ECLI:NL:RBDOR:2004:AS4318

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
15 oktober 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 04/ 22
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de verzekeringsplicht van overblijfkrachten in het onderwijs

In deze zaak heeft de Rechtbank Dordrecht op 15 oktober 2004 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een sociaal-culturele non-profitinstelling, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De zaak betreft de vraag of de overblijfkrachten op basisscholen in een verzekeringsplichtige dienstbetrekking staan tot eiseres. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van verweerder, waarin werd gesteld dat de overblijfkrachten verplicht verzekerd zijn onder de werknemersverzekeringswetten. Eiseres betwistte dit en stelde dat er geen sprake was van een privaatrechtelijke dienstbetrekking, omdat niet aan de drie voorwaarden voor een dergelijke relatie was voldaan: gezagsverhouding, verplichting tot loonbetaling en verplichting tot persoonlijke dienstverrichting.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de arbeidsverhouding tussen eiseres en de overblijfkrachten onderzocht. Het oordeel van de rechtbank was dat de overblijfkrachten in de dagelijkse praktijk niet onder gezag van eiseres werkten. De rechtbank oordeelde dat verweerder onvoldoende had aangetoond dat er sprake was van een gezagsverhouding, en dat het bestreden besluit niet deugdelijk was gemotiveerd. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres gegrond, vernietigde het besluit van verweerder en veroordeelde verweerder in de proceskosten van eiseres.

De uitspraak benadrukt het belang van de feitelijke uitvoering van de werkzaamheden en de werkelijke invulling van de arbeidsverhouding, in plaats van de formele kwalificaties die partijen aan hun relatie geven. De rechtbank concludeerde dat de overblijfkrachten in feite zelfstandig opereerden en dat de organisatie van het overblijven voornamelijk door hen zelf werd vormgegeven, zonder dat eiseres daadwerkelijk gezag uitoefende.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector Bestuursrecht
Reg.nr : AWB 04/22
Uitspraak in de zaak van
[eiseres], eiseres,
gemachtigde: mr. A. Quispel, advocaat te Oud-Beijerland
tegen
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Verweerder heeft bij besluit van 11 maart 2003 eiseres bericht, dat de bij haar werkzame overblijfkrachten verplicht verzekerd zijn ingevolge de werknemersverzekeringswetten.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 15 april 2003 bezwaar gemaakt bij verweerder.
Bij besluit van 17 december 2003 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 7 januari 2004 beroep ingesteld bij de rechtbank Dordrecht.
De zaak is op 9 september 2004 ter zitting van een enkelvoudige kamer behandeld.
Voor eiseres is ter zitting verschenen als gemachtigde mr. C.A. Pors, vergezeld van de heer Th. A. van de Brug, werkzaam bij eiseres.
Verweerder is, zoals aangekondigd, niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
Een werknemer in de zin van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), de Werkloosheidswet (WW), de Ziektewet (ZW) en de Ziekenfondswet (ZFW) is verplicht sociaal verzekerd ingevolge deze wetten. Bij verwezenlijking van de in deze wetten omschreven risico's kan, onder nadere voorwaarden, voor de werknemer een recht op uitkering of verstrekking ontstaan. De werkgever is verplicht over het aan de werknemer betaalde loon premie ingevolge de werknemersverzekeringswetten af te dragen aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
Artikel 3 van de WAO, de WW en de ZW luidt: "Werknemer is de natuurlijke persoon, jonger dan 65 jaar, die in privaatrechtelijke of in publiekrechtelijke dienstbetrekking staat."
Van een privaatrechtelijke dienstbetrekking is sprake, indien de arbeidsverhouding voldoet aan drie voorwaarden:
1. de werkzaamheden worden verricht op basis van een gezagsverhouding,
2. er is een verplichting tot loonbetaling, en
3. er is een verplichting tot persoonlijke dienstverrichting.
