RECHTBANK DORDRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Tegenspraak
Parketnummer: 11/005642-03
Zittingsdatum : 11 maart 2004
Uitspraak : 25 maart 2004
De rechtbank Dordrecht heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting vonnis gewezen in de zaak tegen:
[ Verdachte ]
geboren op te,
wonende te,
thans verblijvende in de P.I. te.
De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de
vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren
heeft gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 01 december 2003 te Oud-Beijerland, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer 1] bij de keel heeft gepakt en/of (vervolgens) de keel van die [slachtoffer 1] heeft dichtgeknepen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 02 december 2003 te Oud-Beijerland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer 1] bij de keel heeft gepakt en/of (vervolgens) de keel van die [slachtoffer 1] heeft dichtgeknepen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 december 2002 tot en met 30 november 2003 te Oud-Beijerland, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of tegen het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 02 december 2003 tot en met 03 december 2003 te Oud-Beijerland, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of één of meer ander(en) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling en/of met brandstichting en/of met enig misdrijf waardoor de algemene veiligheid van een of meer goed(eren) en/of perso(o)n(en) in gevaar wordt gebracht, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] dreigend de woorden toegevoegd:
"Ik snijd jullie kelen door!" en/of "Ik kom langs en steek samen met enkele vrienden
jullie huis in de fik!" en/of "Ik kom hier de boel verbouwen" en/of "Als jullie de deur niet open doen, dan trap ik die in", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of (daarbij) meermalen, althans eenmaal, tegen de/een (voor)deur van de woning van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 3] heeft geschopt en/of getrapt en/of gebonkt en/of een snijbeweging langs de keel gemaakt;
5.
hij op of omstreeks 03 december 2003 te Oud-Beijerland, in elk geval in Nederland,
toen de aldaar dienstdoende [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] en/of [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4] en/of [verbalisant 5] en/of [verbalisant 6] (opsporingsambtena-(a)r(en) in dienst van politie Zuid-Holland-Zuid) verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 285 en/of 138/45 en/of 350 van het Wetboek van Strafrecht, in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, had(den) aangehouden en vastgegrepen, althans vast had(den) teneinde hem ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening zijner/hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig (hevig) te rukken en te trekken in een andere richting dan waarin bovengenoemde opsporingsambtena(a)r(en) hem, verdachte, wilde(n) brengen.
2.1 De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
2.2 De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
2.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
2.4 De schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken.
3. Het onderzoek ter terechtzitting
3.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft -het onder 1. en 2. impliciet primair, het onder 3. impliciet subsidiair en het onder 4. en 5. ten laste gelegde bewezen achtend- gevorderd de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk met eem proeftijd van twee jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen, hem te geven door of namens DeltaBouman - Verslavingsreclassering te Dordrecht, zolang deze instelling dat nodig oordeelt, ook indien zulks inhoudt opname in De Loodds van DeltaBouman te Poortugaal en een vervolgbehandeling, voor zolang de behandelaar dat nodig acht.
3.2 De verdediging
De verdediging heeft naast een bewijsverweer ook een strafmaatverweer gevoerd.
4.1 De vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte onder 2. impliciet primair en onder 3. is tenlastegelegd.
Ten aanzien van het onder 2. impliciet primair tenlastegelegde:
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte op 1 december 2003 het slachtoffer bij de keel heeft gepakt en dat hij de keel heeft dichtgeknepen. De rechtbank oordeelt echter dat dit geweld niet kan worden gerubriceerd als het plegen van poging tot doodslag. Dit oordeel berust voor de rechtbank in het bijzonder op de overweging dat, zoals het slachtoffer heeft verklaard, verdachte het slachtoffer bij haar keel beet pakte en het slachtoffer vervolgens voelde dat verdachte probeerde haar met kracht achteruit te duwen. Uit de wijze waarop verdachte het geweld tegen het slachtoffer heeft gepleegd kan onvoldoende blijken van opzet - ook niet in de zin van voorwaardelijk opzet - gericht op de dood van het slachtoffer. Verdachte zal daarom van het impliciet primair tenlastegelegde, te weten poging tot doodslag, worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 3. tenlastegelegde:
Naar het oordeel van de rechtbank zijn er in het dossier en gedurende de terechtzitting onvoldoende bewijsmiddelen naar voren gekomen die kunnen leiden tot bewezenverklaring van het onderhavige tenlastegelegde feit. Er is immers slechts de verklaring van het slachtoffer. De verklaring van de getuige [ ] is daarnaast te weinig expliciet om als ondersteunend bewijs te dienen. Verdachte zal daarom van het onder 3. tenlastegelegde feit worden vrijgesproken.
