PRESIDENT VAN DE ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE DORDRECHT
Op 28 januari 2000 is ingediend een verzoekschrift met bijlagen van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TEN HAVE B.V.,
gevestigd te Oosterhout (NB),
procureur mr. C.F.W.A. Hamm.
Het verloop van de procedure
Verzoekster en de naamloze vennootschap De Vries Robbé Groep N.V., gevestigd te Gorinchem, (verder: DVRG) zijn opgeroepen om op 9 maart 2000 op het verzoek te worden gehoord. Ter gelegenheid van dit verhoor zijn verschenen:
verzoekster, vertegenwoordigd door haar directeur L.G.M. van Mook (verder: Van Mook) en bijgestaan door mr. J.G.L.M. Schiffeleers, advocaat te Oosterhout,
DVRG, vertegenwoordigd door haar directeur R. van den Hoek en bijgestaan door mr. L.M. Graal, advocaat te Amsterdam, die mr. E.D. Rentema tot procureur heeft gesteld.
Met instemming van partijen is het verzoek gelijktijdig behandeld met het kort geding (32274 KG 00-82) tussen de Stichting Prioriteitsaandelen De Vries Robbé Groep (verder: de Stichting) enerzijds en Van Mook en BTG Holdings B.V. anderzijds.
Verzoekster heeft haar verzoek, bij monde van haar raadsman en onder overlegging van een schriftelijke toelichting, toegelicht. DVRG heeft, bij monde van haar raadsman en onder overlegging van een pleitnotitie, verweer gevoerd.
Over en weer zijn producties in het geding gebracht.
De feiten
1. Verzoekster beschikt over tenminste 1/10 gedeelte van het geplaatste kapitaal van DVRG. Bij brief van 10 december 1999 heeft zij aan het bestuur en de raad van commissarissen van DVRG onder opgaaf van de te behandelen onderwerpen verzocht binnen 6 weken een algemene vergadering van aandeelhouders (verder: algemene vergadering) bijeen te roepen.
2. Op 20 december 1999 heeft DVRG verzoekster onder meer geantwoord dat reeds een voor medio januari 2000 geplande buitengewone algemene vergadering werd voorbereid.
3. De prioriteitsaandelen in DVRG worden gehouden door de Stichting, die tevens gerechtigd is alle rechten verbonden aan die prioriteitsaandelen uit te oefenen.
4. Het bestuur van de Stichting telt thans drie bestuursleden, waaronder Van Mook. Ingevolge het bepaalde in artikel 7 lid 3 van de statuten van de Stichting kan het bestuur thans slechts rechtsgeldige besluiten nemen indien alledrie de bestuursleden aanwezig zijn.
5. Van Mook is niet verschenen op de in januari 2000 bijeen geroepen vergaderingen van het bestuur van de Stichting. Bij brief van 17 januari 2000 heeft hij de Stichting medegedeeld dat de vergaderingen van de Stichting voorshands niet te zullen bijwonen en niet mee te werken aan de besluitvorming binnen de Stichting.
6. De buitengewone algemene vergadering in januari 2000 heeft geen doorgang gevonden.
7. De jaarlijkse algemene vergadering is inmiddels vastgesteld op 26 mei 2000.
Het verzoek
8. Het verzoek strekt tot machtiging van verzoekster tot het bijeenroepen van een buitengewone vergadering van aandeelhouders van de naamloze vennootschap De Vries Robbé Groep N.V. (verder: DVRG), gevestigd te Gorinchem, overeenkomstig de bepalingen van de statuten van DVRG te houden in Gorinchem. Dit alles met bepaling van de termijn voor oproeping, aanwijzing van een notaris ter standplaats Gorinchem, die belast zal zijn met de leiding van de vergadering en bepaling dat de kosten verbonden aan het bijeenroepen van de vergadering voor rekening van DVRG komen.
9. Verzoekster baseert haar verzoek op artikel 2:110 BW en stelt daartoe het volgende.
1. DVRG heeft geen gevolg gegeven aan het door verzoekster bij brief van 10 december 1999 gedane verzoek om een algemene vergadering bijeen te roepen.
2. Verzoekster heeft een redelijk belang bij het houden van een algemene vergadering. Door het bestuur wordt een beleid gevoerd en voorgestaan dat niet strookt met het aandeelhoudersbelang en als wanbeleid moet worden aangemerkt. Voorts hebben twee commissarissen herhaaldelijk te kennen gegeven dat zij willen aftreden en dient hen nu gelegenheid te worden geboden daadwerkelijk af te treden.
Het verweer
10. DVRG heeft tegen het verzoek de volgende verweren gevoerd.
10.1 De geplande algemene vergadering in januari 2000 heeft geen doorgang gevonden, omdat Van Mook de besluitvorming van de Stichting frustreerde. Gelet op de belangenverstrengeling tussen verzoekster en Van Mook komt verzoekster onder deze omstandigheden in redelijkheid geen beroep op artikel 2:110 BW toe.
2. Aan het verzoek is ieder redelijk belang ontvallen nu DVRG de jaarlijkse algemene vergadering heeft vastgesteld op 26 mei 2000 en zij verzoekster heeft laten weten bereid te zijn alsdan de door haar verzochte agendapunten te doen behandelen indien en voor zover tijdig de gegevens van de te benoemen commissarissen wordt ontvangen conform artikel 2:142 BW. Bij toewijzing van het verzoek zou de door de president te gelasten algemene vergadering op zijn vroegst in de week van 17 april 2000 kunnen plaatsvinden. Verzoekster heeft geen redelijk belang bij de vervroeging van de algemene vergadering met 4 weken.
3. Het verzoek betreft oneigenlijk gebruik van artikel 2:110 BW. Indien verzoekster meent dat er sprake is van wanbeleid van de directie van DVRG en onvoldoende toezicht van haar commissarissen, dient zij gebruik te maken van haar enquêterecht en voorlopige voorzieningen aan de Ondernemingskamer van het gerechtshof te Amsterdam te vragen.
De beoordeling
1. Vast staat dat de jaarlijkse algemene vergadering is vastgesteld op 26 mei 2000 en dat DVRG zich bereid heeft verklaard de door verzoekster gewenste agendapunten op die vergadering te agenderen. Bij toewijzing van het onderhavige verzoek zal de algemene vergadering in redelijkheid ten hoogste vier weken eerder kunnen worden gehouden. Verzoekster heeft onvoldoende gesteld om te kunnen concluderen dat zij een redelijk belang heeft bij een vervroeging van de algemene vergadering met ongeveer vier weken. Daaraan doet niet af, dat de voor januari 2000 geplande algemene vergadering geen doorgang heeft gevonden, aangezien dat feit niet los kan worden gezien van de gedragingen van Van Mook in verband waarmee bij het heden uit te spreken vonnis in het voormelde kort geding voorlopige voorzieningen worden getroffen.
2. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het onderhavige verzoek dient te worden afgewezen.
De beslissing
De President:
Wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. W. van Veen en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 maart 2000, in tegenwoordigheid van de griffier.