ECLI:NL:RBDOR:2002:AF3715

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
14 november 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 02/735, AWB 02/837
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl

Uitspraak

VOORZIENINGENRECHTER VAN DE RECHTBANK DORDRECHT
Sector Bestuursrecht
Reg.nrs.: AWB 02/735
AWB 02/837
Uitspraak ex artikel 8:84 juncto 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht
inzake:
Gebrs. [eiseres] B.V. te [vestigingsplaats], verzoekster/eiseres,
tegen
burgemeester en wethouders der gemeente Graafstroom, verweerders.
I. Feiten.
Bij besluit van 21 maart 2002, verzonden 25 maart 2002, hebben verweerders aan verzoekster/eiseres (verder te noemen: eiseres) bouwvergunning verleend voor een wijziging in het bouwplan voor het bouwen van een loods, waarvoor eerder bij besluit van 29 juni 1999 bouwvergunning is verleend.
Tegen dit besluit hebben [bezwaarde 1] en mw.[bezwaarde 2], beiden te [plaats], op grond van het bepaalde in artikel 7:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (verder te noemen: Awb) bij brieven, gedateerd 4 februari 2002 en 1 mei 2002, ontvangen 9 april en 1 mei 2002, een bezwaarschrift ingediend bij verweerders.
Bij besluit van 18 juli 2002, verzonden 23 juli 2002, hebben verweerders de bezwaren gegrond verklaard, hun besluit van 21 maart 2002 herroepen en alsnog de gevraagde bouwvergunning geweigerd.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 24 augustus 2002, ingekomen 27 augustus 2002, beroep ingesteld bij de rechtbank Dordrecht (verder te noemen: de rechtbank).
Bij schrijven van 15 oktober 2002 heeft eiseres een verzoek om voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Awb ingediend bij de voorzieningenrechter van de rechtbank.
Dit verzoek om voorlopige voorziening is op 12 november 2002 ter zitting behandeld.
Namens eiseres is verschenen [directeur], directeur.
Verweerders zijn verschenen bij gemachtigde mw. mr. ir. M.C. Luiting, beleidsmedewerker juridische aangelegenheden.
Voorts is mw. [bezwaarde 2] in persoon verschenen.
[bezwaarde 1] is niet verschenen.
II. Beoordeling.
Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Awb, kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld, op verzoek een voorlopige voorziening worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Ingevolge het bepaalde in artikel 8:86 van de Awb kan de voorzieningenrechter, indien een verzoek als hiervoor bedoeld is gedaan terwijl tevens beroep is ingesteld en de voorzieningen-rechter van oordeel is dat na de zitting nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak.
In dit kader overweegt de voorzieningenrechter het volgende.
Bij het thans in geding zijnde besluit hebben verweerders de door eiseres gevraagde bouwvergunning die ziet op een wijziging van het bouwplan voor het bouwen van een loods, waarvoor verweerders eerder bij besluit van 29 juni 1999 bouwvergunning hebben verleend, alsnog geweigerd. Verweerders hebben daarbij overwogen dat de timmerfabriek ten behoeve waarvan de in geding zijnde loods wordt gebouwd in strijd met de bepalingen van het vigerende bestemmingsplan ter plaatse is gevestigd, omdat er een groter electromotorisch vermogen dan 100 kW aanwezig is, en dat in verband hiermee de gevraagde bouwvergunning eveneens in strijd is met de bepalingen van het vigerende bestemmingsplan.
Eiseres kan zich hiermee niet verenigen en heeft onder meer aangevoerd dat de beperking van het opgestelde electromotorisch vermogen tot 100 kW nimmer een voorwaarde is geweest bij eerder verleende bouwvergunningen. Het geïnstalleerde vermogen is de afgelopen 25 jaar marginaal toegenomen en neemt met de thans aan de orde zijnde wijziging van het bouwplan niet verder toe.
Ter plaatse geldt het bestemmingsplan “Dorpskern Goudriaan” ingevolge welk plan op de in geding zijnde gronden de bestemming “Bedrijfsdoeleinden” rust.
In artikel 17, eerste lid, aanhef, onder a, ten derde, van de bestemmingsplanvoorschriften is, voor zover hier van belang, bepaald dat deze gronden zijn bestemd voor bedrijven vallende onder de categorieën 1 en 2 van de Staat van Inrichtingen alsmede tevens voor het uitoefenen van een timmerfabriek ter plaatse van de subbestemming B(2)t, indien en voor zover het bedrijf valt onder categorie 3 van de Staat van Inrichtingen.