4.2 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
1.
op 01 december 2003 te Oud-Beijerland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen die [slachtoffer 1] bij de keel heeft gepakt en (vervolgens) de keel van die [slachtoffer 1] heeft dichtgeknepen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
op 02 december 2003 te Oud-Beijerland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtopffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 1] bij de keel heeft gepakt en (vervolgens) de keel van die [slachtoffer 1] heeft dichtgeknepen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
op tijdstip(pen) in de periode van 02 december 2003 tot en met 03 december 2003 te Oud-Beijerland, telkens [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met brandstichting en met enig misdrijf waardoor de algemene veiligheid van goederen in gevaar wordt gebracht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] dreigend de woorden toegevoegd:
"Ik snijd jullie kelen door!" en "Ik kom langs en steek samen met enkele vrienden
jullie huis in de fik!" en "Ik kom hier de boel verbouwen" en "Als jullie de deur niet open doen, dan trap ik die in" en (daarbij) meermalen tegen de (voor)deur van de woning van die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] heeft geschopt en/of getrapt en gebonkt en een snijbeweging langs de keel heeft gemaakt;
5.
op 03 december 2003 te Oud-Beijerland, toen de aldaar dienstdoende [verbalisant 1] en [verbalisant 2] en [verbalisant 3] en [verbalisant 4] en [verbalisant 5] en [verbalisant 6] (opsporingsambtenaren in dienst van politie Zuid-Holland-Zuid) verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 285 en 138/45 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, op heterdaad ontdekt, hadden aangehouden en vastgegrepen, teneinde hem ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig (hevig) te rukken en te trekken in een andere richting dan waarin bovengenoemde opsporingsambtenaren hem, verdachte, wilden brengen.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
4.3 Nadere bewijsoverweging
Ter terechtzitting heeft het slachtoffer [slachtoffer 1] als getuige een verklaring afgelegd omtrent de aan verdachte onder 1. en 2. tenlastegelegde feiten. Hierbij heeft zij (onder meer) verklaard dat zij wel ruzie heeft gehad met verdachte maar dat zij enkel elkaar geduwd hebben en een klap hebben gegeven. Zij heeft verklaard dat zij in haar aangifte onder invloed van drugs de gebeurtenissen heeft overdreven en dat een en ander niet is gebeurd zoals is tenlastegelegd. Voorts heeft zij verklaard dat zij haar verklaringen bij de politie onder druk van haar ouders heeft afgelegd.
De rechtbank zal de door [slachtoffer 1] ter terechtzitting als getuige afgelegde verklaring bij de beoordeling van het tenlastegelegde onder 1. en 2. buiten beschouwing laten op grond van de navolgende overweging.
De rechtbank heeft bij lezing van het dossier en tijdens de terechtzitting niet kunnen constateren, noch de overtuiging gekregen, dat getuige destijds haar verklaringen bij de politie onder druk van anderen of onder invloed van drugs heeft afgelegd. Ook heeft de rechtbank op grond van de door [slachtoffer 1] ter terechtzitting afgelegde verklaring niet de overtuiging gekregen dat de aan verdachte onder 1. en 2. tenlastegelegde feiten niet door hem zijn gepleegd. Aan dit oordeel draagt bij het feit dat de door [slachtoffer 1] bij de politie afgelegde verklaringen overeenkomen met de door verdachte afgelegde verklaringen. Haar verklaring ter terechtzitting afgelegd staat ook haaks op hetgeen in getuigenverklaringen over haar situatie naar voren is gekomen.
4.4 De bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Het bewezenverklaarde levert op:
1.
POGING TOT DOODSLAG, meermalen gepleegd;
2.
POGING TOT ZWARE MISHANDELING;
4.
BEDREIGING MET ENIG MISDRIJF TEGEN HET LEVEN GERICHT, meermalen gepleegd;
BEDREIGING MET BRANDSTICHTING;
BEDREIGING MET ENIG MISDRIJF WAARDOOR DE ALGEMENE VEILIGHEID VAN PERSONEN OF GOEDEREN IN GEVAAR WORDT GEBRACHT, meermalen gepleegd;
5.
WEDERSPANNIGHEID, meermalen gepleegd.
6. De strafbaarheid van de verdachte
Omtrent verdachte is op 10 februari 2004 gerapporteerd door psycholoog drs. A. van Dijk, GZ-psycholoog. In de rapportage komt de deskundige tot de conclusie dat de ten laste gelegde feiten verdachte in sterk verminderde mate toe te rekenen zijn.
De rechtbank heeft kennis genomen van de conclusie van voornoemde deskundige met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte en kan zich daarmee, gezien de onderbouwing ervan, verenigen, zodat de rechtbank deze conclusie overneemt. Zij is van oordeel dat op grond van het strafdossier, het verhandelde ter terechtzitting en het rapport van voornoemde deskundige de ten laste gelegde feiten in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden gebleken, die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar voor de door hem gepleegde feiten.
