ECLI:NL:RBDOR:2004:AP1893
Rechtbank Dordrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot vaststelling en tenuitvoerlegging van declaratie door de Raad van Toezicht van de Orde van Advocaten
In deze zaak heeft mr. verzoeker, advocaat en procureur, op 16 januari 2004 een verzoek ingediend bij de Rechtbank Dordrecht. Het verzoek was gericht op het vaststellen en bevelen van de tenuitvoerlegging van een begroting van een declaratie, opgesteld door de Raad van Toezicht van de Orde van Advocaten in Amsterdam op 18 november 2003. Deze declaratie betrof een bedrag van € 15.000,- inclusief BTW en verschotten voor werkzaamheden verricht tussen 7 februari 1992 en 25 maart 1997. Belanghebbende, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J. Bos, heeft verweer gevoerd tegen de betaling van deze declaratie, met als argument dat mr. verzoeker ten onrechte een honorarium in rekening heeft gebracht, omdat zij ervan uit mocht gaan dat hij op toevoegingsbasis had gewerkt.
Tijdens de zitting op 1 april 2004 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Mr. verzoeker steunde de begroting van de Raad, terwijl belanghebbende haar bezwaren herhaalde, waaronder het beroep op rechtsverwerking en verjaring. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de weigering van belanghebbende om te betalen niet voortkwam uit een geschil over de hoogte van het gefactureerde bedrag, maar uit de stellingen van belanghebbende over de rechtsgrond van de declaratie.
De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de procedure die mr. verzoeker heeft gevolgd niet geschikt was voor de behandeling van de verweren die door belanghebbende zijn aangevoerd. De summiere procedure van de Wet tarieven in burgerlijke zaken is enkel bedoeld voor geschillen over de hoogte van declaraties en niet voor de onderhavige situatie. Daarom heeft de voorzieningenrechter mr. verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek. Deze beslissing is genomen door mr. L.M. Croes en uitgesproken op 1 juni 2004.