1.
Dat eiser in Nederland zijn politieke activiteiten heeft voortgezet en dat hij op een foto staat van een bijeenkomst, maakt het voorgaande niet anders. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat het slechts vermoedens zijn van eiser dat de Turkse autoriteiten in het bezit zijn van de foto en zij gebruik maken van PimEyes, als gevolg daarvan eiser zouden herkennen en uiteindelijk eiser zouden arresteren.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep, voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, is niet-ontvankelijk. Het beroep gericht tegen het bestreden besluit is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van eisers asielaanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk, voor zover het is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit;
- verklaart het beroep ongegrond voor zover het is gericht tegen het bestreden besluit.
Deze uitspraak is gedaan op 6 juni 2025 door mr. A.J. de Danschutter, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zo volgt uit de memorie van toelichting (Kamerstukken II 2004/05, 29 934, nr. 3, p. 7).