7. De redenen, die de straf hebben bepaald of tot de maatregel hebben geleid
7.1 Strafmotivering
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zijn vriendin, waarmee hij samenwoont en met wie hij een dochter heeft, zonder noemenswaardige aanleiding, meerdere malen zodanig bij haar keel gepakt en deze keel dicht geknepen dat zij zeer wel daardoor had kunnen komen te overlijden dan wel hieraan zwaar lichamelijk letsel had kunnen overhouden.
Geweldsfeiten - meer in het bijzonder huiselijk geweld als het onderhavige - hebben een grote impact op betrokkenen en kunnen leiden tot langdurige psychische schade. Dat genoemde feiten zijn gepleegd in hun gemeenschappelijke woning - een plaats waar men zich vrij en beschermd zou moeten voelen - maakt één en ander des te ernstiger. Ook in de samenleving veroorzaken dergelijke delicten gevoelens van angst en onveiligheid.
Voorts heeft verdachte, toen zijn vriendin met medeneming van hun dochter was gevlucht, zijn dochter bij zijn schoonouders gezocht. Toen bleek dat zijn dochter daar niet verbleef, heeft hij zijn schoonouders en de broer van zijn vriendin meerdere malen en op diverse manieren bedreigd. Dergelijke bedreigingen, die onder meer tegen het leven waren gericht, maken op grove wijze inbreuk op gevoelens van veiligheid van de slachtoffers en leiden tevens tot grote gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij in het algemeen.
Toen de politie, naar aanleiding van de bovenstaande strafbare feiten, verdachte wilde aanhouden heeft hij zich daartegen lijfelijk verzet. Dit handelen van verdachte vormt een ernstige inbreuk op en ondermijning van het respect en het gezag dat ten aanzien van ambtenaren die al dan niet geüniformeerd hun publieke taken verrichten, dient te worden betracht en gerespecteerd.
Tegen de geweldsdelicten als hiervoor genoemd dient naar het oordeel van de rechtbank streng te worden opgetreden.
De rechtbank betrekt bij haar oordeelsvorming omtrent de strafmodaliteit en de duur daarvan de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals deze uit de voorlichtings-rapporten van DeltaBouman Verslavingsreclassering d.d. 5 december 2003 en 27 februari 2004 en ook overigens ter terechtzitting zijn gebleken. Zij houdt daarbij tevens rekening met het feit dat verdachte eerder met de strafrechter in aanraking is gekomen ter zake van geweldsdelicten.
Voorts heeft de rechtbank in haar oordeel betrokken hetgeen over verdachte naar voren is gekomen in de hiervoor onder 6. genoemde rapportage van psycholoog drs. A. van Dijk.
Alles afwegend acht de rechtbank het opleggen van een gevangenisstraf geïndiceerd.
Tevens acht zij voldoende redenen aanwezig daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen teneinde verdachte ervan te weerhouden wederom strafbare feiten te plegen, in het bijzonder nogmaals geweld te gebruiken in de relationele sfeer.
Op grond van de hiervoor genoemde rapportages acht de rechtbank het voorts van wezenlijk belang dat verdachte na zijn detentie zal worden begeleid door DeltaBouman Verslavingsreclassering en een behandeling bij de afdeling De Loodds van DeltaBouman ondergaat. Om deze behandeling mogelijk te maken zal de rechtbank aan het voorwaardelijk op te leggen deel van de vrijheidsstraf een bijzondere voorwaarde verbinden.
8. De toepasselijke wettelijke voorschriften
De opgelegde straf of maatregel is gegrond op de volgende wettelijke voorschriften:
de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 45, 57, 180, 285, 287 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3. ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals vermeld onder 4.2 van dit vonnis;
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart dat het bewezenverklaarde de onder 5. vermelde strafbare feiten oplevert;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte wegens deze feiten tot:
een GEVANGENISSTRAF voor de duur van 12 (TWAALF) MAANDEN,
met bepaling dat een gedeelte van deze straf - groot 4 (VIER) MAANDEN - niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij een rechter later anders mocht gelasten op de grond dat veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of niet heeft nageleefd de na te noemen bijzondere voorwaarde;
stelt daarbij als BIJZONDERE VOORWAARDE, dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen, hem te geven door of namens DeltaBouman - Verslavingsreclassering te Dordrecht, zolang deze instelling dat nodig oordeelt, ook indien zulks inhoudt opname in De Loodds van DeltaBouman te Poortugaal en een vervolgbehandeling, voor zolang de behandelaar dat nodig acht;
verstrekt aan voornoemde instelling de opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde;
met bepaling dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. drs. T.F. van der Lugt, voorzitter,
mrs. I.M.A. de Graaf en M.G.L. de Vette, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.E. Boekholtz, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 maart 2004.