Blijkens de "Wijziging Beleidsregels beoordeling dienstbetrekking", meer in het bijzonder bijlage III daarvan, onder Leeswijzer en onder 5. Bijzondere situaties Profit of non-profit hanteert verweerder onder meer het volgende beleid: "Voor de beoordeling van een specifieke arbeidsrelatie geeft deze bijlage inzicht in en duidelijkheid over de daarbij te hanteren uitgangspunten." (...) "Professionele organisaties die opereren op de commerciële markt - en veelal worden gekenmerkt door een strakke organisatie - worden veelal verondersteld gezag uit te oefenen over degenen die de arbeid verrichten. Het ontbreken van een gezagsverhouding is dan niet goed denkbaar. De opdrachtgever is in zijn commerciële belang immers afhankelijk van de prestaties van die docenten.
In non-profitorganisaties, zoals de meeste sociaal-culturele instellingen, buurthuizen, clubhuizen en sportverenigingen, wordt doorgaans minder snel een gezagsverhouding aangenomen. Daarbij speelt een rol dat de leiding van de organisatie veelal in handen is van vrijwilligers en niet voldoende professioneel is om inhoudelijk sturing te geven."
Artikel 45 van de Wet op het primair onderwijs luidt, voorzover van belang: "Het bevoegd gezag stelt leerlingen in de gelegenheid onder toezicht de middagpauze in het schoolgebouw en op het terrein van de school door te brengen. De kosten die hieruit voortvloeien komen voor rekening van de ouders, voogden of verzorgers. Het bevoegd gezag kan de overblijfmogelijkheid zelf organiseren. Indien leerlingen van de mogelijkheid bedoeld in de eerste volzin gebruik maken, draagt het bevoegd gezag zorg voor een verzekering tegen wettelijke aansprakelijkheid."
Blijkens het bestreden besluit stelt verweerder zich - kort weergegeven - op het standpunt, dat de overblijfkrachten tot eiseres in een privaatrechtelijke dienstbetrekking staan.
In beroep is namens eiseres - kort weergegeven - aangevoerd dat van privaatrechtelijke dienstbetrekkingen tussen eiseres en de overblijfkrachten geen sprake is, omdat aan geen van de drie daarvoor geldende voorwaarden is voldaan.
De rechtbank overweegt als volgt.
Op basis van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten.
Eiseres is een sociaal-culturele non-profitinstelling die voornamelijk cursussen verzorgt, maar zich ook bezig houdt met kinderopvang, peuterspeelzaal, jongeren- en ouderenwerk en wijkopbouw. Daartoe beschikt eiseres over enkele beroepskrachten; overigens maakt eisers gebruik van vrijwilligers. Eiseres heeft op verzoek van het gemeentebestuur de organisatie op zich genomen van het tijdens de middagpauze overblijven van leerlingen op vijf openbare basisscholen in Numansdorp en in Klaaswaal. Dit is een deeltaak van eiseres, die wordt gefinancierd uit de ouderbijdragen en uit subsidie van de gemeente Cromstrijen. Mede ten behoeve van de gemeente als subsidiegever is vanwege eiseres in 1999 een beleidsnotitie "overblijven" opgesteld, met daarin onder meer een overzicht van taken en verantwoordelijkheden van het bestuur van eiseres, een beroepskracht, de 'werkgroep overblijven' en de overblijfkrachten. In de notitie wordt onder meer melding gemaakt van sollicitaties van overblijfkrachten en een (evaluatie na een) proefperiode van twee maanden. Naar ter zitting namens eiseres is verklaard is er in de dagelijkse praktijk geen sprake van sollicitaties, evaluaties en proefperiodes.
De werkgroep bestaat uit vrijwilligers. Per school is er een contactpersoon lid van de werkgroep. Indien een lid van de werkgroep opzegt zijn de overblijfkrachten verantwoordelijk voor de opvolging. De werkgroep verzorgt de coördinatie van de overblijfwerkzaamheden. De leden van de werkgroep zijn aanspreekpunt voor de dagelijkse gang van zaken.
