ECLI:NL:RBDOR:2004:AO2285

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
22 januari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
11/005322-03
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Mr. drs. T.F. van der Lugt
  • M.A.C. Prins
  • I.M.A. de Graaf
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van ontuchtige handelingen door vader met zijn minderjarige dochter

In deze zaak heeft de Rechtbank Dordrecht op 22 januari 2004 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vader die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met zijn minderjarige dochter. De tenlastelegging omvatte het dwingen van zijn dochter tot het plegen en dulden van ontuchtige handelingen, waaronder het betasten van haar ontblote borsten en vagina, en het zich door haar in zijn ontblote ballen laten knijpen. De feiten zouden zich hebben afgespeeld tussen 1 januari 2000 en 15 januari 2003 in Dordrecht en Hendrik-Ido-Ambacht.

Tijdens de zitting op 8 januari 2004 heeft de rechtbank de processtukken en de vordering van de officier van justitie bestudeerd, evenals de verdediging van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen belemmeringen waren voor de ontvankelijkheid van de officier van justitie. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet schuldig was aan de tenlastegelegde feiten en voerde een bewijs- en strafmaatverweer.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat de verdachte zijn dochter had gedwongen tot ontuchtige handelingen. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de verdachte zich op een bizarre wijze had gepresenteerd in zijn poging om zijn dochter een les in zelfverdediging te geven, dit niet als een ontuchtige handeling kon worden aangemerkt. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten, inclusief de subsidiaire beschuldigingen, en heeft het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Tegenspraak
Parketnummer: 11/005322-03
Zittingsdatum: 08 januari 2004
Uitspraak: 22 januari 2004
VERKORT STRAFVONNIS
De rechtbank Dordrecht heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting vonnis gewezen in de zaak tegen:
[naam verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
wonende te [adres, woonplaats].
De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de
vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren
heeft gebracht.
1. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2000 tot en met 15 januari 2003 te Dordrecht en/of te Hendrik-Ido-Ambacht,
door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], zijnde zijn, verdachtes, dochter, heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit - zakelijk weergegeven -
- het betasten van de (ontblote) borsten en/of de (ontblote) vagina van die [slachtoffer] en/of
- het zich door die [slachtoffer] in zijn, verdachtes (ontblote) ballen laten knijpen,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit dat hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal, - zakelijk weergegeven -
- de kleding van die [slachtoffer] heeft uitgetrokken en/of
- die [slachtoffer] heeft tegengehouden toen die [slachtoffer] de woning wilde verlaten en/of (vervolgens) tegen die [slachtoffer] gezegd dat ze naar haar kamer moest gaan en/of
- (terwijl die [slachtoffer] in een afhankelijkheidsrelatie met hem, verdachte, verkeerde en/of met zijn, verdachtes, psychische overwicht, dat hij, verdachte op die [slachtoffer] had) die [slachtoffer] aan zijn, verdachtes, wil heeft onderworpen en/of de wil van die [slachtoffer] heeft gemanipuleerd, althans als vader van die [slachtoffer] en/of als persoon die de zorg over die [slachtoffer] had, een uit feitelijke verhoudingen voortvloeiende overwicht op die [slachtoffer] heeft gehad;
SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2000 tot en met 15 januari 2003 te Dordrecht en/of te Hendrik-Ido-Ambacht,
ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige dochter, te weten [slachtoffer], geboren op [datum],
bestaande die ontucht hierin dat hij, verdachte,
- de (ontblote) borsten en/of de (ontblote) vagina van die [slachtoffer] heeft betast en/of
- zich door die [slachtoffer] in zijn, verdachtes (ontblote) ballen heeft laten knijpen.
2. De voorvragen
2.1 De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
2.2 De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
2.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
2.4 De schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken.
3. Het onderzoek ter terechtzitting
3.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft -het primair ten laste gelegde bewezen achtend- gevorderd overeenkomstig de als bijlage 2 aan dit vonnis gehechte vordering ter terechtzitting.
3.2 De verdediging
De verdediging heeft naast een bewijsverweer ook een strafmaatverweer gevoerd.
4. De bewijsbeslissingen
4.1 De vrijspraak
De rechtbank heeft uit het onderzoek ter terechtzitting door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat verdachte zijn dochter [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, zoals in de dagvaarding primair ten laste is gelegd. De rechtbank zal verdachte daarom hiervan vrijspreken.
De rechtbank heeft uit het onderzoek ter terechtzitting door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen evenmin de overtuiging bekomen dat verdachte ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige dochter [naam slachtoffer], zoals in de dagvaarding subsidiair ten laste is gelegd. De rechtbank zal verdachte daarom tevens van het subsidiair ten laste gelegde vrijspreken.
In het onderhavige strafdossier bevinden zich meerdere voor verdachte belastende verklaringen, die ieder voor zich als wettig bewijsmiddel gebezigd kunnen worden. Deze verklaringen vinden echter alle hun oorsprong in de verklaringen van het slachtoffer, verdachtes dochter [naam slachtoffer]. Op zich behoeft dit een bewezenverklaring van het tenlastegelegde niet in de weg te staan, maar in casu is de rechtbank door de overige inhoud van het strafdossier en het onderzoek ter terechtzitting niet voldoende overtuigd geraakt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan hetgeen hem wordt verweten. Bij twijfel dient de beslissing in het voordeel van de verdachte uit te vallen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, en verdachte heeft dit ook toegegeven, dat verdachte in de ten laste gelegde periode zich door zijn dochter [naam slachtoffer] in zijn (ontblote) ballen heeft laten knijpen. Verdachte, zo stelt hij, had hiermee de bedoeling zijn dochter een les in zelfverdediging te geven. Uit de stukken, noch op grond van het verhandelde ter terechtzitting is de rechtbank gebleken dat verdachte oneerbare en ontuchtige bedoelingen had. Op grond hiervan stelt de rechtbank zich op het standpunt dat verdachte weliswaar op een -opvoedkundig gezien- bizarre wijze uitvoering heeft gegeven aan zijn intentie, doch dat niet kan worden geoordeeld dat de betreffende handeling als ontuchtig dient te worden aangemerkt.
5. De beslissing
De rechtbank
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het in de dagvaarding onder primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
heft op het -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door:
Mr. drs. T.F. van der Lugt, voorzitter,
en mrs. I.M.A. de Graaf en M.A.C. Prins, rechters,
in tegenwoordigheid van D.J. Boogert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 januari 2004.