ECLI:NL:RBDOR:2004:AS5819

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
1 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
55448 fa rk 04-8085
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.M. Moolenburgh-Pelser
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek gezamenlijk gezag over minderjarige

In deze zaak hebben twee verzoeksters, die in een affectieve relatie staan tot de minderjarige, verzocht om gezamenlijk gezag over de minderjarige. De man, de biologische vader van het kind, heeft geen bezwaar tegen dit verzoek. De rechtbank heeft op 1 december 2004 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het verzoek is afgewezen. De verzoeksters hebben hun verzoek ingediend op 3 augustus 2004, met als doel gezamenlijk gezag te verkrijgen over de minderjarige, geboren op een bepaalde datum. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster 1 alleen het ouderlijk gezag heeft en dat de man het kind heeft erkend. Tijdens de zitting heeft de man verklaard dat hij geen bezwaar heeft tegen het gezamenlijk gezag.

De rechtbank heeft de wettelijke voorwaarden voor gezamenlijk gezag beoordeeld, zoals vastgelegd in artikel 1:253t lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. Dit artikel stelt dat de met het gezag belaste ouder samen met een ander, die in nauwe persoonlijke betrekking staat tot de minderjarige, het gezag kan uitoefenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeksters niet voldoende hebben aangetoond dat zij gedurende een aaneengesloten periode van een jaar gezamenlijk de zorg voor de minderjarige hebben gehad, zoals vereist door de wet. Verzoekster 2, de tante van het kind, heeft weliswaar regelmatig op het kind gepast, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet voldoet aan de wettelijke vereisten.

De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de moeder van het kind de mogelijkheid heeft om haar zus bij testament te benoemen tot voogdes, wat een alternatieve route biedt voor het regelen van de zorg voor het kind. Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot gezamenlijk gezag afgewezen, met de overweging dat de verzoeksters niet aan de wettelijke voorwaarden hebben voldaan.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector Civiel Recht
Beschikking van de enkelvoudige kamer
in de zaak van
1. (verzoekster 1)
wonende te (woonplaats),
verzoekster
2. (verzoekster 2),
wonende te (woonplaats),
verzoekster
procureur mr. M.G. Hoogerwerf.
Het procesverloop
Verzoeksters hebben bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 3 augustus 2004, de rechtbank verzocht hen gezamenlijk te belasten met het gezag ex artikel 253t lid 1 over (naam kind), geboren op (geboortedatum), uit de relatie van verzoekster 1 met (naam man).
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter terechtzitting met gesloten deuren op 4 november 2004.
Na uitroeping zijn verschenen:
- verzoekster 1 bijgestaan door mr. M.G. Hoogerwerf,
- de heer (naam), hierna te noemen de man.
De vaststaande feiten
Uit de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard is gebleken dat verzoekster 1 met de man een affectieve relatie heeft gehad waaruit op (geboortedatum) de minderjarige (naam kind) werd geboren. Op (datum) is (kind) erkend door de man.
Verzoekster 1 is van rechtswege alleen belast met het ouderlijk gezag over (naam kind).
Ter zitting is door de man verklaard dat er zijnerzijds geen bezwaar tegen bestaat dat het gezag door verzoeksters gezamenlijk wordt bekleed.
De beoordeling
Blijkens artikel 1: 253 t lid 1 Burgerlijk Wetboek biedt de wet de met het gezag belaste ouder de mogelijkheid samen met een ander dan die ouder, die in nauwe persoonlijke betrekking staat tot de minderjarige, het gezag uit te oefenen over die minderjarige. De wet stelt in het geval de minderjarige tevens in familierechtelijke betrekking tot de andere ouder staat de voorwaarde, naast het bestaan van nauwe persoonlijke betrekkingen tussen de minderjarige en de ander dan de ouder, dat de ouder en de ander gedurende ten minste een aaneengesloten periode van een jaar onmiddellijk voorafgaand aan het verzoek, gezamenlijke de zorg voor de minderjarige hebben gehad.
Ter onderbouwing van hun verzoek hebben verzoeksters gesteld dat zij in hetzelfde flatgebouw wonen en dat zij feitelijk reeds langer dan een jaar samen de zorg over (naam kind) uitoefenen. Die zorg bestaat daarin dat verzoekster 2, de tante van (naam kind), haar zeer regelmatig uit school haalt, dat zij zeer regelmatig op (naam kind) past en zij samen met haar zus, de moeder van (naam kind), beslissingen over de opvoeding van (naam kind) neemt.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de moeder van (naam kind) nog naar voren gebracht dat zij graag de verantwoordelijkheid van de opvoeding van (naam kind) met haar zus wil delen om mogelijk te maken dat, indien haar (moeder) iets mocht overkomen, haar zus dan voor (naam kind) kan zorgen.
Hoewel gesteld kan worden dat verzoekster 2 met enige regelmaat de zorg van de minderjarige op zich neemt, is de rechtbank evenwel van oordeel dat verzoeksters onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt dat er in de onderhavige situatie sprake is van een onafgebroken en aaneengesloten zorg voor de minderjarige zoals door de wetgever wordt bedoeld in artikel 1:253 t lid 2 sub a Burgerlijk Wetboek.
Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat de wet moeder de mogelijkheid biedt om haar zus bij testament te benoemen tot voogdes over haar dochter.
De rechtbank zal op grond van het bovenstaande het verzoek tot toewijzing van het gezamenlijk gezag aan verzoeksters, afwijzen.
De beslissing
De rechtbank:
Wijst af het verzoek van verzoeksters hen gezamenlijk te belasten met het gezag over de minderjarige (naam kind), geboren op (geboortedatum).
Deze beschikking is gegeven door mr. M.M. Moolenburgh-Pelser, tevens kinderrechter en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 december 2004.