Tijdens de middagpauzes zorgen de overblijfkrachten voor opvang van en toezicht op de leerlingen. Zij zijn verantwoordelijk voor de dagelijkse gang van zaken, waaronder de inning en de uitbetaling van de gelden. De overblijfkrachten ontvangen een bedrag van ? 5,67 per uur. De werkzaamheden nemen doorgaans anderhalf uur per dag in beslag. Via eiseres zijn de overblijfkrachten verzekerd tegen wettelijke aansprakelijkheid en ongevallen. De groep van overblijfkrachten bestaat uit ouders van (voormalige) leerlingen van de scholen, maar ook uit 'niet-ouders'. Bij verhindering van een overblijfkracht dient de betreffende contactpersoon (lid van de werkgroep) te worden benaderd, die voor vervanging zorgdraagt.
Eiseres sluit met de overblijfkrachten een 'overeenkomst tot opdracht (voor het verrichten van enkele diensten)'.
Verweerder is tot zijn bestreden besluit gekomen naar aanleiding van een op 1 oktober 2002 uitgevoerde looncontrole bij eiseres over de jaren 1997 tot en met 2001.
Ten aanzien van de gezagsverhouding heeft verweerder in het bestreden besluit overwogen: "Er is sprake van een gezagsverhouding indien de werkgever in principe opdrachten en aanwijzingen kan geven en betrokkenen gehouden zijn daaraan te voldoen. Het is niet van belang of hier daadwerkelijk gebruik van wordt gemaakt. Verder bestaat een gezagsverhouding als de werkzaamheden kunnen worden gecontroleerd, betrokkenen ter verantwoording kunnen worden geroepen of als blijkt dat de werkgever sancties kan opleggen.
Bij de overblijfkrachten is dit het geval; u heeft de werkgroep "overblijven" ingesteld die onder uw verantwoordelijkheid de werkzaamheden van de overblijfkrachten regelt en die de overeenkomst met hen kan opzeggen bij disfunctioneren. Volgens u zou dit alleen in zeer uitzonderlijke situaties kunnen en is er nog nooit gebruik van gemaakt, maar dit neemt niet weg dat de mogelijkheid tot ontslag wel bestaat.
Ook nemen wij in aanmerking dat bepaalde functies in een relatief grote mate van vrijheid kunnen worden uitgeoefend. Men kan hier denken aan functies die een gespecialiseerde kennis vereisen, maar ook aan relatief eenvoudige werkzaamheden die zonder direct toezicht worden uitgeoefend. Deze vrijheid kan in dit geval inherent worden geacht aan de aard van de werkzaamheden en staat als zodanig niet in de weg aan het aannemen van werkgeversgezag. Het blijft immers mogelijk dat in voorkomende gevallen aanwijzingen worden gegeven of dat achteraf controle wordt uitgeoefend op gewerkte uren en behaalde resultaten.
Bij de overblijfkrachten gaat het naar onze mening inderdaad om eenvoudige werkzaamheden waarop geen direct toezicht van uw kant nodig is.
Voor het overige merken wij nog het volgende op.
Uwerzijds is gesteld dat niet u de verantwoordelijkheid draagt voor het overblijven, maar de betrokken basisscholen. Dit bestrijden wij ook niet. Echter, o.i. bent u wel verantwoordelijk voor het functioneren van de overblijfkrachten, aangezien u deze taak t.o.v. de basisscholen op u heeft genomen.
Voorts is door u o.a. een beroep gedaan op jurisprudentie inzake vrijwilligers en een vereniging waarbij de arbeidsverhouding vooral berustte op familie- vriendschaps- en nabuurschapsbanden, waarbij geen gezagsverhouding aanwezig werd geacht Wij menen achter dat hiervan in het geval van de overblijfkrachten geen sprake is; gelet op o.a. de schriftelijke overeenkomst is o.i. sprake van een zakelijke band tussen u en de overblijfkrachten, wat ook hun eventuele ideële motieven mogen zijn. Hierbij achten wij van belang dat maatschappelijk werk voor u een kerntaak is."
De rechtbank overweegt, dat uit de gedingstukken en het verhandelde ter zitting het beeld naar boven komt van een instelling (eiseres), die op verzoek van de gemeente de organisatie van het 'overblijven' op zich heeft genomen, waarbij als gevolg van de toenemende vraag naar overblijfmogelijkheden, het belang dat de wet, ouders en scholen daaraan hechten en de daarmee gemoeide financiën (waaronder subsidie), getracht is de organisatie van het overblijven een professioneel aanzien te geven. Daartoe is een beleidsnotitie opgesteld en wordt gewerkt met 'overeenkomsten tot opdracht' tussen eiseres en de overblijfkrachten.