Blijkens de Staat van Inrichtingen, behorende bij het bestemmingsplan “Dorpskern Goudriaan” wordt een timmerfabriek op grond van de bedrijfsactiviteiten ingedeeld in categorie 4. Indien het opgestelde electromotorisch vermogen meer dan 20 kW maar minder dan 100 kW bedraagt worden inrichtingen die op grond van de bedrijfsactiviteiten zijn ingedeeld in categorie 4 en die zijn gekenmerkt met “4°”, ingedeeld in categorie 3.
Vaststaat dat de timmerfabriek van eiseres een electromotorisch vermogen heeft van meer dan 100 kW en dat de timmerfabriek derhalve in strijd met de voorschriften van het bestemmingsplan ter plaatse is gevestigd.
Thans staat echter ter beoordeling of bouwvergunning moet worden verleend voor de door eiseres aangevraagde wijziging van het bouwplan voor het bouwen van een loods, waarvoor verweerders eerder bij besluit van 27 juni 1999 bouwvergunning hebben verleend. Omdat laatstgenoemde bouwvergunning in rechte onaantastbaar is geworden, kan het feit dat deze vergunning in strijd met de wet is verleend eiseres niet worden tegengeworpen. In een situatie als de onderwerpelijke heeft te gelden dat slechts dient te worden bezien of de wijzigingen waarvoor bouwvergunning is gevraagd in overeenstemming zijn met de bestemmingsplan-voorschriften.
Zoals door partijen ter zitting is erkend - en ook de voorzieningenrechter is niet anders gebleken - zijn bedoelde wijzigingen in overeenstemming met de geldende bebouwingsvoorschriften. In aanmerking nemende voorts dat, zoals namens eiseres ter zitting is verklaard, de wijziging van het bouwplan geen uitbreiding van activiteiten met zich brengt in die zin dat meer machines zullen worden geplaatst, maar dat een en ander noodzakelijk is in verband met een interne reorganisatie, waardoor er meer ruimte beschikbaar komt voor kantoorwerkzaamheden, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het onderwerpelijke bouwplan in overeenstemming is met de toepasselijke bestemmingsplanvoorschriften.
Gelet hierop dient te worden geoordeeld dat het thans in geding zijnde besluit tot weigering van de gevraagde bouwvergunning in strijd is met de wet. Het bestreden besluit moet om deze reden dan ook onrechtmatig worden geacht.
Nu nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de hoofdzaak ziet de voorzieningenrechter aanleiding om met toepassing van artikel 8:86 van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak. Het beroep van eiseres wordt gegrond verklaard en het bestreden besluit wordt vernietigd wegens strijd met de wet.
Nu onmiddellijk uitspraak wordt gedaan in de hoofdzaak - het besluit is derhalve niet meer aan beoordeling door de rechtbank onderworpen - bestaat er geen aanleiding voor inwilliging van het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Awb.
Ten slotte ziet de voorzieningenrechter aanleiding om verweerders met toepassing van artikel 8:84, vierde lid, juncto artikel 8:75, eerste lid, van de Awb te veroordelen in de kosten welke eiseres in verband met de behandeling van deze zaken heeft moeten maken. De reiskosten van eiseres (op basis van tarief openbaar vervoer, tweede klasse) worden begroot op € 8,81, de door eiseres gevorderde verletkosten worden toegewezen tot een bedrag van € 100,-- (2,5 uur) en de kosten van het uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Rotterdam worden vastgesteld op € 13,40. Totaal derhalve € 122,21. Voor zover eiseres anders of meer heeft gevorderd wordt dit afgewezen.
Beslist wordt als volgt.
III. Uitspraak.
De voorzieningenrechter van de rechtbank Dordrecht,
gelet op het bepaalde in artikel 8:84 juncto 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Awb af;
- beveelt dat de gemeente Graafstroom aan eiseres het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van in totaal € 436,-- vergoedt;
- veroordeelt verweerders in de proceskosten welke eiseres in verband met de behandeling van deze zaken redelijkerwijs heeft moeten maken, welke kosten worden begroot op in totaal € 122,21 ter zake van reiskosten, verletkosten en kosten van uittreksels uit de openbare registers;
- wijst de gemeente Graafstroom aan als de rechtspersoon die voormelde kosten dient te vergoeden.
Aldus gegeven door mr. B.M. van Dun, voorzieningenrechter, en door deze en
mr. I. Dijkman, griffier, ondertekend.
De griffier, De voorzieningenrechter,
Uitgesproken in het openbaar op: 14 november 2002
Afschrift verzonden op:
Tegen deze uitspraak, voor zover het betreft de uitspraak in de hoofdzaak, kan een belanghebbende beroep instellen. Het instellen van het beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag, binnen zes weken na dagtekening van verzending van deze uitspraak.