De vraag is evenwel of dit beeld bij de daadwerkelijke uitvoering van de werkzaamheden van de overblijfkrachten zodanig vorm heeft gekregen, dat geoordeeld moet worden dat de overblijfkrachten onder gezag van eiseres werkzaam zijn.
Bij de beantwoording van die vraag is niet doorslaggevend welke kwalificatie partijen aan hun arbeidsverhouding hebben gegeven, doch evenmin hetgeen partijen aan rechten en plichten in een overeenkomst dan wel anderszins schriftelijk hebben vastgelegd. Van beslissender belang zijn de feiten en omstandigheden bij de uitvoering van de werkzaamheden en de daadwerkelijke invulling die partijen aan hun arbeidsverhouding geven.
De rechtbank markeert hierbij dat in de dagelijkse organisatie van de werkzaamheden de zogenoemde 'werkgroep overblijven' een spilfunctie heeft. Volgens het bestreden besluit heeft eiseres de werkgroep ingesteld, die onder haar verantwoordelijkheid de werkzaamheden van de overblijfkrachten regelt. De werkgroep bestaat uit vrijwilligers, waarbij iedere school een contactpersoon in de werkgroep heeft. Bij opzegging verzorgen de overblijfkrachten de opvolging in de werkgroep.
De rechtbank stelt vast, dat verweerder niet heeft overwogen, dat de leden van de werkgroep tot eiseres in een privaatrechtelijke dienstbetrekking staan noch wat de verantwoordelijkheid van eiseres voor de werkgroep daadwerkelijk inhoudt. De rechtbank stelt vervolgens vast dat, behoudens het tekenen van de 'overeenkomst tot opdracht', niet is gebleken van enige bemoeienis van eiseres met de overblijfkrachten en hun werkzaamheden. Althans, daarvan is niet gebleken bij gelegenheden als een beoordeling van de geschiktheid voor de functie, het corrigerend optreden bij klachten, en het beëindigen van de arbeidsverhouding.
De rechtbank acht voldoende aannemelijk, dat deze situatie reeds enkele jaren zo voortduurt, waarbij zich een discrepantie aftekent tussen de professionele uitstraling die eiseres beoogt en de daadwerkelijke dagelijkse gang van zaken, die er in de kern op lijkt neer te komen dat de overblijfkrachten zelf - door middel van de uit hen samengestelde werkgroep - het overblijven vorm geven en uitvoeren.
Mede gegeven de aard van de organisatie van eiseres, een sociaal-culturele non-profitinstelling en verweerders beleid terzake, is de rechtbank op grond van het bovenstaande van oordeel, dat verweerder onvoldoende heeft aangetoond, dat er sprake is van een gezagsverhouding tussen eiseres en de overblijfkrachten.
Het bestreden besluit ontbeert aldus een deugdelijke motivering als bedoeld in artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
Met dit oordeel behoeft de rechtbank niet meer te treden in een beoordeling van de beroepsgronden die zien op de andere voorwaarden voor het bestaan van een privaatrechtelijke dienstbetrekking.
De rechtbank acht het beroep mitsdien gegrond.
De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres. Deze worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op ? 644,- terzake van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (uitgaande van 1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van ? 322,-). Het is de rechtbank niet gebleken dat eiseres nog andere proceskosten heeft moeten maken.
III. BESLISSING
De rechtbank Dordrecht:
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van ? 644,- en wijst het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
- bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan eiseres het door haar betaalde griffierecht ad ? 232,- vergoedt.
Aldus gegeven door mr. H. Bedee, rechter, en door deze en mr. S.M. Joseph, griffier, ondertekend.
De griffier, De rechter,
De griffier is verhinderd
te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op:
Afschrift verzonden op:
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende beroep instellen. Het instellen van beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht, binnen zes weken na dagtekening van verzending van deze uitspraak.